ECLI:NL:RBMNE:2018:1474

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 april 2018
Publicatiedatum
13 april 2018
Zaaknummer
F.16/17/436
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om aanhouding van vereffening van vermogen in faillissement met betrekking tot vorderingen op KPMG en gemeente Rotterdam

Op 20 maart 2018 heeft de heer [naam verzoeker] een verzoek ingediend op grond van artikel 69 van de Faillissementswet (Fw) bij de rechtbank. Hij verzocht de curator te bevelen de vereffening van zijn vermogen, waaronder de verkoop van zijn woning en inboedel, te staken totdat er een definitieve beslissing is genomen op zijn klacht tegen KPMG bij de Accountantskamer. De verzoeker stelt dat de vorderingen die ten grondslag liggen aan zijn faillissement onterecht zijn en dat hij vorderingen heeft op KPMG, de gemeente Rotterdam en [naam organisatie]. De curator heeft op 6 april 2018 gereageerd en het verzoek niet-ontvankelijk verklaard, stellende dat het aanhouden van de vereffening niet in het belang van de boedel is en dat de klachten bij de Accountantskamer geen invloed hebben op de vorderingen van de gemeente en [naam organisatie].

De rechter-commissaris, P.J. Neijt, heeft op 10 april 2018 de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat het verzoek kan worden ontvangen. De rechter-commissaris heeft echter ook vastgesteld dat de curator zijn taak ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers moet uitvoeren en dat er geen rechtsregel is die de curator verplicht om een bepaalde volgorde aan te houden bij de vereffening van vermogensbestanddelen. De rechter-commissaris heeft de beleidskeuze van de curator om over te gaan tot verkoop van de woning en inboedel zonder verder onderzoek naar de vorderingen op KPMG te steunen, gezien het belang van de gezamenlijke schuldeisers bij een spoedige vereffening.

Uiteindelijk heeft de rechter-commissaris het verzoek van de heer [naam verzoeker] afgewezen, met de mogelijkheid om binnen vijf dagen na de beslissing hoger beroep aan te tekenen via een advocaat. De beslissing is op 10 april 2018 genomen en een kopie is naar de curator gestuurd.

Uitspraak

De heer mr. [naam verzoeker]
[adres]
[postcode] [woonplaats]
datum
10 april 2018
van
afdeling Toezicht
ons kenmerk
F.16/17/436
uw kenmerk
verzoekschrift ex 69 Fw
cc
curator
onderwerp
[naam verzoeker] / faillissement
Geachte heer [naam verzoeker] ,
Op 20 maart 2018 heeft u een verzoek gedaan op grond van artikel 69 Faillissementswet (Fw). Op 21 maart 2018 heb ik een tussenbeslissing gegeven en de curator in de gelegenheid gesteld op uw verzoek te reageren. De curator heeft op 6 april 2018 op het verzoek gereageerd.
Het verzoek vat ik als volgt samen. U heeft gevraagd de curator te bevelen de verdere vereffening van uw vermogen, met name de aandelen in het kapitaal van de besloten vennootschap [bedrijfsnaam] B.V., de verkoop van de woning en inboedel, te staken totdat definitief is beslist op uw klacht tegen KPMG bij de Accountantskamer. Uit deze procedure zal blijken dat de vorderingen op basis waarvan uw faillissement is uitgesproken, onterecht zijn. Verder zal daaruit blijken dat u vorderingen heeft op KPMG, de gemeente Rotterdam en [naam organisatie] . De voorgenomen vereffening van uw vermogen is daarmee onterecht. U wenst beeld- en geluidsopnamen te maken van de taxatie van uw woning. De curator heeft u dit verboden en ziet dit als het verhinderen van de taxatie. Aldus uw verzoek.
De reactie van de curator vat ik als volgt samen. Het verzoek is niet-ontvankelijk, omdat een schuldenaar alleen via artikel 69 Fw kan klagen over toepassing van artikel 21 onder 3e Fw of soortgelijke bepalingen. Het aanhouden van de vereffening van uw vermogen is niet in het belang van de boedel. Het kan nog jaren duren voordat er een definitieve beslissing is genomen op de klachten bij de Accountantskamer. Een eventuele uitspraak zal geen invloed hebben op de vorderingen van de gemeente Rotterdam en [naam organisatie] . De curator is niet in staat de juistheid van de klachten van gefailleerde tegen KPMG inhoudelijk te beoordelen. Wel is hij geïnformeerd dat KPMG in de procedure bij de Accountantskamer de klachten gemotiveerd heeft betwist en dat de vorderingen van de gemeente Rotterdam en [naam organisatie] niet afhankelijk zijn van de klachten bij de Accountantskamer. Terzijde merkt de curator op dat toewijzing van de klachten evenmin leidt tot een civielrechtelijke vordering op KPMG, de gemeente Rotterdam en/of [naam organisatie] . Dit neemt niet weg dat de curator het bestaan van vorderingen op deze partijen kan onderzoeken. Een dergelijk onderzoek noodzaakt niet tot de door u gevraagde aanhouding. Het verzoek om beeld- en geluidsopnamen van een taxatie van de woning te mogen maken, heeft geen betrekking op handelingen van de curator en valt dus niet onder artikel 69 Fw. Aldus de reactie van de curator.
Mijn beslissing luidt als volgt.

