ECLI:NL:RBMNE:2018:2222

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
16.659453-17 en 16.661119-15 (vordering tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met zware mishandeling en poging tot afpersing

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 mei 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met zware mishandeling en poging tot afpersing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden en terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden. De zaak kwam voort uit een incident op 25 april 2017 in Hilversum, waar de verdachte geprobeerd heeft om een aangever te dwingen tot de afgifte van bolletjes cocaïne door bedreiging met een mes. Tijdens de zittingen is de tenlastelegging meerdere keren gewijzigd en zijn er verschillende getuigenverklaringen en standpunten van de officier van justitie en de verdediging gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de auto van de aangever is gestapt en hem met een mes heeft bedreigd om de drugs terug te krijgen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de aangever zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van de meest subsidiaire tenlastelegging van bedreiging met zware mishandeling en de primair ten laste gelegde poging tot afpersing. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar werd bevonden, en heeft besloten tot het opleggen van TBS met voorwaarden, gezien de kans op recidive. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de gevangenisstraf en TBS opgelegd, met de voorwaarden dat de reclassering toezicht houdt op de naleving van de voorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.659453-17 en 16.661119-15 (vordering tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 mei 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting in Almere.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 mei 2018. Op de terechtzittingen van 1 augustus 2017, 4 augustus 2017, 17 oktober 2017, 9 januari 2018 en 6 maart 2018 is de zaak pro forma op zitting behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N.M. van Collenburg en van hetgeen verdachte en mr. E.I.B. Hoffman, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zittingen van 17 oktober 2017, 6 maart 2018 en 8 mei 2018 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair: op 25 april 2017 in Hilversum heeft geprobeerd om [aangever] van het leven te beroven;
feit 1 subsidiair: op 25 april 2017 in Hilversum [aangever] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
feit 1 meer subsidiair: op 25 april 2017 in Hilversum heeft geprobeerd om [aangever] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 1 meest subsidiair: op 25 april 2017 in Hilversum [aangever] heeft mishandeld en/of bedreigd.
feit 2 primair: op 25 april 2017 in Hilversum door bedreiging met geweld en/of geweld heeft geprobeerd om [aangever] bolletjes cocaïne en/of een geldbedrag aan hem te laten afgeven;
feit 2 subsidiair: op 25 april 2017 in Hilversum [aangever] heeft bedreigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de aan verdachte onder feit 1 meest subsidiair ten laste gelegde mishandeling en feit 2 primair ten laste gelegde poging tot afpersing wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie vordert verdachte wegens gebrek aan bewijs vrij te spreken van het onder feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van de aan verdachte ten laste gelegde feiten. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 1 primair, subsidiair, meer subsidiair, meest subsidiair en/of feit 2 subsidiair komt, doet verdachte subsidiair een beroep op noodweer dan wel noodweerexces en dient hij te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De raadsvrouw heeft haar standpunt verwoord aan de hand van de door haar ter terechtzitting overgelegde pleitnotities.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 25 april 2017 gaat de politie naar aanleiding van een melding naar [coffeeshop] aan de [adres] in [vestigingsplaats] . Verbalisanten treffen daar een man aan met een bebloed shirt. [1] Verdachte wordt kort daarna aangehouden. [2] Op tien meter afstand van de plek waar verdachte wordt aangehouden, wordt in een gele afvalbak een mes aangetroffen. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij voor iemand anders tegen een geldelijke beloning een pakket bij [aangever] (
de rechtbank begrijpt: aangever [aangever]) moest afleveren. In het pakket zaten bolletjes cocaïne. Hij had telefonisch met [aangever] afgesproken bij de coffeeshop. Verdachte had een mes meegenomen om zichzelf te kunnen beschermen. Dit is het mes dat in de gele afvalbak is gevonden. Verdachte was in de auto van [aangever] gestapt en gaf het pakket aan [aangever] . [aangever] zei vervolgens tegen hem dat hij van hem, [aangever] , geen geld kreeg. Verdachte wilde daarom dat [aangever] het pakket teruggaf. [aangever] wilde het pakket niet teruggeven en verdachte heeft toen het mes gepakt en dit voor de borst van [aangever] gehouden.
