In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 mei 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord op grond van artikel 287a van de Faillissementswet. Verzoeker, geboren in 1952 en wonende te [woonplaats], heeft een verzoek ingediend om in te stemmen met een schuldregeling die door zijn schuldeisers is aangeboden. De Elf Provinciën B.V., als verweerster, heeft deze regeling betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldhulpverlener op 30 mei 2017 een schuldregeling heeft aangeboden aan de schuldeisers, waarbij een uitdeling van 6,27% op de concurrente schulden en 12,54% op de preferente belastingschulden is voorgesteld. De Elf Provinciën heeft een huurvordering van € 8.219,26, die 38,49% van de totale schulden van verzoeker uitmaakt, en heeft geweigerd in te stemmen met de regeling.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de redelijkheid van de weigering van De Elf Provinciën om in te stemmen met de schuldregeling. Het belang van de schuldeiser bij het weigeren van de regeling is afgewogen tegen de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers. De rechtbank concludeert dat de aangeboden regeling in het belang van verzoeker en zijn schuldeisers is en dat De Elf Provinciën in redelijkheid kan worden verplicht om in te stemmen met het akkoord. Daarnaast is De Elf Provinciën veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 633,00. Het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling is niet meer aan de orde, nu het verzoek tot vaststelling van het dwangakkoord is toegewezen.