ECLI:NL:RBMNE:2018:2290

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2018
Publicatiedatum
25 mei 2018
Zaaknummer
16/660178-17; 16/180853-17; 16/199977-17 (gev. ttz); 16/051288-16 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie en maatregel voor 16-jarige verdachte na afpersing, mishandeling en diefstal

Op 25 mei 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 16-jarige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan vijf ernstige strafbare feiten, waaronder afpersing, mishandeling en diefstal. De verdachte heeft samen met een ander twee leeftijdsgenoten afgeperst, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. Daarnaast heeft hij een leeftijdsgenoot mishandeld en zijn hond niet onder controle gehouden, wat leidde tot een bijtincident. Ook heeft hij een fiets gestolen en geprobeerd een gestolen fiets te verkopen. De rechtbank heeft de impact van deze feiten op de slachtoffers zwaar meegewogen in de uitspraak. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 32 dagen, gelijk aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens is er een gedragsbeïnvloedende maatregel opgelegd voor de duur van 12 maanden, met voorwaarden zoals begeleiding door hulpinstanties en schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen in aanmerking genomen bij het bepalen van de straf en maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/660178-17; 16/180853-17; 16/199977-17 (gev. ttz); 16/051288-16 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 mei 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek met gesloten deuren op de terechtzittingen van 14 november 2017, 30 januari 2018 en 11 mei 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. B.J. de Pree, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
Tevens zijn ter terechtzitting verschenen:
- de vader van verdachte;
- [A] en [B] , namens de Raad voor de Kinderbescherming;
- [C] en [D] , namens Samen Veilig Midden-Nederland.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/660178-17:
Feit 1:zich op 11 november 2017 te Amersfoort samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan afpersing van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
Feit 2:zich op 27 september 2017 te Amersfoort schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 3] ;
Feit 3:zich op 16 september 2017 te Amersfoort schuldig heeft gemaakt aan het onvoldoende zorg dragen voor het onschadelijk houden van zijn hond;
Parketnummer 16/180853-17:
zich op 26 juni 2017 te Amersfoort samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een fiets van [slachtoffer 4] ;
Parketnummer 16/199977-17:
zich op 9 oktober 2017 te Amersfoort schuldig heeft gemaakt aan opzet-, dan wel schuldheling van een fiets.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd ten aanzien van het bewijs aan het oordeel van de rechtbank voor alle feiten met uitzondering van feit 2 onder parketnummer 16/660178-17.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor deze mishandeling van [slachtoffer 3] , die zou zijn gepleegd op 27 september 2017. De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte weliswaar die dag aanwezig is geweest bij de vechtpartij, maar daaraan geen deel heeft genomen. Ter onderbouwing daarvan voert de verdediging aan dat verdachte op dat moment zijn hond bij zich had en daardoor al niet kon deelnemen aan de vechtpartij. De aangifte van [slachtoffer 3] wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen zodat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is in het procesdossier.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op basis van de hierna te noemen bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Parketnummer 16/660178-17: [1]
Ten aanzien van feit 2:
Op 9 oktober 2017 heeft aangever [slachtoffer 3] verklaard dat hij op 26 september 2017 zijn school te Amersfoort uit liep. Hij zag een groep jongens, waarvan een jongen een hond bij zich had. De volgende dag (
de rechtbank begrijpt 27 september 2017)stond de jongen met de hond weer bij het schoolplein. De jongen met de hond kwam op hem af. [2] Aangever voelde dat de jongen met de hond op hem ging zitten en hij hem opzettelijk met vuisten sloeg. Aangever voelde dat de jongen met de hond hem in zijn gezicht raakte en dat hij hem in zijn kruis sloeg. Aangever zag dat de jongens weggingen en zag de conciërge van de school, genaamd [getuige] . Aangever verklaarde dat op de plek waar de mishandeling is gebeurd er bloed op de grond lag wat vanuit zijn neus kwam. [3]
Op 15 januari 2018 heeft verbalisant [verbalisant] [getuige] als getuige gehoord van de vechtpartij. [getuige] heeft verklaard dat hij van een groep leerlingen hoorde dat er gevochten werd en zag dat de groep leerlingen om twee mensen stonden. Hij zag dat [slachtoffer 3] een bloedlip had en dat de andere jongen [verdachte] betrof. [4]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 27 september 2017 bij het incident aanwezig was. [5]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 27 september 2017 te Amersfoort [slachtoffer 3] heeft mishandeld door hem te slaan en te stompen in het gezicht en het kruis. De verklaring van aangever wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] . Getuige [getuige] heeft weliswaar niet kunnen waarnemen wie waar geslagen werd, maar wel dat er een vechtpartij plaatsvond tussen twee personen, dat aangever een bloedneus had en dat de andere jongen verdachte betrof.