Verdachte heeft verklaard dat hij [aangever] niet met het mes heeft gestoken. Toen hij het mes voor de borst van [aangever] hield, gaf [aangever] als bestuurder van de auto waarin zij waren gezeten plankgas en haalde hij ineens zijn handen van het stuur en bracht deze omhoog. De verwondingen moeten bij [aangever] zijn ontstaan, doordat hij bij die beweging zelf het mes heeft geraakt. [4]
Tegenover de verklaring van verdachte staat de verklaring van [aangever] . [aangever] heeft verklaard dat verdachte ineens en onaangekondigd in zijn auto stapte en geld van hem wilde lenen. Verdachte trok een mes en prikte daarmee richting zijn keel. [aangever] was uit de auto gestapt en bemerkte dat hij onder het bloed zat. Hij realiseerde zich dat hij was gestoken.
De inhoud van de verklaring van [aangever] zoals die zich in het dossier bevindt is zeer summier, te meer waar deze ziet op het vermeende steken met het mes door verdachte. [aangever] heeft bij de politie – behoudens over zijn letsel – geen nadere verklaring willen afleggen. Verdachte heeft bij de politie, ten overstaan van de rechter-commissaris en ter terechtzitting een verklaring afgelegd en verklaart consistent dat hij drugs aan de hem als [aangever] bekende [aangever] moest afgeven, dat hij daarvoor zou worden betaald, dat [aangever] hem echter geen geld wilde geven, dat hij een mes pakte en voor de borst van [aangever] hield om de drugs terug te krijgen, hij [aangever] niet gestoken heeft en dat [aangever] zich door zijn eigen bewegingen aan het mes heeft verwond. De rechtbank heeft op grond van de inhoud van die verklaringen en de authenticiteit daarvan geen reden om aan de inhoud daarvan te twijfelen en acht deze, mede bezien in het licht van de summiere verklaring van aangever, geloofwaardig.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op grond van hetgeen hierboven is vastgesteld vast dat:
- de verdachte in de auto van [aangever] is gestapt;
- de verdachte vervolgens het pakket met de bolletjes cocaïne aan [aangever] heeft gegeven;
- [aangever] hem daarvoor geen geld heeft gegeven;
- de verdachte een mes voor de borst van [aangever] heeft gehouden om hem te bewegen dat pakket aan hem terug te geven;
- [aangever] met het pakket uit de auto is gestapt en is weggelopen.
Bij [aangever] is letsel aan zijn borst en aan een hand geconstateerd. De rechtbank gaat op grond van de beschikbare medische informatie ervan uit dat het letsel aan de borst en hand is veroorzaakt door het mes van de verdachte. Echter, niet is ondubbelzinnig komen vast te staan dat de verdachte daarmee heeft gestoken of stekende bewegingen heeft gemaakt; voor het kunnen trekken van die conclusie is de inhoud van het dossier onvoldoende toereikend.
De hierboven weergegeven feitelijke vaststellingen over de gedragingen van de verdachte, toen en daar, kunnen een bewezenverklaring van de tenlastegelegde poging doodslag (1. primair), een zware mishandeling (1. subsidiair) noch een poging daartoe (1. meer subsidiair) schragen. Hetzelfde oordeel geldt voor de als feit 1 meest subsidiair, eerste alternatief, ten laste gelegde mishandeling, zodat de rechtbank verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging zal vrijspreken.
Dat oordeel geldt niet voor de door verdachte erkende gedragingen, te weten het tonen van het mes aan [aangever] met het oogmerk [aangever] te bewegen tot de afgifte van het pakket met daarin de bolletjes cocaïne. Deze door de verdachte erkende gedragingen, bezien in samenhang met de overige bewijsmiddelen, zijn toereikend voor het bewijs van zowel de onder feit 1 meest subsidiair, tweede alternatief, tenlastegelegde bedreiging met zware mishandeling als de onder feit 2 primair ten laste gelegde poging tot afpersing van bolletjes cocaïne.
