ECLI:NL:RBMNE:2018:2200

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 mei 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
C/16/441724 / KG ZA 17-491
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijdering van beledigende uitlatingen op sociale media en blog door ouders van uit huis geplaatste kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 mei 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een zorginstelling, eiseres, en de ouders van twee uit huis geplaatste kinderen, gedaagden. Eiseres vorderde dat gedaagden beledigende en kwetsende uitlatingen over haar en haar medewerkers, die op een blog en sociale media waren geplaatst, zouden verwijderen. De uitlatingen bevatten ernstige beschuldigingen en vergelijkingen met de Tweede Wereldoorlog, wat door eiseres als grievend werd ervaren. Tijdens de procedure is geprobeerd om via mediation tot een oplossing te komen, maar dit heeft niet geleid tot een minnelijke schikking. De voorzieningenrechter oordeelde dat de uitlatingen van gedaagden te ver gingen en dat eiseres recht had op bescherming tegen deze negatieve publiciteit. De rechter heeft gedaagden veroordeeld om binnen 14 dagen alle beledigende berichten te verwijderen en hen verboden om in de toekomst negatieve uitlatingen te doen over eiseres en haar medewerkers. De dwangsom voor overtreding van dit verbod is vastgesteld op € 500 per dag, met een maximum van € 25.000. De vorderingen tot contact- en gebiedsverboden zijn afgewezen, omdat er geen bewijs was dat gedaagden een gevaar vormden voor eiseres of haar medewerkers. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/441724 / KG ZA 17-491
Vonnis in kort geding van 23 mei 2018
in de zaak van
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J. Bisschop te Zwolle,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verschenen in persoon,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, verschenen bij haar echtgenoot.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 28;
  • de door [eiseres] bij brief van 7 augustus 2017 toegezonden (en gewijzigde) productie 22.
1.2.
Op 8 augustus 2017 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan door de griffier aantekening is gehouden. Namens [eiseres] zijn mevrouw
[A] (regiocoördinator), de heer [B] (locatiecoördinator), mevrouw
[C] (werkzaam bij [eiseres] ) en mr. J. Bisschop voornoemd, verschenen. De heer [gedaagde 1] is in persoon verschenen en heeft verklaard mede namens zijn echtgenote het woord te voeren.
1.3.
Ter zitting zijn partijen overeengekomen een mediator in te schakelen. In het kader van het op te starten mediationtraject hebben partijen afspraken gemaakt, waaronder de afspraak dat [gedaagden] berichten zouden verwijderen en dat [eiseres] bij de curator en de William Schrikker Groep informatie zou opvragen over de huidige situatie van de kinderen van [gedaagden] De afspraken zijn vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting.
1.4.
Gedurende het mediation proces is de beslissing op het kort geding aangehouden. Tijdens de mediation hebben partijen een overeenkomst ondertekend. Uiteindelijk heeft de overeenkomst echter niet geleid tot een oplossing in het geschil tussen partijen en is het mediation traject gestopt.
1.5.
[eiseres] heeft de rechtbank bij brief van 18 december 2017 medegedeeld dat de mediation niet tot een minnelijke oplossing heeft geleid. [gedaagden] zijn in de gelegenheid gesteld om op deze brief te reageren en hebben gebruik gemaakt van deze mogelijkheid door bij brief van 21 januari 2018 een reactie te geven.
1.6.
De voorzieningenrechter heeft partijen vervolgens verzocht zich uit te laten over de mogelijke voortgezette behandeling van het kort geding. Beide partijen hebben bericht dat zij kunnen instemmen met de voortgezette behandeling. Op 7 mei 2018 heeft [eiseres] nog twee aanvullende producties toegestuurd. Ook [gedaagden] hebben op 7 mei 2018 een aantal producties toegestuurd.
1.7.
Op 9 mei 2018 heeft de voortgezette mondelinge behandeling van het kort geding plaatsgevonden. De heer [gedaagde 1] is wederom in persoon verschenen en heeft zijn echtgenote vertegenwoordigd. Namens [eiseres] zijn weer verschenen mevrouw [A] , de heer [B] en mr. Bisschop. Ook zijn verschenen de heer [D] (werkzaam bij [eiseres] ) en mevrouw [E] (locatiecoördinator bij [eiseres] ). Ter zitting heeft de heer [gedaagde 1] nog een aantal producties overgelegd.