Zelfs indien verdachte op 27 september 2017 een hond bij zich had, zou dat naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie leiden dat hij het tenlastegelegde niet heeft begaan, nu verdachte zijn hond immers tijdelijk kon loslaten of de riem aan een van de overige aanwezige personen had kunnen geven. De verklaring van verdachte, dat hij op 27 september 2017 een hond bij zich had, wordt voorts niet ondersteund door het dossier. Aangever spreekt weliswaar in zijn aangifte over ‘de jongen met de hond’, maar uit de context van zijn verklaring blijkt dat dit enkel is bedoeld om verdachte te omschrijven, omdat aangever op dat moment de naam van verdachte niet kent en hem eerder heeft gezien met een hond. Ook getuige [getuige] verklaart niet over de aanwezigheid van een hond, zelfs niet op het moment dat hij beschrijft dat hij verdachte zag wegrennen. Het verweer van de verdediging dat verdachte niet deel heeft kunnen nemen aan het gevecht omdat hij op die dag zijn hond bij zich had, wordt derhalve door de rechtbank verworpen.
Ten aanzien van feit 1 en 3
Verdachte heeft onderstaande ten laste gelegde feiten bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 1:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 mei 2018;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 15 november 2017, genummerd PL0900-2017346297-1, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende een verklaring van aangever [slachtoffer 1] , doorgenummerde pagina 24 e.v. van het proces-verbaal nummer 2017346297;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van aangever van 16 november 2017, genummerd PL0900-2017346297-10, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende een verklaring van aangever [slachtoffer 2] , doorgenummerde pagina 32 e.v. van het proces-verbaal nummer 2017346297;
Ten aanzien van feit 3:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 mei 2018;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 24 september 2017, genummerd PL0900-2017284470-1, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende een verklaring van aangever [slachtoffer 5] , doorgenummerde pagina 6 e.v. van het proces-verbaal registratienummer PL0900-20185014311 Z;
  • een geneeskundige verklaring van 26 september 2017 betreffende medische informatie [slachtoffer 5] , opgesteld en ondertekend op 26 september 2017 door de behandelend arts;
Parketnummer 16/180853-17:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 mei 2018;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 1 juli 2017, genummerd PL0900-2017199955-1, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende een verklaring van aangever [slachtoffer 4] , doorgenummerde pagina 4 e.v. van het proces-verbaal registratienummer PL0900-2017199955 Z;
Parketnummer 16/199977-17:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 mei 2018;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever van 9 oktober 2017, genummerd PL0900-2017306947-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende een verklaring van aangever [aangever] , doorgenummerde pagina 9 e.v. van het proces-verbaal registratienummer PL0900-2017324301 Z.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Parketnummer 16/660178-17:
Feit 1
op 11 november 2017 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van jassen van het merk The North Face en pakjes sigaretten en muntgeld, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij hun nek hebben gepakt en verder een steeg in geduwd en
- die [slachtoffer 2] met kracht op zijn gezicht heeft gestompt en
- tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gezegd dat zij hun zakken leeg moesten maken en muntgeld en sigaretten moesten afgeven en
- tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gezegd dat zij hun jassen moesten uittrekken en vervolgens afgeven;
Feit 2
op 27 september 2017 te Amersfoort [slachtoffer 3] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 3] te slaan en te stompen in het gezicht en het kruis;
Feit 3
op 16 september 2017 te Amersfoort geen voldoende zorg heeft gedragen voor het onschadelijk houden van een onder zijn hoede staande gevaarlijke dier, te weten een hond Pitbull -type genaamd Diablo, immers kon die hond zeer dichtbij [slachtoffer 5] komen en heeft die hond vervolgens die [slachtoffer 5] in zijn been gebeten;
Parketnummer 16/180853-17:
op 26 juni 2017 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, geheel toebehorende aan [slachtoffer 4] ;
Parketnummer 16/199977-17:
op 9 oktober 2017 te Amersfoort, een goed te weten een fiets heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Parketnummer 16/660178-17:
Feit 1afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2mishandeling;
Feit 3onvoldoende zorg dragen voor een onder zijn hoede staand gevaarlijk dier;
Parketnummer 16/180853-17:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
Parketnummer 16/199977-17:
opzetheling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte voor de door hem bewezen geachte
feiten wordt opgelegd een jeugddetentie voor de duur gelijk aan het aantal dagen dat
verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 29 dagen, met aftrek van het voorarrest.