Bespreking van een gevoerd verweer
De raadsvrouw heeft (onder de noemer van het ontbreken van de materiele wederrechtelijkheid) aangevoerd dat niet tot een bewezenverklaring van de poging tot afpersing kan worden gekomen, omdat [aangever] de verdachte nog niet betaald had voor de overdracht van de bolletjes cocaïne en deze daardoor nog steeds eigendom waren van verdachte.
De rechtbank overweegt dat [aangever] de feitelijke heerschappij over het pakket met de bolletjes cocaïne had verkregen, uit handen van de verdachte. Het is deze feitelijke heerschappij aan de zijde van [aangever] die doorslaggevend is, met gevolg dat het pakket aan [aangever] toebehoorde in de betekenis van artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht. Het enkele feit dat de verdachte niettegenstaande die feitelijke heerschappij de eigendom pretendeerde – wat daarvan overigens ook zij – maakt niet dat daardoor het tenlastegelegde oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling niet voor bewezen verklaring in aanmerking komt. Het gevoerde verweer wordt daarom verworpen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. meest subsidiair
op 25 april 2017 te Hilversum [aangever] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes aan voornoemde [aangever] getoond en voorgehouden.
2. primair
op 25 april 2017 te Hilversum, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld
[aangever] te dwingen tot afgifte van bolletjes cocaïne, toebehorende aan voornoemde [aangever] ,
- in de auto van die [aangever] is gestapt en
- vervolgens een steekwapen in zijn hand heeft gehouden en dat steekwapen dreigend heeft getoond aan die [aangever] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 1 meest subsidiair en feit 2 primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Geen sprake van noodweer(exces)
De raadsvrouw heeft bepleit dat - indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt - verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hem een beroep op noodweer(exces) toekomt. Zij heeft daartoe betoogd dat voor beantwoording van de vraag of de gedraging van verdachte noodzakelijk was aan de hand van de proportionaliteitseis moet worden beoordeeld of het mes als verdedigingsmiddel in redelijke verhouding stond tot de aanranding. Daarbij komt, dat uit het dossier en het rapport van het NFI volgt dat verdachte heeft gehandeld vanuit een hevige gemoedsbeweging.
Het is de rechtbank niet aannemelijk geworden dat er op enig moment sprake zou zijn geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [aangever] waartegen verdachte zich moest en mocht verdedigen. Het beroep op noodweer wordt reeds daarom verworpen. Nu er geen sprake is geweest van een noodweersituatie, faalt het beroep op noodweerexces eveneens.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1 meest subsidiair
Bedreiging met zware mishandeling.
Ten aanzien van feit 2 primair
Poging tot afpersing.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verminderd toerekeningsvatbaar
In het rapport van het Pieter Baan Centrum van 22 februari 2018 opgemaakt door
GZ-psycholoog L. Vermeulen, psychiater in opleiding L.W. Schallenberg en psychiater
D. Harari, komen de deskundigen tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van schizofrenie, ADHD en een stoornis in cocaïnegebruik en een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens hebben verdachtes keuzes en gedrag tijdens het plegen van de strafbare feiten in die mate beïnvloed dat de feiten hem in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare.
Voorts volstaat de rechtbank op deze plaats met verwijzing naar wat in dit vonnis onder het kopje “strafbaarheid van de feiten” in het bestek van noodweer(exces) is overwogen en beslist.
Er is ook overigens geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten en de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, zoals die door de reclassering in het rapport van 25 april 2018 worden geadviseerd. De officier van justitie heeft voorts gevorderd het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen en de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat - indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van één of meer strafbare feiten komt - verdachte reeds te lang in voorarrest heeft gezeten en een lagere straf dient te volgen. Verdachte is zeer gemotiveerd om in de toekomst op een positieve manier invulling te geven aan zijn leven. Hij is bereid zich aan alle voorwaarden die hem worden opgelegd te houden, maar vindt een terbeschikkingstelling met voorwaarden een stap te ver. De raadsvrouw verzoekt daarom deze maatregel niet op te leggen, maar de voorwaarden als bijzondere voorwaarden aan een voorwaardelijk strafdeel te verbinden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de na te noemen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee ernstige strafbare feiten, te weten poging tot afpersing en bedreiging van [aangever] . Verdachte heeft geprobeerd door bedreiging met geweld de bolletjes cocaïne van [aangever] te krijgen, die hij kort daarvoor aan hem had gegeven en waarvoor [aangever] niet wilde betalen. Daarbij heeft hij een mes gebruikt.
