In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 1 maart 2018 een beschikking gegeven in een familierechtelijke procedure. De zaak betreft een verzoek van de vader om een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) te laten vervallen. De GI had eerder een schriftelijke aanwijzing gegeven die het contact tussen de vader en zijn minderjarige dochter beperkte, omdat er zorgen waren over de ontwikkeling van het kind en de druk die de vader op het kind zou uitoefenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader niet heeft aangetoond dat de schriftelijke aanwijzing onzorgvuldig tot stand is gekomen of onvoldoende is gemotiveerd. De kinderrechter oordeelt dat de GI terecht heeft besloten dat de omgang in het weekend van 19, 20 en 21 januari 2018 geen doorgang kon vinden, omdat het kind had aangegeven onder druk te staan van de vader. De kinderrechter wijst het verzoek van de vader af en bevestigt de bevoegdheid van de GI om schriftelijke aanwijzingen te geven ter bescherming van de minderjarige. De beschikking benadrukt het belang van de bescherming van het kind en de verantwoordelijkheden van ouders in dergelijke situaties.