1.Ontvankelijkheid

1.1.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek verwijs ik naar en blijf bij mijn beslissing van 21 maart 2018. De uitzondering uit het in de tussenbeslissing genoemde arrest (HR 10 mei 1985, NJ 1985, 792) geldt ook in dit geval.
1.2.
Uw verzoek heeft betrekking op de vereffening van uw vermogen door de curator. Dit is een recht dat, mede in verband met artikel 1 van het eerste protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), voor de toepassing van artikel 69 Fw met een aan de schuldenaar persoonlijk toekomend recht moet worden gelijkgesteld. Uit uw faillietverklaring volgt weliswaar dat de curator in uw plaats het beheer en de beschikking over uw vermogen krijgt. Maar, in het geval van een faillissement van een natuurlijk persoon, heeft de wijze waarop de curator aan zijn taak invulling geeft, invloed op uw recht op een ongestoord genot van uw eigendommen. Besluit de curator vermogen te gelden te maken, terwijl (de omvang van) uw schulden onvoldoende vaststaan, dan kan een situatie ontstaan waarin de inbreuk op uw eigendomsrecht achteraf onnodig blijkt te zijn. Daarnaast kan het voorkomen dat de curator bij de vereffening van vermogensbestanddelen een bepaalde volgorde kiest, waardoor uw eigendomsrechten onnodig worden geschaad. U voert aan dat de curator eerst een mogelijke vorderingen op KPMG, de Gemeente en [naam organisatie] moet onderzoeken, alvorens tot verkoop van onder meer uw woning over te gaan. Voor een dergelijk geval moet de schuldenaar een effectief beroep op een rechter hebben. Artikel 69 Fw voorziet daarin.
1.3.
Uw verzoek kan derhalve worden ontvangen.

2.Verdere beoordeling

2.1.
U bent failliet verklaard op basis van schulden aan de Gemeente Rotterdam en [naam organisatie] van respectievelijk € 1.005.179,10 en € 253.543,90. Het Gerechtshof Den Haag heeft op 4 april 2017 over deze vorderingen geoordeeld. Dit arrest is in kracht van gewijsde gegaan, zodat over de omvang van deze vorderingsrechten geen discussie meer kan bestaan. Aldus ook het vonnis tot faillietverklaring van 10 oktober 2017.
2.2.
Op basis van hetgeen u heeft aangevoerd, bestaat onvoldoende aanleiding te veronderstellen dat u een vorderingen heeft op de gemeente Rotterdam en [naam organisatie] . Zelfs als zou komen vast te staan dat KPMG fouten heeft gemaakt, betekent dit niet zonder dat de gemeente Rotterdam en/of [naam organisatie] daarvoor aansprakelijk zijn. De situatie waarin, ondanks een faillietverklaring, het bestaan van schulden onzeker is, omdat die door verrekening teniet zijn gegaan, doet zich dus niet voor. Ook los van het rapport van KPMG staat vast dat u vastheid in geschrifte heeft gepleegd. U heeft namens de gemeente Rotterdam facturen aan uzelf of aan u gelieerde partijen laten voldoen. Daar komt bij dat bij de curator vorderingen zijn ingediend voor een totaalbedrag van ruim € 2,3 miljoen.
2.3.
De curator verricht zijn taak ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers en heeft daarbij grote beleidsvrijheid. Het belang van de gezamenlijke schuldeisers is in het algemeen dat tijdig en kostenefficiënt tot vereffening van het vermogen wordt overgegaan. Er is geen rechtsregel op basis waarvan de curator bij het vereffenen van verschillende vermogensbestanddelen een volgorde moet aanhouden. Desondanks moet de curator streven naar een wijze van vereffening waarbij uw belangen zo min mogelijk worden geschaad.
2.4.
De curator heeft in dit geval besloten over te gaan tot verkoop van uw woning en inboedel, zonder eerst verder onderzoek te doen naar een eventuele vordering op KPMG of in dit verband de uitkomst van de procedure bij de Accountantskamer af te wachten. Naar mijn oordeel zijn er geen gronden om tegen deze beleidskeuze van de curator op te treden. Het bestaan van een vordering op KPMG en de omvang daarvan is zeer onzeker. Het vaststellen van een eventuele vordering zal tijdrovend en kostbaar zijn. Er moeten eerst meerdere klachten worden behandeld door de Accountantskamer en daarna moet naar verwachting een civiele procedure worden doorlopen. Onder dergelijke omstandigheden heeft de curator terecht het belang van de gezamenlijke schuldeisers bij een spoedige vereffening laten prevaleren. Hierbij is mede van belang dat ook buiten faillissement uw schuldeisers de mogelijkheid hadden gehad om tot executoriale verkoop van uw woning, inboedel en de aandelen over te gaan. Ook buiten faillissement is er, behoudens gevallen van misbruik van bevoegdheden, geen rechtsregel die schuldeisers dwingt de vaststelling en inning van een eventuele vordering op KPMG af te wachten.
2.5.
Uit uw verzoek blijkt niet van enig redelijk belang bij het maken van beeld- en geluidsopnamen van de taxatie van uw woning. Een taxateur maakt een rapportage waarin hij zijn bevindingen vastlegt. Als u meent dat daarbij fouten zijn gemaakt, dient u een contra-expertise te laten uitvoeren. De curator en/of taxateur hoeven niet te accepteren dat u hen filmt of geluidsopnamen maakt terwijl zij hun werk doen. Ik zie derhalve geen aanleiding op dit punt in te grijpen in de wijze waarop de curator aan zijn taak invulling geeft.

3.Conclusie

3.1.
Gelet op het voorgaande, wijs ik uw verzoeken af.
3.2.
Tegen deze beslissing is gedurende vijf dagen te rekenen vanaf de dag waarop mijn beslissing zal worden gegeven, uitsluitend via een advocaat hoger beroep bij de rechtbank mogelijk.
Een kopie van deze beslissing zond ik gelijktijdig aan de curator.
Hoogachtend,
P.J. Neijt
rechter-commissaris