De rechtbank heeft acht geslagen op het een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 maart 2018, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van geweldsdelicten. Voor verdachte gold uit hoofde van een andere veroordeling een proeftijd.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het rapport van het Pieter Baan Centrum van
22 februari 2018, zoals hiervoor reeds benoemd. De deskundigen komen tot de conclusie dat het gedrag van verdachte voor een groot deel voortvloeit uit zijn pathologie. Door het chronische karakter van de stoornissen en het feit dat er maar een geringe stressor nodig is om verdachte te laten destabiliseren en terug te laten vallen in antisociaal gedrag, wordt de kans op herhaling van het plegen van soortgelijke feiten binnen een minder goed gestructureerde setting en in de vrije maatschappij groot geacht. Verdachte laat een gebrek aan zelfinzicht zien, waardoor hij niet op één lijn staat met behandelaren aangaande zijn diagnoses en noodzakelijke behandelingen en hij in het verleden meermaals problemen heeft gehad met betrekking tot het zich conformeren aan de behandeling of begeleiding. Verdachte heeft ernstige problemen met betrekking tot het aangaan en onderhouden van persoonlijke relaties en daardoor een gebrek aan sociale en emotionele steun. Door de verminderde toerekeningsvatbaarheid en de hoge kans op herhaling, adviseren de deskundigen de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden op te leggen.
Straf
Gezien de ernst van de door verdachte gepleegde feiten acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden zoals door de officier van justitie gevorderd passend. De tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten zal op deze straf in mindering worden gebracht en het bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.
Maatregel
De deskundigen adviseren dat de verdachte wordt behandeld in een klinisch kader, waarbij het is aangewezen dat die kliniek is toegesneden op de behandeling van mensen met een verstandelijke beperking. Naar het oordeel van de deskundigen is de verdachte gebaat bij de gestructureerde en prikkelarme omgeving die een dergelijk kader biedt. Bij de behandeling dient met name aandacht te zijn voor zijn psychische gevoeligheid en ADHD-symptomen.
Zonder adequate behandeling wordt de kans op recidive door de deskundigen hoog ingeschat. Deze inschatting wordt ondersteund door het feit dat verdachte een geschiedenis van antisociaal gedrag en geweldpleging kent, van meerdere traumatische ervaringen, een gebrekkige persoonlijkheidsontwikkeling en meerdere chronische, actuele psychiatrische stoornissen.
Het benodigde zorgniveau is hoog en het benodigde beveiligingsniveau is matig. Verdachte is stabiel, accepteert medicatie en toont zich gemotiveerd. De verwachting is dat hij zich aan de behandeling zal conformeren. Een Forensisch Psychiatrische Afdeling wordt daarom voldoende passend bevonden, waarbij op termijn zou kunnen worden toegewerkt naar een beschermde woonvorm. Een milder kader, zoals bijzondere voorwaarde gekoppeld aan een voorwaardelijk strafdeel, wordt onvoldoende beveiligend geacht. Een TBS met voorwaarden biedt een langere tijd de mogelijkheid om adequaat in te grijpen indien verdachte dreigt terug te vallen.
De rechtbank kan zich verenigen met deze overwegingen en conclusies van de deskundigen en legt deze ten grondslag aan haar oordeel.