1.8.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] exploiteert een aantal zorgvoorzieningen waarmee zij ondersteuning biedt aan mensen, veelal met een verstandelijke of lichamelijk handicap, bij de inrichting van hun leven.
2.2.
[gedaagden] zijn de ouders van [kind 1] en [kind 2] . [kind 1] en [kind 2] zijn in 2006 door de Rechtbank Amsterdam onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. De William Schrikker Groep heeft de voogdij over de kinderen gekregen. Omdat [kind 1] inmiddels meerderjarig is en niet langer een voogd heeft, is hij onder curatele gesteld.
2.3.
[kind 1] en [kind 2] wonen vanaf 2009 in één van de locaties van [eiseres] .
2.4.
Mevrouw [gedaagde 2] houdt een blog bij. Mevrouw [gedaagde 2] plaatst regelmatig berichten op haar blog waarin de naam van [eiseres] en haar medewerkers worden genoemd. Ook op Facebook en Instagram plaatst zij berichten. Meer dan eens zijn in deze berichten verwijzingen gemaakt naar de bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog door gebruik van woorden als ‘gedeporteerd’ en ‘kindervernietigingskampen’. Verder wordt er in de berichten ook gesproken over ‘misbruik’ en ‘verkrachting’.
2.5.
De gemachtigde van [eiseres] heeft [gedaagden] bij brief van 4 januari 2016 verzocht het versturen van bedreigende e-mails en brieven stop te zetten en het plaatsen van bedreigende berichten op [eiseres] op social media te staken en gestaakt te houden.
2.6.
[eiseres] , dan wel een van haar medewerkers, heeft een aantal keren aangifte gedaan tegen [gedaagden] van onder andere smaad, laster, bedreiging en stalking.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, samengevat:
[gedaagden] te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van het vonnis ervoor zorg te dragen dat de blogberichten, zoals genoemd in productie 17, en alle berichten waarin [eiseres] en haar medewerkers worden genoemd geheel verwijderd worden en blijven van de door [gedaagden] gebruikte blogsite en van social media, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag(gedeelte);
[gedaagden] te verbieden om verder, in welke vorm dan ook, al dan niet door derden, publiekelijk negatieve uitlatingen te (laten) doen over [eiseres] en haar medewerkers, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 ineens en voorts
€ 10.000,00 per dag(gedeelte);
3.1
[gedaagden] te verbieden zich voor de duur van twee jaar te bevinden c.q. zich op te houden in een gebied dat is gelegen binnen de [adres] , [adres] , verlengde van de [adres] tot [adres] , [adres] en de [adres] te [vestigingsplaats] ;
3.2
[gedaagden] te verbieden voor de duur van twee jaar direct dan wel indirect contact op te nemen met [eiseres] en/of haar medewerkers;
3.3
[gedaagden] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een dwangsom van
€ 10.000,00 voor elke overtreding van de hiervoor onder 3.1 en 3.2 genoemde verboden en met machtiging aan [eiseres] tot handhaving van de verboden de hulp in te roepen van de sterke arm van politie en justitie;
4. [gedaagden] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke
rente.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt [eiseres] dat door de uitlatingen van [gedaagden] [eiseres] en haar medewerkers ten onrechte in een kwaad daglicht worden geplaatst. De uitlatingen hebben in strafrechtelijke zin te gelden als smaadschrift of laster. Daarmee handelt [gedaagden] in strijd met de op hem rustende wettelijke plicht om zich te onthouden van dergelijke gedragingen jegens [eiseres] , zodat er sprake is van een onrechtmatige daad van [gedaagden] jegens [eiseres] .
3.3.
[gedaagden] voert verweer. Op het verweer van [gedaagden] en op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat voor de behandeling van een zaak in kort geding een spoedeisend belang bij het instellen van een vorderingen aan de zijde van eisende partij aanwezig dient te zijn. [eiseres] heeft toegelicht dat zij er, om verdere schadelijke gevolgen bij de stichting te voorkomen, belang bij heeft dat de berichten van het internet verwijderd zullen worden en er geen nieuwe (negatieve) berichten geplaatst worden. Gelet op deze onderbouwing, en gelet op het feit dat [gedaagden] de spoedeisendheid niet heeft betwist, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft.
