ECLI:NL:RBMNE:2018:2555

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juni 2018
Publicatiedatum
7 juni 2018
Zaaknummer
460720 / HA RK 18-175
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in een civiele procedure met betrekking tot gezag over kinderen

Op 7 juni 2018 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het verzoek tot wraking van de rechters mr. P.J. Elferink, mr. E.W.A. Vonk en mr. T. Dopheide, ingediend door verzoekster in de hoofdzaak geregistreerd onder zaaknummer C/16/455734 / FO RK 18-355. Verzoekster had op 25 mei 2018 een wrakingsverzoek ingediend, omdat zij geen oproep voor de zitting had ontvangen in een procedure die door de Raad voor de Kinderbescherming was aangespannen tot beëindiging van het gezag over haar kinderen. Verzoekster stelde dat zij deze stukken zes tot acht weken voor de zitting had moeten ontvangen.

De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat het verzoek niet gericht was tegen de leden van de kamer. De rechters hadden geen bemoeienis met de verzending van de oproep voor de zitting en verzoekster had de namen van de rechters niet in haar verzoek vermeld. De wrakingskamer besloot daarom het verzoek tot wraking zonder behandeling op zitting niet-ontvankelijk te verklaren.

De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De procedure van verzoekster met zaaknummer C/16/455734 / FO RK 18-355 dient voortgezet te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 460720 / HA RK 18-175
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
7 juni 2018
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
(verder te noemen: verzoekster).

1.De procedure

De hoofdzaak betreft de procedure geregistreerd onder zaaknummer C/16/455734 / FO RK 18-355. In het kader van die procedure heeft verzoekster bij bericht van 25 mei 2018 een verzoek tot wraking van de leden van de kamer ingediend. Dat zijn de rechters mr. P.J. Elferink, mr. E.W.A. Vonk en mr. T. Dopheide. Dit wrakingsverzoek ligt nu ter beoordeling voor.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 36 Rv kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.2.
Bij een wrakingsverzoek is het uitgangspunt dat het verzoek op zitting wordt behandeld. Indien het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, kan van dit uitgangspunt worden afgeweken in de gevallen die zijn genoemd in 9.1 a tot en met i van het wrakingsprotocol van deze rechtbank. De wrakingskamer ziet in de onderhavige zaak aanleiding om van het uitgangspunt af te wijken.
2.3.
Op 28 mei 2018 stond in de hoofdzaak een zitting gepland ter behandeling van het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot beëindiging van het gezag over twee kinderen van verzoekster. Het Leger des Heils (Jeugdbescherming & Reclassering) heeft op 25 mei 2018 een brief van verzoekster d.d. 24 mei 2018 aan de rechtbank doen toekomen. In deze brief wraakt verzoekster de rechtbank omdat zij geen oproep voor de zitting met verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming ontvangen heeft. Zij stelt dat deze stukken haar zes tot acht weken voor de zitting toegezonden hadden moeten zijn. Op het moment van de ontvangst van het verzoek tot wraking had de behandeling van de zaak nog geen aanvang genomen. De rechters hebben geen bemoeienis met de verzending van de oproep voor de zitting. De wrakingskamer is gelet op die omstandigheden van oordeel dat het verzoek niet is gericht tegen (één van) de leden van de kamer, te minder nu verzoekster de namen van de rechters niet in haar verzoek vermeldt.
2.4.
De wrakingskamer oordeelt gelet op het voorgaande met verwijzing naar onderdeel 9.1.d. van het wrakingsprotocol van deze rechtbank dat het verzoek tot wraking kennelijk niet-ontvankelijk is. Daarom wordt dit wrakingsverzoek zonder behandeling op zitting
niet-ontvankelijk verklaard.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, de voorzitter van de afdeling Straf-, familie- en jeugdrecht en de president van deze rechtbank;
3.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer C/16/455734 / FO RK 18-355 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, en mr. I.P.H.M. Severeijns en mr. R.M. Berendsen als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. K.F. van Dam, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.