5.3Het oordeel van de rechtbank
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, Sr opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Bewijsmiddelen
De rechtbank leidt uit de beschikbare bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden af.
Legale inkomsten
Uit inkomensgegevens van de Belastingdienst blijkt dat [medeverdachte] over 2014 een uitkering heeft genoten van het UWV van in totaal € 3.586,-. Tevens kreeg hij in dat jaar studiefinanciering van € 969,54. Over 2015 zijn er geen inkomensgegevens bekend bij de Belastingdienst. Uit de aangifte omzetbelasting blijkt dat [medeverdachte] over 2012 en 2013 een totale omzet heeft gehad van € 54.180,-. Op peildatum 31 december 2014 en 31 december 2015 hebben alle bij de Belastingdienst bekende rekeningnummers van [medeverdachte] geen of een negatief saldo.
Verder blijkt uit gegevens van de Belastingdienst dat [verdachte] en [medeverdachte] vennoot waren van het bedrijf V.O.F. [rijschool] . Deze vennootschap is op 3 september 2012 opgericht en op 19 maart 2014 opgeheven. Er is geen omzet geweest in voornoemd tijdvak. Over 2014 blijkt [verdachte] € 1.746,- aan loon te hebben gehad bij respectievelijk [bedrijf 1] , [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V. Over 2015 had [verdachte] geen inkomsten.
Stichting [stichting]
Stichting [stichting] is opgericht op 21 januari 2015 en had vanaf de datum van de oprichting tot 6 januari 2016 [medeverdachte] als enige bestuurder.Vanaf 6 januari 2016 betrof de enige bestuurder [bedrijf 4] .[medeverdachte] was vanaf 18 december 2015 directeur van laatstgenoemde vennootschap.
Van het rekeningnummer [rekeningnummer] , op naam van Stichting [stichting]werd een bedrag van € 45.094,08 overgeboekt naar twee rekeningenop naam van [verdachte] .
Contante stortingen
Uit de bankanalyse blijkt dat in de onderzoeksperiode van 1 juli 2014 tot en met 14 november 2016 in totaal € 21.930,- aan contant geld is gestort op de bankrekeningen van [verdachte] , te weten € 10.585,- op rekeningnummer [rekeningnummer] en € 11.345,- op rekeningnummer [rekeningnummer] .
Jaguar F-Pace
Op 14 november 2016 werd door de politie een Jaguar F-Space met kenteken [kenteken] in beslag genomen. Op de kilometerteller stond 35 kilometer.Deze auto bleek gekocht te zijn bij [autobedrijf] . Door twee medewerkers van dit bedrijf werd tegenover de politie verklaard dat de koopovereenkomst voor deze Jaguar werd gesloten op 12 juli 2016. De overeenkomst werd ondertekend door zowel [medeverdachte] als [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] en [verdachte] ). Het totaalbedrag bedroeg € 72.500,-, inclusief een ingeruilde Nissan.Op 22 juli 2016 werd een bedrag van € 5.000,- door [autobedrijf] ontvangen afkomstig van de bankrekening [rekeningnummer] op naam van Stichting [stichting] . Vanaf 9 tot en met 14 november 2016 werd het resterende bedrag in deelbetalingen aan [autobedrijf] overgemaakt. Door de medewerkers van het bedrijf wordt verklaard dat [medeverdachte] over het algemeen het woord deed, maar dat [verdachte] haar specifieke wensen met betrekking tot de Jaguar goed kenbaar wist te maken.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat bij de aankoop van de Jaguar een Nissan Juke werd ingeruild. Deze Nissan was van de vader van verdachte.Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] uiteindelijk een bedrag van € 72.500,- heeft betaald voor de Jaguar.
Betaling huur
Op 23 november 2016 heeft de officier van justitie de banktransacties gevorderd van rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van rekeninghouder [verdachte] .Uit de door de ING Bank verstrekte gegevens blijkt dat er op 21 juli 2016, 30 augustus 2016, 23 september 2016 en 31 oktober 2016telkens € 2.500,- wordt overgeschreven naar [bedrijf 5] [woonplaats] met als omschrijving ‘huur [adres] [woonplaats] ’.