4.2.
Voor toewijzing van de voorlopige voorziening zoals die door [eiseres] wordt gevorderd, moet het in hoge mate waarschijnlijk zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen.
4.3.
In deze zaak gaat het kort gezegd om de vraag of de stichting kan eisen dat [gedaagden] de inhoud van hun blog aanpassen en of het hun verboden kan worden zich verder in negatieve zin over de stichting en haar medewerkers uit te laten.
4.4.
[gedaagden] zijn het er niet mee eens dat hun kinderen, van wie één inmiddels meerderjarig is, niet thuis (mogen) wonen en maken [eiseres] , haar medewerkers, maar ook (jeugd)zorginstellingen in bredere zin daarover ernstige verwijten.
4.5.
In de loop van de tijd is het contact tussen [gedaagden] en hun kinderen geheel verloren gegaan. In de afgelopen jaren is er geen omgang geweest en aan [gedaagden] is ook lange tijd niet of nauwelijks informatie over (de ontwikkeling van) hun kinderen verstrekt. [gedaagden] vragen aandacht voor deze situatie door hiervan melding te maken op hun blog en op facebook. Dat staat er niet steeds letterlijk, maar uit de toelichting op de zitting blijkt dat zij gedreven worden door het door hen ervaren onrecht. Op de vraag van de voorzieningenrechter of de uitlatingen in het blog en op facebook als een schreeuw om aandacht van de ouders voor hun situatie gelezen moeten worden is een bevestigend antwoord gekomen. Feitelijk willen [gedaagden] vooral herstel van het contact met hun kinderen. Daarnaast vinden zij dat het hun aangedane onrecht niet in de doofpot gestopt mag worden.
4.6.
Bij de mondelinge behandeling hebben [gedaagden] naar voren gebracht dat kinderen en hun ouders contact met elkaar moeten hebben, welk recht ook verankerd is in verdragen en de wet. Zij verwijten [eiseres] onder andere in strijd met deze uitgangspunten te handelen door contact te frustreren. De voorzieningenrechter begrijpt dat met “kinderverkrachting” gedoeld wordt op het schenden van de rechten van de kinderen. Het volgens gedaagde zonder goede grond uithuisplaatsen van de kinderen kwalificeren zij als “kinderontvoering”. Waar gesproken wordt over “fraude” gaat het over een verschil van mening over de aard en omvang van de beperkingen van de kinderen die ten grondslag gelegd zijn aan de indicatie voor het verblijf van de kinderen bij de stichting (en bijbehorende financiering).
4.7.
Na de eerste mondelinge behandeling is de zaak aangehouden voor mediation om te onderzoeken of partijen afspraken kunnen maken met elkaar. Daarbij ging het om enerzijds de uitlatingen die aan dit geschil ten grondslag liggen, maar ook om een mogelijk herstel van contact met de kinderen.
4.8.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn er na de mediation wezenlijke stappen vooruit gezet. [gedaagden] hebben een aantal door [eiseres] als grievend ervaren uitlatingen (blogs) vrijwillig verwijderd. Partijen zijn in gesprek gekomen en er wordt thans informatie over de kinderen aan gedaagden verstrekt, terwijl dat eerder niet gebeurde. De voorzieningenrechter geeft beide partijen gelet op de al behaalde resultaten nadrukkelijk in overweging te onderzoeken of hervatting van de mediation tot de mogelijkheden behoort. Bij de voortgezette mondelinge behandeling is echter gebleken dat nu eerst een oordeel van de voorzieningenrechter nodig is, in het bijzonder omdat [eiseres] de tijdens de mediation behaalde resultaten als onvoldoende beoordeelt. Zij vindt dat er te weinig berichten verwijderd zijn en ook dat [gedaagden] geen nieuwe berichten hadden moeten plaatsen.
4.9.
