In deze zaak gaat het om een vordering van [handelsnaam] tegen [gedaagde] naar aanleiding van een ontbinding van een aannemingsovereenkomst voor de bouw van een uitbouw aan de woning van [gedaagde]. De aannemer, [handelsnaam], had bij de Gemeente Almere geïnformeerd of een omgevingsvergunning nodig was en kreeg te horen dat dit niet het geval was. Op basis van deze informatie sloten partijen op 9 december 2016 een overeenkomst. Later bleek echter dat een vergunning wel vereist was, wat leidde tot de annulering van de overeenkomst door [gedaagde]. De aannemer vorderde betaling van gemaakte kosten en gederfde winst, maar de kantonrechter oordeelde dat beide partijen niet verwijtbaar waren voor de dwaling over de vergunning. De kantonrechter concludeerde dat de overeenkomst vernietigd moest worden wegens wederzijdse dwaling en dat [handelsnaam] alleen aanspraak kon maken op de gemaakte kosten voor de offerte en administratie, tot een bedrag van € 1.261,25. De gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten werden afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd.