ECLI:NL:RBMNE:2018:2112

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 mei 2018
Publicatiedatum
16 mei 2018
Zaaknummer
6556768 UC EXPL 18-25 JH/1050
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.J. van Binsbergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij inbouw LPG-installatie in auto en gevolgen voor overeenkomst

In deze zaak heeft eiser, een consument, een nieuwe Ford B-Max aangeschaft en heeft hij bij de gedaagde partij, een B.V., geïnformeerd naar de mogelijkheden voor het inbouwen van een LPG-installatie. De gedaagde heeft de installatie geregeld via twee autobedrijven. Na de inbouw heeft eiser herhaaldelijk problemen ervaren met de auto, die gerelateerd bleken aan de LPG-installatie. Eiser heeft de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden en vorderde terugbetaling van de kosten van de installatie en schadevergoeding. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde niet tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Eiser had moeten begrijpen dat de installatie van een LPG-systeem in een auto die niet door de fabrikant was goedgekeurd, risico's met zich meebracht. De rechter concludeerde dat de gedaagde niet aansprakelijk was voor de problemen die eiser ondervond en dat de vordering van eiser werd afgewezen. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 6556768 UC EXPL 18-25 JH/1050
Vonnis van 16 mei 2018
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. L.W.M. Tankink, ARAG SE Rechtsbijstand,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J. Koeman, Incassoprofessionals B.V.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 7 maart 2018 en de mondelinge behandeling van 24 april 2018, waarvan door de griffier aantekening is gehouden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft eind 2012 een nieuwe Ford B-Max met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) gekocht bij Cosmo Auto Lochem voor een bedrag van € 20.650,--. De auto heeft een benzinemotor. De auto is op 2 januari 2013 aan [eiser] geleverd.
2.2.
Voorafgaand aan de aankoop van de auto heeft [eiser] bij [gedaagde] geïnformeerd naar de mogelijkheden om een LPG-installatie in de auto in te bouwen. [gedaagde] heeft hiertoe informatie ingewonnen bij [autobedrijf 1] B.V. (hierna: [autobedrijf 1] ). [autobedrijf 1] heeft contact opgenomen met [autobedrijf 2] B.V. (hierna: [autobedrijf 2] ) en vervolgens aan [gedaagde] bericht dat inbouw van een LPG-installatie in de auto mogelijk is.
2.3.
Bij e-mail van 7 december 2012 heeft [gedaagde] [eiser] het volgende meegedeeld:

Zoals besproken kunnen wij de LPG inbouw voor uw nieuwe Ford B-Max 1.0 i 100Pk regelen. Dit wordt de 1e auto waarvoor LPG ontwikkeld wordt en gemonteerd door [autobedrijf 2] . (…)
[eiser] heeft hier diezelfde dag als volgt op gereageerd:

Prijs en gebruik is wat mij betreft accoord en ik ben echt ontzettend nieuwsgierig naar de afloop van dit project.
2.4.
Op verzoek van [gedaagde] heeft [eiser] de auto op 1 maart 2013 bij [autobedrijf 1] afgeleverd. [autobedrijf 1] heeft de auto naar [autobedrijf 2] gebracht, waarna [autobedrijf 2] de LPG-installatie heeft ingebouwd.
2.5.
Bij factuur van 24 mei 2013 heeft [gedaagde] aan [eiser] ter zake van de ontwikkeling en montage van de LPG-installatie een bedrag van € 2.300,-- in rekening gebracht. [eiser] heeft dit bedrag aan [gedaagde] betaald.
2.6.
Vanaf 9 september 2013 tot en met 2015 heeft [eiser] herhaaldelijk problemen met de auto gehad. De Ford-dealer waar [eiser] de auto in onderhoud had, [autobedrijf 3] B.V., kon de oorzaak van de problemen niet achterhalen en heeft [eiser] in februari 2015 verwezen naar de “gasboer”.
2.7.
[autobedrijf 1] heeft in de periode van juli 2014 tot en met mei 2016 diverse reparaties aan de auto uitgevoerd en geconstateerd dat de problemen gerelateerd zijn aan de LPG-installatie.
2.8.
In mei 2016 heeft [autobedrijf 2] het LPG-systeem gereinigd en voorzien van de laatste software.
2.9.
In juni 2016 heeft [autobedrijf 1] Eras Motorrevisie te Utrecht ingeschakeld om de kleppen te vervangen. Op 12 juni 2016 heeft [autobedrijf 1] [eiser] ter zake een factuur toegezonden van € 2.759,47. [eiser] heeft deze factuur voldaan.
2.10.
Vanwege aanhoudende problemen heeft Dekra Automotive in opdracht van [eiser] een onderzoek ingesteld naar de aard en oorzaak van de diverse mankementen. Dekra vermeldt in haar rapport van 6 oktober 2016 onder meer het volgende:

De betreffende Ford (…) was het eerste voertuig in Nederland met een dergelijk systeem en betreft dan ook een zogenaamd prototype. (…)
Ford Nederland geeft aan dat er voor het voertuig geen homologatie is afgegeven voor het rijden op LPG bij dit type motor. (…)
(…) wanneer een fabrikant aangeeft dat diens motor niet op LPG mag/kan presteren, is er altijd een achterliggende redenatie. De bedrijfszekerheid neemt af, omdat men een volledig tweede brandstofsysteem gaat aanbrengen wordt de kans op een storing of een gebrek groter. Tevens is er sprake van een verhoogde kostenpost voor onderhoud. (…)
Wij zijn van mening dat de klepspeling zeker elke servicebeurt (20.000km/12mnd) moet worden gecontroleerd. Het komt er in de praktijk op neer dat er bij het rijden op LPG toch wel bij elke onderhoudsbeurt sprake is van een afwijkende klepspeling, welke buiten de marges vallen.
Navraag bij Ford Dealer (…) leert ons dat kosten voor het nameten en stellen van de klepspeling volgens de richtlijnen van de fabrikant € 1.566,50. Inclusief 21% btw bedragen (…) Het lijkt ons vanuit financieel oogpunt niet wenselijk dat een consument elke 20.000 kilometer of 12 maanden zeker € 1.600,- aan meerkosten heeft bovenop de normale onderhoudskosten. (…)
10. CONCLUSIE/RESUME
Naar aanleiding van ons onderzoek concluderen wij dat het (…) technisch mogelijk is om de Ford (…) te laten presteren op LPG in de vorm van het (…) systeem van [autobedrijf 2] .
Gelet op de diversiteit aan gebreken (…) kunnen wij niet stellen dat er sprake is van hetzelfde continu direct terugkerend gebrek. Er zijn een velerlei zaken gebreken aan de orde geweest, waardoor men is gestrand met het voertuig.
Ook het uitvoeren van een cilinderkop-revisie bij een benzinemotor, welke presteert op LPG, is niet ongewoon. Wel is dat in dit geval aanzienlijk snel.
2.11.
Bij brief van zijn gemachtigde van 17 februari 2017 heeft [eiser] de overeenkomst tussen partijen buitengerechtelijk ontbonden, althans vernietigd, en [gedaagde] gesommeerd tot betaling van het aankoopbedrag van € 2.300,--, vermeerderd met expertisekosten. [gedaagde] heeft hier afwijzend op gereageerd.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
te verklaren voor recht dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat de overeenkomst door [eiser] op 17 februari 2017 rechtsgeldig is ontbonden, althans deze overeenkomst alsnog te ontbinden;
[gedaagde] te veroordeling tot betaling van € 2.300,-- aan hoofdsom, € 2.429,26 aan ontbindingsschade, € 2.759,47 aan herstelkosten en € 786,50 aan expertisekosten, een en ander te vermeerderen met wettelijke rente;
subsidiair:
te verklaren voor recht dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en dat de overeenkomst door [eiser] op 17 februari 2017 rechtsgeldig is vernietigd, althans deze overeenkomst alsnog te vernietigen;
[gedaagde] te veroordeling tot betaling van € 3.086,50, te vermeerderen met wettelijke rente;
primair en Subsidiair:
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad € 954,40, vermeerderd met de wettelijke rente;
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn primaire vordering ten grondslag dat de ingebouwde LPG-installatie niet beantwoordt aan de overeenkomst. Hij heeft [gedaagde] ingeschakeld als specialist en zij had hem moeten informeren over het feit dat Ford Nederland geen homologatie heeft afgegeven voor het inbouwen van een LPG-installatie in dit type auto. [gedaagde] heeft bij de uitvoering van de opdracht gebruik gemaakt van de specialistische kennis van [autobedrijf 2] , zijnde een hulppersoon in de zin van artikel 6:76 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Door het ontbreken van homologatie is de auto niet zonder ernstige nadelige gevolgen geschikt voor het inbouwen van een LPG-installatie en is nakoming van de overeenkomst door [gedaagde] blijvend onmogelijk geworden. [gedaagde] is aldus toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst, op grond waarvan hij de overeenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden. [gedaagde] dient het aankoopbedrag (€ 2.300,--) terug te betalen, de expertisekosten
(€ 786,50), alsmede de kosten voor het uitbouwen van de LPG-installatie (€ 2.429,26) en voor het herstellen van de kleppen (€ 2.759,47).
Subsidiair stelt [eiser] dat de overeenkomst tot het inbouwen van de LPG-installatie tot stand is gekomen onder invloed van dwaling. [gedaagde] wist dat er geen homologatie door Ford Nederland was afgegeven en dat de auto derhalve niet geschikt was voor het inbouwen van een LPG-installatie, dan wel dat er risico’s aan verbonden waren. [gedaagde] heeft nagelaten hem hierover te informeren. Hij heeft de overeenkomst buitengerechtelijk vernietigd, als gevolg waarvan het aankoopbedrag terugbetaald moet worden, de LPG-installatie uitgebouwd moet worden en de expertisekosten moeten worden vergoed.
3.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Op dit verweer wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De overeenkomst die tussen partijen is gesloten, betreft een gemengde overeenkomst van consumentenkoop in de zin van artikel 7:5 BW (het leveren van een LPG-installatie) en van aanneming van werk in de zin van artikel 7:750 BW (het inhouwen van de LPG-installatie). Dit is door [gedaagde] ter zitting ook erkend.
4.2.
Op grond van artikel 7:17 lid 1 en lid 2 BW moet een afgeleverde zaak, in dit geval de LPG-installatie, de eigenschappen bezitten die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. Volgens [eiser] beantwoordt de geleverde en ingebouwde LPG-installatie niet aan de overeenkomst en had hij de bevoegdheid de overeenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:22 lid 1 onder a BW en artikel 6:265 BW.
4.3.
Tussen partijen staat vast dat de auto door Ford Nederland niet werd aangeboden met een LPG-installatie. Ter zitting is door [gedaagde] uiteengezet dat in een dergelijk geval een LPG-installatie kan worden ontwikkeld door een LPG-fabrikant, zoals [autobedrijf 2] , en achteraf aan Ford Nederland kan worden aangeboden ter goedkeuring (homologatie) van de kwaliteitsverhoudingen. Dit is volgens [gedaagde] ook de werkwijze geweest bij de ontwikkeling van de LPG-installatie voor de auto van [eiser] . [eiser] was volgens [gedaagde] volledig op de hoogte van de risico’s die waren verbonden aan de inbouw van een LPG-installatie, nu er geen homologatie was verleend door Ford Nederland en er nog niet eerder een LPG-installatie voor dit type auto was ontwikkeld. [gedaagde] verwijst ter zake naar de onder de feiten opgenomen e-mailberichten van 7 december 2012.
4.4.
Door [eiser] is niet betwist dat hij bij het aangaan van de overeenkomst met [gedaagde] ervan op de hoogte was dat de auto door Ford niet werd aangeboden met een LPG-installatie. In punt 1 van de dagvaarding is opgenomen dat de verkoper van de auto, Ford-dealer Cosmo Auto te Lochem, de door [eiser] gewenste LPG-installatie niet kon inbouwen. [eiser] heeft ter zitting weliswaar verklaard dat hij het met de verkoper van de auto niet heeft gehad over de inbouw van een LPG-installatie, maar de kantonrechter acht dit onwaarschijnlijk, gelet op de stelling van [eiser] dat hij de aankoop van de auto heeft laten afhangen van de mogelijkheid tot het inbouwen van een LPG-installatie. Wat hiervan ook zij, de omstandigheid dat de auto door Ford Nederland niet kon worden geleverd met een LPG-installatie, moet voor [eiser] een aanwijzing zijn geweest dat een LPG-installatie in dit type auto door Ford Nederland destijds niet werd ondersteund.
Vast staat dat [eiser] zich heeft gewend tot [gedaagde] teneinde voor zijn auto door een derde, niet zijnde de fabrikant van de auto, een LPG-installatie te laten ontwikkelen en inbouwen. Uit de correspondentie tussen partijen blijkt dat [gedaagde] [eiser] uitdrukkelijk heeft meegedeeld dat dit de eerste auto zou worden waarvoor LPG zou worden ontwikkeld en ingebouwd en dat [eiser] nieuwsgierig was naar de afloop van het “project”.
Naar het oordeel van de kantonrechter had [eiser] onder deze omstandigheden niet mogen verwachten dat de LPG-installatie direct zonder problemen zou functioneren. Hij had rekening moeten houden met mogelijke problemen en aanpassingen en daarmee samenhangende kosten. Dat de inbouw van de LPG-installatie uiteindelijk financieel ongunstig uitpakt voor [eiser] , is niet aan [gedaagde] toe te rekenen. Uit de rapportage van Dekra blijkt niet dat het technisch niet mogelijk is om de auto op LPG te laten presteren. Het door [eiser] gedane beroep op non-conformiteit treft derhalve geen doel.
4.5.
Voor zover er al moet worden aangenomen dat er sprake is van een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst, kan die tekortkoming niet leiden tot ontbinding van de overeenkomst. Ingevolge de artikelen 7:21 en 7:22 BW heeft de koper pas recht op ontbinding, indien herstel en vervanging onmogelijk zijn of van de verkoper niet gevergd kunnen worden, of indien de verkoper het herstel of de vervanging niet binnen een redelijke termijn dan wel zonder ernstige overlast voor de koper kan verrichten. Uit de stellingen van partijen en de overgelegde stukken blijkt dat [eiser] [gedaagde] eerst bij brief van 17 februari 2017 in kennis heeft gesteld van de al sinds september 2013 bestaande problemen, waarbij hij direct de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst heeft ingeroepen. Ook nadat [eiser] in februari 2015 werd verwezen naar de “gasboer” en [autobedrijf 1] in 2016 had geconstateerd dat de problemen gerelateerd zijn aan de LPG-installatie, heeft [eiser] [gedaagde] hierover niet in kennis gesteld en haar niet de mogelijkheid geboden de LPG-installatie te vervangen of te herstellen. Uit de stellingen van [eiser] kan dan ook niet worden afgeleid dat herstel en vervanging niet, althans niet zonder ernstige overlast voor [eiser] , mogelijk waren of van [gedaagde] niet gevergd konden worden. De enkele omstandigheid dat er geen homologatie is afgegeven, maakt immers niet dat het niet mogelijk is om de auto op LPG te laten presteren. Dit volgt in ieder geval niet uit de rapportage van Dekra. [gedaagde] heeft hieromtrent ter zitting nog gesteld dat er mogelijkheden zijn om de terugkerende onderhoudskosten aanzienlijk te beperken. De gewenste homologatie had bovendien na inbouw van de LPG-installatie aangevraagd dienen te worden door de installateur. [eiser] heeft dit niet gemotiveerd betwist. Op grond van artikel 7:22 lid 2 BW bestaat er derhalve geen bevoegdheid tot ontbinding van de overeenkomst.
4.6.
Voor ontbinding op grond van artikel 6:265 BW is verzuim vereist. Op grond van de artikelen 6:82 en 6:83 BW is voor het intreden van verzuim in beginsel een ingebrekestelling nodig, tenzij nakoming onmogelijk is of wanneer uit de houding van de schuldenaar blijkt dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] [gedaagde] in gebreke heeft gesteld, waarbij zij [gedaagde] een redelijke termijn voor nakoming heeft gegund. Anders dan [eiser] heeft gesteld, is [gedaagde] niet zonder ingebrekestelling in verzuim komen te verkeren. Zoals hiervoor onder 4.5 reeds is overwogen kan uit de stellingen van [eiser] niet worden afgeleid dat nakoming onmogelijk was. Van een mededeling van [gedaagde] dat hij in de nakoming tekort zal schieten is evenmin sprake.
4.7.
[eiser] heeft subsidiair aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] nagelaten om hem te informeren over het ontbreken van de homologatie door Ford Nederland. Indien hij op juiste wijze was geïnformeerd over de risico’s van het inbouwen van een LPG-installatie, had hij de overeenkomst niet gesloten, aldus [eiser] . De kantonrechter volgt [eiser] niet in zijn stelling. Zoals hiervoor reeds is overwogen moet het [eiser] in de gegeven omstandigheden voldoende duidelijk zijn geweest dat de LPG-installatie nog niet eerder was ontwikkeld en ingebouwd in dit type auto, als gevolg waarvan hij rekening moest houden met mogelijke problemen en aanpassingen en daarmee samenhangende kosten. Niet kan derhalve worden vastgesteld dat [eiser] heeft gedwaald over de risico’s van het inbouwen van een LPG-installatie in de auto.
4.8.
De vordering wordt afgewezen. [eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van [gedaagde] . Deze kosten worden begroot op € 500,-- (2 punten x € 250,--) aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 500,-- aan salaris gemachtigde, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. van Binsbergen, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2018.