[verdachte] heeft tegenover de politie verklaard dat [medeverdachte] gebruik maakt van de rekening [rekeningnummer]en het bankpasje bij deze rekening in zijn bezit is.Op de vraag van de politie op welke wijze de huur van de woning werd betaald, heeft [verdachte] verklaard dat [medeverdachte] het geld op haar rekening stortte. [verdachte] gebruikte deze rekening zelf niet, maar keek via internet wel ongeveer één keer per week op de rekening.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van de aanbetaling van € 5.000,- voor de aankoop van de horsetruck, omdat uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte bij deze aankoop betrokken is geweest of hiervan wetenschap had. Ook van de aangetroffen debetcards en prepaidmastercards zal de rechtbank verdachte vrijspreken. Deze kaarten kunnen op basis van het dossier niet met verdachte in verband worden gebracht. Daarnaast acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wetenschap had van de bitcoins die door [medeverdachte] werden verzilverd voor in totaal € 501.165,38, zodat zij van dit onderdeel zal worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen
Rekeningnummer [rekeningnummer]
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte op de hoogte was van de bedragen die naar het op haar naam staande rekeningnummer eindigend op [rekeningnummer] werden overgemaakt en contant werden gestort. Hoewel de pas van deze rekening door [medeverdachte] werd gebruikt, had verdachte wel zicht op wat er op deze rekening binnen kwam. Ze verklaart namelijk zelf dat ze via internet ongeveer één keer per week op deze rekening keek.
Witwasvermoeden
Allereerst concludeert de rechtbank op basis van de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] dat zij een gemeenschappelijke huishouding voerden en de kosten deelden. De rechtbank zal daarom bij haar beoordeling zowel de legale inkomsten van verdachte als van [medeverdachte] betrekken.
Uit de gegevens van de Belastingdienst blijkt dat verdachte in 2014 en 2015 slechts € 1.746,- aan inkomen heeft genoten. De bij de Belastingdienst bekende inkomsten van [medeverdachte] bedragen over deze periode nog geen € 5.000,-.
Door verdachte en [medeverdachte] is in de periode van 1 juli 2014 tot en met 14 november 2016 een bedrag van € 72.500,- uitgegeven aan de aankoop van een Jaguar. Daarnaast is door [medeverdachte] € 45.094,08 overgemaakt op de rekening van verdachte en is in totaal € 21.930,- op verdachtes rekening gestort (waarvan ten minste € 10.000,- is uitgegeven aan de betaling van de huur van de woning aan de [adres] in [woonplaats] ). Deze geldbedragen, van in totaal ruim € 130.000,-, kunnen niet worden verklaard door de legale inkomsten die verdachte en [medeverdachte] in de onderzoeksperiode hebben genoten. Zelfs al zou het legale inkomen van [medeverdachte] over 2012 en 2013, te weten € 54.180,-, hierin worden meegenomen, dan kan nog maar een deel van het totale geldbedrag worden verklaard. Bovendien wordt dan nog geen rekening gehouden met alle vaste lasten en de kosten aan levensonderhoud die verdachte en [medeverdachte] in die periode hebben gehad.
Nu uit het onderzoek geen legale inkomstenbronnen zijn gebleken die het geldbedrag van ruim € 130.000,- kunnen verklaren, is een vermoeden van witwassen zonder meer gerechtvaardigd. Niet alleen staan de transacties niet in verhouding tot de inkomsten van verdachte, er is ook geen legale economische verklaring voor de girale bijschrijvingen op de rekeningen van verdachte. Bovendien bewoonde verdachte samen met [medeverdachte] een woning waarvan de huur € 2.500,- per maand bedroeg, terwijl beiden niet beschikten over een legale inkomstenbron.