Het gaat in deze zaak niet om de vraag of de uithuisplaatsing en het verblijf van de kinderen in een locatie van de stichting terecht zijn. Daarover is in het verleden door andere rechters al beslist en die beslissingen kunnen in deze procedure niet ter discussie gesteld worden. Dat betekent natuurlijk niet dat [gedaagden] het met die beslissing eens moeten zijn en ook niet dat zij daarover moeten zwijgen. Het gaat in deze zaak vooral om de vraag op welke wijze [gedaagden] van hun bezwaren laten blijken en of dat toegestaan moet worden.
4.10.
Net als [eiseres] is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagden] te ver zijn gegaan. Zonder voorbij te gaan aan het feit dat een uithuisplaatsing een zeer ingrijpende beslissing is, past het niet daarover te spreken in termen als deportatie of om andere verwijzingen naar de gruwelijkheden van de Tweede Wereldoorlog te maken. Evenzo gaat het te ver om te spreken over kinderverkrachters of bewoordingen te gebruiken die een vergelijkbare emotie oproepen. [eiseres] en haar medewerkers hoeven niet te accepteren dat zij zo worden neergezet. Dit betekent niet dat aan de zijde van [eiseres] geen fouten gemaakt zijn of kunnen worden. Maar als er sprake is van fouten of als er sprake is van een inbreuk op de rechten van de kinderen of [gedaagden] zelf, zijn dat fouten of inbreuken van een andere orde. [gedaagden] hebben de mogelijkheid om de fouten die volgens hen gemaakt zijn (en worden) op een andere wijze kenbaar te maken. Daarbij gaat het vooral om de woordkeus en gemaakte vergelijkingen. Ook met andere woorden kunnen [gedaagden] tot uitdrukking brengen dat zij de gang van zaken onjuist vinden en in strijd met geldend recht.
4.11.
De kwalificaties van [gedaagden] zijn grievend en kwetsend en kunnen deels ook als bedreigend beleefd worden. De gebruikte bewoordingen kunnen bij derden gemakkelijk een verkeerd beeld van de feitelijke situatie doen ontstaan. Door bovendien [eiseres] bij naam te noemen en ook de namen van medewerkers te noemen en publiek te maken worden de stichting en haar medewerkers ook aanspreekbaar of benaderbaar voor derden die niets met de zaak van doen hebben en wordt de discussie ook in de privé sfeer van de medewerkers getrokken. [eiseres] maakt daartegen terecht bezwaar.
4.12.
Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter [gedaagden] veroordelen alle blogberichten waarin [eiseres] of haar medewerkers genoemd worden te verwijderen. Ook zal de voorzieningenrechter gedaagden verbieden publiekelijk negatieve uitlatingen te doen over de stichting en haar medewerkers. [gedaagden] moeten in ieder geval geen namen noemen.
4.13.
De voorzieningenrechter realiseert zich dat dit een beperking inhoudt van het recht van [gedaagden] om hun visie naar voren te brengen op de manier dat zij dat willen. Maar die beperking is in dit geval op zijn plaats en het recht om je mening naar voren te brengen is niet onbeperkt. Het argument van [gedaagden] dat de zaak zo in de doofpot verdwijnt maakt dit alles niet anders. Zij kunnen op een andere wijze en met andere woorden aandacht vragen voor hun situatie.
4.14.
De veroordeling zal worden uitgesproken tegen beide gedaagden. Op de zitting is duidelijk geworden dat het blog wordt bijgehouden door mevrouw [gedaagde 2] , maar dat de heer [gedaagde 1] wel invloed heeft op de inhoud en ook mogelijkheden heeft om berichten te (laten) verwijderen. In zoverre zijn zij beiden verantwoordelijk voor de inhoud en kunnen zij daar ook allebei op aangesproken worden. [eiseres] heeft verder gevorderd dat [gedaagden] de berichten binnen 24 uur dient te verwijderen. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat deze termijn te kort is en zal de termijn daarom bepalen op 14 dagen.
4.15.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de gevorderde dwangsom in verband met het verwijderen en verwijderd houden van de berichten waarin [eiseres] en haar medewerkers worden genoemd, en het verbod om publiekelijk negatieve uitlatingen te doen, te matigen tot een bedrag van € 500,00 per dag en aan de gevorderde dwangsom een maximum te stellen van € 25.000,00.
4.16.
