ECLI:NL:RBMNE:2018:1922
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verhuurder vordert ontruiming van gehuurde woning bij verstekzaak met medehuurder
In deze zaak heeft de verhuurder, aangeduid als [eiser], een voorlopige voorziening gevorderd tot ontruiming van de gehuurde woning door de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De procedure vond plaats bij de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, en betreft een verstekzaak omdat beide gedaagden niet zijn verschenen. De huurovereenkomst is aangegaan op 1 december 2015, waarbij de woning gestoffeerd werd verhuurd voor een maandelijkse huurprijs van € 1.495,00. Er is een huurachterstand ontstaan van € 8.970,00 over de periode van oktober 2017 tot en met maart 2018. De verhuurder heeft meerdere aanmaningen gestuurd, maar de gedaagden hebben geen betalingen verricht.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde 1] contractueel huurder is en dat [gedaagde 2] als medehuurder kan worden aangemerkt op basis van artikel 7:266 BW, aangezien zij getrouwd zijn. De vordering tot ontruiming is toegewezen, maar de kantonrechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op veertien dagen in plaats van de gevorderde twee dagen. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen omdat de verhuurder de verkeerde algemene bepalingen heeft overgelegd. De gedaagden zijn hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 731,69.
De beslissing van de kantonrechter is als volgt: de gedaagden moeten de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis ontruimen, de achterstallige huur betalen, en de proceskosten vergoeden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.