Nu naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een vermoeden van witwassen mag van verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft voor de herkomst van het bedrag van in totaal € 130.000,-. Deze verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
Andere inkomstenbronnen?
Verdachte heeft verklaard dat het bij de Belastingdienst bekende inkomen niet het enige inkomen was dat zij had. Verdachte heeft, zo verklaart ze, ook geld verdiend met het oppassen op kinderen en het berijden van paarden voor anderen.
De politie heeft onderzoek gedaan naar de verklaring van verdachte met betrekking tot het oppassen. Uit dit onderzoek is niet gebleken dat verdachte heeft opgepast en hiermee geld heeft verdiend.
Van de inkomsten die verdachte zou hebben gehad met het berijden van paarden voor anderen is geen administratie aangetroffen. Verdachte heeft in haar verklaring enkele namen genoemd, maar heeft niet concreet verklaard over welke periode zij welke bedragen heeft ontvangen. Bovendien is door verdachte niet onderbouwd dat er daadwerkelijk betalingen zijn ontvangen die te maken hadden met het berijden van paarden voor anderen.
Conclusie
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden zijn de verklaringen die verdachte geeft voor de herkomst van (een deel van) het geldbedrag van ruim € 130.000,- naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet en onvoldoende verifieerbaar. Op grond hiervan acht de rechtbank geen andere conclusie mogelijk dan dat het niet anders kan zijn dan dat de ten laste gelegde bedragen en Jaguar onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Vrijspraak opzetwitwassen
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wist dat de geldbedragen en de Jaguar afkomstig waren uit enig misdrijf.
Bewezenverklaring schuldwitwassen
Verdachte had dit echter wel redelijkerwijs moeten vermoeden. Zowel verdachte (in de ten laste gelegde periode tussen de 23 en 25 jaar oud) als [medeverdachte] (in de ten laste gelegde periode tussen de 20 en 23 jaar oud), met wie zij samenwoonde, hadden nauwelijks legale inkomsten. Toch werd er een maandelijks huurbedrag van € 2.500,- betaald, werd er een bedrag van meer dan 50.000,- op haar rekening bijgeschreven, vonden constante stortingen plaats van meer dan € 20.000,- en werden er dure aankopen gedaan (waaronder een Jaguar van € 72.500,-). Onder die omstandigheden had verdachte moeten vermoeden dat deze geldbedragen geen legale herkomst hadden. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het schuldwitwassen van de hiervoor genoemde voorwerpen.
Medeplegen
Anders dan de raadsman acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hiervoor genoemde voorwerpen “tezamen en in vereniging” met [medeverdachte] heeft witgewassen. Verdachte voerde met [medeverdachte] een gemeenschappelijke huishouding en huurde samen met hem de woning aan de [adres] . Verdachte was medeverantwoordelijk voor de betaling van het huurbedrag en had met [medeverdachte] afspraken gemaakt over hoe de betaling van de huur plaatsvond. Ook was zij op de hoogte van de betalingen die door [medeverdachte] op haar rekeningen werden gedaan en was zij nauw betrokken bij de aankoop van de Jaguar. De rechtbank acht dat op basis hiervan gesproken kan worden van een voldoende intensieve samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] .
Witwashandelingen
De rechtbank heeft onvoldoende aanwijzingen om aan te nemen dat de voorwerpen die door verdachte zijn witgewassen afkomstig zijn van een door haar zelf begaan misdrijf. Gelet hierop is, volgens vaste jurisprudentie, niet vereist dat sprake is van een extra verhullingshandeling. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met [medeverdachte] , de Jaguar en de op haar rekening overgemaakte en gestorte geldbedragen heeft verworven en voorhanden gehad. Daarnaast heeft verdachte, samen met [medeverdachte] , de huurbedragen voorhanden gehad en overgedragen. Ook is van de hiervoor genoemde bedragen en de Jaguar door verdachte en [medeverdachte] gebruik gemaakt.