Voorts heeft de officier van justitie het opleggen van een Gedragsbeïnvloedende Maatregel
(hierna: GBM) gevorderd voor de duur van 12 maanden, met voorwaarden zoals die zijn
geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming en Samen-Veilig Midden-Nederland.
De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel gevorderd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om extra rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, met name de moeilijke jeugd van verdachte. Voor wat betreft de op te leggen straf en of maatregel refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich binnen een tijdsbestek van vijf maanden schuldig gemaakt aan vijf ernstige strafbare feiten, waarvan meerdere met een gewelddadig karakter. Hij heeft op een intimiderende wijze samen met een ander, leeftijdsgenoten afgeperst waarbij zij onder bedreiging met geweld hun bezittingen moesten afgeven. Dit heeft een zeer angstige situatie voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opgeleverd. Verdachte heeft daarnaast een andere leeftijdsgenoot opgewacht bij school en deze jongen geslagen. Daarnaast heeft verdachte zijn hond niet onder controle gehouden waardoor deze een jongen kon bijten. De feiten die hebben plaatsgevonden hebben een grote impact op het leven van de slachtoffers. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan vermogensdelicten door een fiets te stelen en door aan zijn vrienden aan te bieden om een gestolen fiets te verkopen. Dit zijn ergerlijke feiten, waarbij slachtoffers schade lijden. Hij heeft hierbij enkel gedacht aan zijn eigen financiële gewin en ook dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Wat betreft de persoon van verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
Uit een de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 april 2018 blijkt dat verdachte op 12 december 2016 door de Kinderrechter is veroordeeld voor diefstal en schuldheling. Verdachte liep voor deze veroordeling nog in een proeftijd, maar dit heeft hem niet weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Dit weegt in het nadeel van verdachte mee.
Over verdachte is een rapport van 21 februari 2018 opgemaakt door A. Soetendaal, GZ-psycholoog. Het rapport houdt onder meer het volgende in.
Bij verdachte is sprake van een normoverschrijdende gedragsstoornis met beperkte pro sociale emoties. Er is reeds ITB Plus en elektronisch toezicht opgelegd als schorsingsvoorwaarde voor het ten laste gelegde in november 2017. Dit is niet voldoende gebleken om verdachte ertoe te bewegen zich aan de schorsingsvoorwaarden te houden. Verdachte stelt zich tot op heden ongevoelig op voor interventie. Betrokkene lijkt wel in
staat zijn eigen belangen goed af te wegen en zou als zodanig kunnen profiteren van een
GBM. De rechtbank neemt de conclusies van deze deskundigen over.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming en de toelichting ter terechtzitting door de deskundigen op dit rapport komt het volgende naar voren. De algemene kans op herhaling van het plegen van strafbare feiten is hoog. Om deze kans op herhaling te beperken, wordt een GBM geadviseerd voor de duur van een jaar. De GBM biedt duidelijke inkadering van de behandeling, een stevige stok achter de deur in het voorkomen van recidive en de mogelijkheid tot een time-out, mocht verdachte onverhoopt terugvallen in negatief gedrag. De Raad adviseert de GBM aan te vullen met: het verblijf bij Valkenheide en meewerken aan de regels die daar gelden, begeleiding van de jeugdreclassering van Samen Veilig binnen het ITB Plus-kader, elektronische controle met GPS voor drie maanden, houden aan het rooster van school en stage en Agressie Regulatie behandeling bij De Waag en indien nodig aansluitend behandeling vanuit Topzorg. Om zo snel mogelijk met de GBM te kunnen starten, en daarmee de behandeling en kaders te borgen, adviseert de Raad directe uitvoerbaarheid van de maatregel.
Uit het rapport van Samen Veilig Midden-Nederland en de toelichting ter terechtzitting op dit rapport door de jeugdreclasseerder en de gezinsvoogd volgt dat zij ook een GBM adviseren met dezelfde voorwaarden als die door de Raad zijn voorgesteld.