De reclassering ondersteunt het advies van de deskundigen van het Pieter Baan Centrum. De reclassering heeft in het maatregelrapport van 25 april 2018 de mogelijkheid van TBS met voorwaarden onderzocht en geadviseerd over de aan de TBS te verbinden voorwaarden, alsmede om deze voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Verdachte heeft zich bereid verklaard zich aan de voorwaarden te houden, zij het in een ander strafrechtelijk kader.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat een TBS met voorwaarden een passende sanctie is. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet aan het opleggen van een TBS met voorwaarden stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens;
- op het onder feit 2 primair bewezen verklaarde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaar of meer gesteld en het onder feit 1 meest subsidiair bewezen verklaarde misdrijf betreft een misdrijf als genoemd in artikel 37a lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafvordering;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
Het strenge voorwaardelijke kader van de TBS is door de ernst van de problematiek en de hoge kans op herhaling noodzakelijk. Eerder ingezette hulpverlening heeft verdachte er niet van weerhouden wederom strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal de maatregel van TBS opleggen en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op de hiervoor genoemde rapportage is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een soortgelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank de gestelde voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar verklaren.

9.BESLAG

Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- een vleesmes, en
- een plastic beschermhoes voor een vleesmes,
verbeurd verklaren. Met behulp van het vleesmes zijn de onder 1 meest subsidiair en
2 primair bewezen verklaarde feiten begaan. De plastic beschermhoes betreft de verpakking waarin het vleesmes zich bevond, voordat het werd gebruikt voor het plegen van die feiten.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING parketnummer 16.66119-15

Bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland van 9 november 2015 is verdachte een gevangenisstraf van zes maanden voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van drie jaar. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare feiten. De rechtbank ziet in hetgeen in deze zaak over de persoon van verdachte is benoemd, de op te leggen maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden en de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden, aanleiding om de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer te leggen. De rechtbank zal conform de vordering van de officier van justitie de eerder vastgestelde proeftijd met één jaar verlengen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 37a, 38, 38a, 45, 57, 63, 285 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 primair, feit 1 subsidiair, feit 1 meer subsidiair en feit 1 meest subsidiair, eerste alternatief, ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 meest subsidiair, tweede alternatief, en feit 2 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 1 meest subsidiair, tweede alternatief, en feit 2 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 meest subsidiair, tweede alternatief, en feit 2 primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
8 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij als
voorwaardenbetreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde dat betrokkene:
algemeen
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • zich niet schuldig zal maken aan het plegen van strafbare feiten;
bijzonder
  • zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling laat behandelen in een Forensisch Psychiatrische instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem gegeven worden door zijn behandelaren en/of de reclassering in het kader van de behandeling en aan afspraken omtrent zijn bewegingsvrijheden. Hij geeft de reclassering toestemming om bij de behandelaren en verpleegkundigen te informeren naar de voortgang van de behandeling. Hij wordt achteraf op de hoogte gesteld van de inhoud van de gesprekken;
  • zijn woonvorm, woonplaats en adres kiest in overleg met en na toestemming van de reclassering op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling en zich zal houden aan de fasering betreffende een eventuele uitplaatsing naar een beschermde woonvorm;
  • zal meewerken aan behandeling en begeleiding door een (forensisch) psychiatrische polikliniek in het geval hij uitstroomt naar een beschermende woonvorm, zolang zijn behandelaren en/of de reclassering dit nodig achten. Hij zal zich begeleidbaar opstellen en geeft de reclassering toestemming bij de behandelaar te informeren naar de voortgang van de behandeling. Hij wordt achteraf op de hoogte gesteld van de inhoud van de gesprekken;
  • zich zal houden aan het medicatiebeleid van de behandelaren van de forensisch klinische instelling waar hij behandeld wordt. Bij uitfasering zal de medicatieverstrekking in handen liggen van een forensische kliniek;