De voorzieningenrechter zal het gevraagde contactverbod en omgevingsverbod echter afwijzen. Tijdens de behandeling van het kort geding is veel tijd besteed aan de vraag of herstel van contact tussen [gedaagden] en hun kinderen mogelijk is. Daarbij is ook aan de orde gekomen dat [gedaagden] in beginsel recht hebben op informatie over hun kinderen.
[eiseres] heeft zowel tijdens de eerste mondelinge behandeling als de voorgezette mondelinge behandeling benadrukt niet tegen contact tussen de ouders en hun kinderen te zijn. Ook heeft zij zich er na de ingezette mediation voor ingezet dat informatie over de kinderen gegeven wordt aan [gedaagden] Na de start van dit kort geding is daadwerkelijk een aantal keer informatie aan [gedaagden] verstrekt, inclusief foto’s van de kinderen en hun leefomgeving.
4.17.
Door [gedaagden] is nadrukkelijk uitgesproken dat zij de wens hebben dit eerste contact verder uit te bouwen met als eindresultaat daadwerkelijk contact met de kinderen zelf. Die mogelijkheid bestaat alleen als er wel een vorm van contact met [eiseres] en haar medewerkers kan zijn en als een bezoek aan de locatie niet verboden is. Daar passen de vorderingen niet bij.
4.18.
[eiseres] heeft geen argumenten naar voren gebracht waaruit volgt dat een nadere verkenning van de mogelijkheid van herstel van de relatie tussen [gedaagden] en hun kinderen niet mogelijk is. Verder zijn er ook onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die maken dat een omgevingsverbod gegeven moet worden. Weliswaar is er in 2015 een incident geweest waarbij de politie is ingeschakeld, maar sindsdien is er niets meer voorgevallen. [gedaagden] zijn op de locatie nu niet welkom, maar hebben zich daar bij neergelegd en zijn niet ongevraagd langsgekomen. Het enkele feit dat in een blog geschreven is dat [gedaagden] overwegen de kinderen te halen en mee te nemen is in elk geval onvoldoende om een dergelijk verbod te rechtvaardigen. Zoals hierboven reeds is overwogen kan niet iedere uitlating in het blog helemaal letterlijk genomen worden.
4.19.
In gelijke zin oordeelt de voorzieningenrechter over het gevraagde contactverbod. Omdat de kinderen van [gedaagden] op een locatie van [eiseres] wonen is het logisch dat de ouders contact met de medewerkers van die locatie kunnen hebben. Dat wordt pas anders als [gedaagden] daarvan misbruik maken. Ook dat is in het kader van dit kort geding niet aannemelijk geworden. Bij een afweging van de belangen over en weer wegen de belangen van [gedaagden] op dit punt zwaarder. Als de ouders contact zoeken met de locatie mag verondersteld worden dat de stichting en haar medewerkers daar professioneel mee om kunnen gaan.
4.20.
Tijdens de mondelinge behandeling is nog gesproken over de brief van [gedaagden] van 21 januari 2018, waarin zij een vergoeding van € 5.000,00 tot € 10.000,00 voor materiele en immateriële schade vergoeding eisen. [eiseres] heeft desgevraagd verklaard dat zij de eis als een reconventionele vordering heeft beschouwd. In kort geding geldt dat een reconventionele vordering alleen door een advocaat kan worden ingesteld. Dat is niet gebeurd. De vordering van [gedaagden] zal daarom niet verder worden behandeld.
4.21.
Nu partijen over en weer in het gelijk zijn gesteld ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagden] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis ervoor zorg te dragen dat de blogberichten, zoals genoemd in productie 17, alsmede iedere verdere vermelding van [eiseres] en haar medewerkers geheel en al verwijderd worden en blijven van de blogsite van [gedaagden] en van social media, waaronder Facebook, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag en voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagden] in gebreke zullen zijn aan dit vonnis te voldoen, met een maximum van € 25.000,00;
5.2.
verbiedt [gedaagden] om verder, in welke vorm dan ook, al dan niet door derden, publiekelijk negatieve uitlatingen te (laten) doen over [eiseres] en haar medewerkers, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag en voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagden] in gebreke zullen zijn aan dit vonnis te voldoen, met een maximum van € 25.000,00;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.O. Zuurmond en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2018.
type: MGV (4702)
coll: JOZ (4583)