Alles afwegende acht de rechtbank een jeugddetentie van 32 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Dat is een jeugddetentie die gelijk is aan de periode die verdachte reeds heeft vastgezeten. De rechtbank heeft daarbij gelet op de ernst van de feiten, de jeugdige leeftijd, het strafblad van verdachte, straffen die in soortgelijke zaken aan minderjarige daders worden opgelegd, alsmede op het feit dat de rechtbank aan verdachte – zoals hierna zal worden toegelicht – ook een GBM zal opleggen.
Verdachte heeft een stevige stok achter de deur nodig. Gelet op de persoon van verdachte, zijn houding en problematiek zijn het teweegbrengen van gedragsverandering bij verdachte en het beperken van het recidiverisico naar het oordeel van de rechtbank binnen een andere modaliteit en duur niet haalbaar. Naar het oordeel van de rechtbank past bij het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte en bij de ernst en het risico op herhaling van de door verdachte op deze leeftijd begane strafbare feiten, een GBM voor de duur van 12 maanden. De rechtbank zal de vervangende jeugddetentie op 8 maanden stellen.
De GBM zal aldus worden ingericht dat verdachte zal verblijven bij Valkenheide en mee dient te werken aan de regels die daar gelden, begeleiding van de jeugdreclassering van Samen Veilig zal krijgen binnen het ITB Plus-kader, elektronische controle met GPS voor de duur van drie maanden, zich dient te houden aan het rooster van school en stage en Agressie Regulatie behandeling bij De Waag zal volgen en indien nodig aansluitend behandeling vanuit Topzorg.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen, dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, en de dadelijke uitvoerbaarheid in het belang van verdachte is, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 77w, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht dat de opgelegde maatregel en de daarbij behorende programmaonderdelen dadelijk uitvoerbaar is.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 415,00. Dit bedrag bestaat uit € 215,00 materiële schade en € 200,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/660178-17 ten laste gelegde feit 1.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 350,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/660178-17 ten laste gelegde feit 2.
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 179,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/180853-17 ten laste gelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] geheel toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gevorderd om [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering wegens een onevenredige belasting van het strafproces.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
De verdediging stelt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, gezien de bepleite vrijspraak.
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] primair afgewezen dient te worden, gelet op het feit dat de fiets door de politie in beslag is genomen en subsidiair niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor het onder 5 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden onder meer vanwege de aantasting van zijn lichamelijke integriteit en het verlies van goederen. De rechtbank waardeert deze schade op € 415,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 november 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 415,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 november 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 5 dagen jeugddetentie, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij van [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de benadeelde partij van [slachtoffer 3] . Hieruit blijkt, op pagina 2, dat de vordering is ingediend naar aanleiding van ontstane schade door een strafbaar feit op 16 september 2017. Het door de rechtbank bewezen verklaarde feit onder rubriek 5 is gepleegd op 27 september 2017. De rechtbank oordeelt hierdoor dat de behandeling van de vordering van [slachtoffer 3] een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Nu niet uit het procesdossier onomstotelijk is komen vast te staan, door bijvoorbeeld een kennisgeving van inbeslagname, dat de fiets daadwerkelijk door de politie in beslag is genomen, staat vast dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden vanwege het verlies van goederen. De rechtbank waardeert deze schade op € 179,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 juni 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 4] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 179,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 juni 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 2 dagen jeugddetentie, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij van [slachtoffer 4] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging gedeeltelijk toe te wijzen, te weten een werkstraf voor de duur van 20 uur.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen nu dit niet opportuun is. De verdediging heeft verwezen naar het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, waarin zij gedeeltelijke toewijzing adviseren doordat de prioriteit dient te komen te liggen bij het geadviseerde hulpverleningstraject binnen de GBM. De verdediging sluit zich hierbij aan en benoemt dat toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging kan zorgen voor overprikkeling bij verdachte.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de stukken bevindt zich de op 10 oktober 2017 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland, in de zaak met parketnummer 16/051288-16, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 12 december 2016 van de Kinderrechter te Utrecht waarbij verdachte is veroordeeld tot 40 uur werkstraf voorwaardelijk met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd opnieuw aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf te gelasten. Gelet op de lange periode waarbinnen deze 40 uur werkstraf verricht dienen te worden, ziet de rechtbank geen risico op overprikkeling van de verdachte bij de door hem te verrichten activiteiten, aangezien de uitvoering van de werkstraf (telkens) op een handig moment gepland zal kunnen worden en de rechtbank verdachte 1 jaar de tijd zal geven om de werkstraf te verrichten.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77 w, 77 wa, 77wc, 77gg, 300, 311, 317, 416, 425, van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 5 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 32 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