  • geen drugs of alcohol zal gebruiken en zijn medewerking zal verlenen aan blaastesten en/of urinecontroles. Bij positief resultaat zal in overleg met zijn behandelaren en/of het Openbaar Ministerie een passende sanctie worden opgelegd;
  • zijn medewerking zal verlenen aan de diverse onderdelen van zijn behandeling, ook als dat inhoudt een vorm van dagbesteding en/of werk. In het kader van eventuele doorstroom naar een beschermende woonvorm zal gezocht worden naar een passende dagbesteding en zal hij medewerking verlenen aan deze dagbesteding;
  • aan de reclassering openheid zal geven over zijn financiën en deze inzichtelijk maakt. Indien de reclassering en/of behandelaar problemen signaleert verleent hij zijn medewerking aan budgetbeheer of bewindvoering;
  • zijn sociaal netwerk inzichtelijk maakt voor de reclassering en/of behandelaren en inzicht geeft in zijn vrije tijdsbesteding. Hij geeft toestemming aan de reclassering om aan relevante personen binnen zijn netwerk, eventueel buiten zijn aanwezigheid, informatie in te winnen. Hij zal achteraf op de hoogte worden gesteld van de inhoud van deze gesprekken;
  • zich begeleidbaar en bemiddelbaar opstelt en zich gedraagt naar de aanwijzingen hem te geven door de reclassering;
  • zal meewerken aan Forensisch Psychiatrisch Toezicht (FPT) en indien de reclassering dit nodig acht aan een time-out in een FPA/FPK/FPC van maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- beveelt dat de voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • plastic beschermhoes voor een vleesmes (1951944);
  • vleesmes (1953479);
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.661119-15
- verlengt de bij vonnis van 9 november 2015 door de meervoudige kamer in de rechtbank Midden-Nederland aan de voorwaardelijke gevangenisstraf verbonden proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Veldhuisen, voorzitter, mrs. M.J.A.L. Beljaars en
J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 mei 2018.
Mrs. Beljaars en Wiersma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij, op of omstreeks 25 april 2017, te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de borst(streek) en/of buik(streek) en/of de hand, althans het lichaam, van die [aangever] heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair
hij, op of omstreeks 25 april 2017, te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, althans in Nederland, aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer steekwonden in de borst(streek) en/of buik(streek) en/of de hand, althans het lichaam, heeft toegebracht, door opzettelijk voornoemde [aangever] meermalen, althans
eenmaal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de borst(streek) en/of buik(streek) en/of de hand, althans het lichaam, te steken;
Meer subsidiair
hij, op of omstreeks 25 april 2017, te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans eenmaal heeft gestoken in de borst(streek) en/of buik(streek) en/of de hand, althans het lichaam van die
[aangever] , zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Meest subsidiair
hij, op of omstreeks 25 april 2017, te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, althans in Nederland, [aangever] heeft mishandeld door die [aangever] opzettelijk met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans eenmaal, in de borst(streek) en/of de buik(streek) en/of de hand, althans het lichaam te steken
en/of
hij, op of omstreeks 25 april 2017, te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, althans in Nederland, [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes aan voornoemde [aangever] getoond en/of voorgehouden en/of met dat mes in de richting van voornoemde [aangever] gewezen en/of gestoken.
2.
Primair
hij, op of omstreeks 25 april 2017, te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] te dwingen tot afgifte van (bolletjes) cocaïne en/of één, althans enig geldbedrag (300 a 400 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte,
- in de auto van die [aangever] is gestapt en/of
- ( vervolgens) een (steek)wapen, althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn hand heeft gehouden en/of dat (steek)wapen (dreigend) heeft getoond aan en/of gericht op die [aangever] en/of
- ( vervolgens) die [aangever] meermalen, althans eenmaal, met dat (steek)wapen, althans scherp en/of puntig voorwerp, in de borst(streek) en/of buik(streek) en/of de hand, althans het lichaam heeft gestoken/geraakt,
terwijl de uitvoering van de voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 25 april 2017 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, althans in Nederland S. [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling door opzettelijk dreigend een mes te tonen en/of tegen de borst van die [aangever] te plaatsen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0900-2017122942-9, opgenomen op blz. 26 van het proces-verbaal nr. 2017122942.
2.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0900-2017122942-4, opgenomen op blz. 31 van het proces-verbaal nr. 2017122942.
3.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0900-2017122942-4, opgenomen op blz. 32 van het proces-verbaal nr. 2017122942.
4.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 mei 2018.