In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 januari 2018 een beschikking gegeven inzake de machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [voornaam van minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om [voornaam van minderjarige] in een gesloten accommodatie te plaatsen voor de duur van zes maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, de moeder en de GI aanwezig waren. De vader is niet verschenen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam van minderjarige] onderhevig is aan ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen, waaronder suïcidaliteit en ongeoorloofd afwezig zijn. De GI heeft een machtiging gesloten jeugdhulp aangevraagd, omdat [voornaam van minderjarige] in de afgelopen periode een wisselend standpunt heeft ingenomen over haar verblijf bij de huidige instelling. De kinderrechter heeft de noodzaak van de gesloten jeugdhulp onderbouwd met verwijzingen naar de Jeugdwet en de ernst van de situatie van [voornaam van minderjarige].
Na beoordeling van de feiten en de verklaringen van de betrokkenen, heeft de kinderrechter geoordeeld dat de gesloten jeugdhulp noodzakelijk is om te voorkomen dat [voornaam van minderjarige] zich aan de hulpverlening onttrekt. De kinderrechter heeft de machtiging verleend, maar de duur beperkt tot drie maanden, met de verplichting dat binnen deze periode een plaatsing bij een andere instelling gerealiseerd moet worden. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.