Oplegging maatregel
- legt op aan verdachte de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van
12 (twaalf) maanden, bestaande uit:
1. meewerken aan verblijf en regels binnen Valkenheide;
2. De maatregel van Toezicht en Begeleiding uit te voeren door Samen Veilig Midden-Nederland (locatie Amersfoort) waarin is besloten Intensieve Traject Begeleiding Plus (ITB +) voor de duur van 12 maanden,
3. controle van het locatiegebod door middel van elektronisch toezicht met GPS voor de duur van 3 maanden;
4. houden aan het rooster van school en stage;
5. behandeling bij de Waag in de vorm van Agressie regulatie op maat en, indien de Waag en jeugdreclassering dit noodzakelijk achten aansluitend behandeling in de vorm van Topzorg;
- beveelt dat, als verdachte niet naar behoren meewerkt aan de tenuitvoerlegging van de
maatregel, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 8 (acht) maanden;
- draagt Samen Veilig Midden-Nederland op de tenuitvoerlegging van de maatregel te ondersteunen en de identiteit van verdachte vast te stellen als bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering;
Dadelijke uitvoerbaarheid
- beveelt dat het programma waaruit de maatregel bestaat op grond van artikel 77w lid 6 van het Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar is;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 415,00;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 11 november 2017 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat
€ 415,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 november 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 5 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
- verklaart [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
- wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 179,00;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 26 juni 2017 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 179,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 2 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/051288-16
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 12 december 2016 opgelegde voorwaardelijke taakstraf in de zin van een werkstraf voor de duur van 40 uur subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie;
Voorlopige hechtenis parketnummer 16/660178-17
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Akkermans, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. H.A. Gerritse en C. van de Lustgraaf, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.H. Batavier, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 mei 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan E. Demirörs is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/660178-17
1.
hij op of omstreeks 11 november 2017 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van
(een) jas(sen) (van het merk The North Face) en/of één of meer (pakjes)
sigaret(ten) en/of muntgeld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), welk geweld en / of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn
mededader
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] bij hun nek heeft/hebben gepakt en/of
(verder) een steeg in geduwd/bewogen en/of
- die [slachtoffer 2] (met kracht) op zijn gezicht heeft/hebben gestompt/geslagen
en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat zij hun
zakken leeg moesten maken en/of muntgeld en/of (een pakje) sigaretten moesten
afgeven en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat zij hun
jassen moesten uittrekken en vervolgens afgeven en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd
dat als zij aangifte gaan doen, ze levend begraven worden en/of dat er dan
een molotovcocktail door hun huis zal worden gegooid en/of dat zij dan in
elkaar geslagen zullen worden;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht
2.
Parketnummer 16/659260-18
hij op of omstreeks 27 september 2017 te Amersfoort [slachtoffer 3] heeft
mishandeld door voornoemde [slachtoffer 3] te slaan en/of te stompen in/tegen het
gezicht en/of het kruis, althans het lichaam;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
Parketnummer 16/659261-18
hij op of omstreeks 16 september 2017 te Amersfoort geen voldoende zorg
heeft gedragen voor het onschadelijk houden van (een) onder zijn hoede
staande gevaarlijk(e) dier(en), te weten een hond (Pitbull -type genaamd
Diablo), immers kon die hond zeer dichtbij [slachtoffer 5] komen en heeft die hond
(vervolgens) die [slachtoffer 5] in zijn been gebeten;
art 425 ahf/ond 2° Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 16/180853-17
hij op of omstreeks 26 juni 2017 te Amersfoort
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets,
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 16/199977-17
hij op of omstreeks 9 oktober 2017 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Midden-Nederland,
een goed te weten een fiets heeft verworven, voorhanden gehad, en/of
overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit
goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door
misdrijf verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 januari 2018, genummerd PL0900-2017299274, opgemaakt door Politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 15. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 9 oktober 2017, pagina 3.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 9 oktober 2017, pagina 4.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 15 januari 2018, pagina 8.
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 mei 2018.