ECLI:NL:RBMNE:2018:2643

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
UTR 18/528
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. van der Linde
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een horeca-exploitatievergunning in verband met strijd met het bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een horeca-exploitatievergunning voor de lunchroom en vergadercentrum '[naam VOF]' in [vestigingsplaats]. De burgemeester van de gemeente Woerden, verweerder in deze zaak, had op 10 juli 2017 besloten om de vergunning niet te verlenen, omdat de exploitatie in strijd zou zijn met het geldende bestemmingsplan. Dit besluit werd in het bestreden besluit van 19 december 2017 in stand gehouden, waarop eisers, de exploitanten van '[naam VOF]', beroep instelden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de weigering van de vergunning is gebaseerd op artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Woerden, dat bepaalt dat een vergunning kan worden geweigerd indien de exploitatie in strijd is met een bestemmingsplan. De rechtbank heeft de uitleg van verweerder gevolgd, die stelde dat horeca niet is toegestaan binnen de bestemming 'Gemengd' zonder de specifieke aanduiding 'horeca'. De rechtbank oordeelde dat de argumenten van eisers niet opgingen, omdat de activiteiten van '[naam VOF]' niet binnen de kernbestemming vielen.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Dit betekent dat de weigering van de vergunning blijft staan, omdat de rechtbank oordeelde dat de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het griffierecht van eisers moet vergoeden en hen in de proceskosten moet veroordelen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18/528

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 mei 2018 in de zaak tussen

[naam VOF], gevestigd te [vestigingsplaats] , en haar vennoten
[A]en
[B], beide wonende te [woonplaats] , eisers
(gemachtigde: mr. B. van Eijk),
en

de burgemeester van de gemeente Woerden, verweerder

(gemachtigden: B. Belali en A.H. Chaudron).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juli 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten geen horeca-exploitatievergunning te verlenen voor het exploiteren van horecabedrijf ‘ [naam VOF] ’ ter plaatse van [adres] in [vestigingsplaats] .
Bij besluit van 19 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2018. Eisers zijn vertegenwoordigd door [A] , bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. [naam VOF] exploiteert sinds 1 september 2016 [naam VOF] , een lunchroom en vergadercentrum in het kantoorgebouw aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Op 10 april 2017 heeft [naam VOF] een aanvraag gedaan voor een horeca-exploitatievergunning.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit, waarin de vergunning werd geweigerd, in stand gelaten. Voor de motivering van het bestreden besluit is verwezen naar het advies van de commissie bezwaarschriften. In het verweerschrift en op de zitting heeft verweerder echter de motivering ingrijpend gewijzigd. Gelet daarop kan het bestreden besluit niet in stand blijven. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd. Met het oog op de finale beslechting van het geschil beoordeelt de rechtbank of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven, met inachtneming van de aangepaste motivering. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
3. De grondslag voor de weigering van de exploitatievergunning is artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Woerden. In het tweede lid van dit artikel is bepaald: “De burgemeester weigert de vergunning indien de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit of indien de aanvrager geen verklaring omtrent het gedrag met betrekking tot de leidinggevende overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de aanvraag is ingediend, is afgegeven.” Verweerder heeft de exploitatievergunning geweigerd vanwege strijd met het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Middelland en Honthorst. Binnen dit bestemmingsplan heeft het betreffende perceel de bestemming ‘Gemengd’, met de aanduiding ‘kantoor’.
4. Artikel 7.1 van de planregels, waarin de bestemmingsomschrijving voor de bestemming Gemengd is opgenomen, luidt:
“De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten;
b. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie" tevens voor bedrijfsactiviteiten tot en met de categorie zoals aangegeven, van de in Bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;
c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens voor kantoren;
d. bedrijfsgebonden kantoren, ondergeschikt aan de bedrijfsfunctie, waarbij per bedrijfsperceel de maximale bedrijfsvloeroppervlakte voor kantoren niet meer mag bedragen dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum van 1500 m²;
e. productiegebonden detailhandel, ondergeschikt aan de bedrijfsfunctie;
f. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" tevens voor bestaande bedrijfswoningen;
g. overheids-, medische, onderwijs-, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van kinderdagverblijven en kinderopvang
h. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd uitgesloten - kwetsbare objecten" zijn (beperkt) kwetsbare objecten niet toegestaan;
i. in afwijking van het bepaalde onder h voor voorzieningen ten behoeve van een kinderdagverblijf op de begane grondlaag ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf";
j. sport en recreatie;
k. cultuur en ontspanning;
l. ter plaatse van de aanduiding "horeca" tevens voor horecafuncties in categorie 2 tot en met 5 en een bowling;
m. ter plaatse van de aanduiding "detailhandel volumineus" tevens voor detailhandel in volumineuze goederen;
n. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw" uitsluitend voor bedrijfsverzamelgebouwen en kantoren;
o. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf" tevens voor garagebedrijven;
p. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - ziekenhuis" tevens voor een zorginstelling, zoals een ziekenhuis;
q. ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening" tevens voor nutsvoorzieningen;
r. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals erven, groen, water, nutsvoorzieningen en parkeren;
s. stadslandbouw;
met inachtneming van het volgende:
t. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
u. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
v. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan.”
5. In geschil is of sprake is van strijd met het bestemmingsplan. Daarbij staat centraal of daghoreca binnen de bestemming Gemengd overal is toegestaan, of enkel ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’.
6. Eisers hebben aangevoerd dat horeca die valt binnen categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten op grond van sub a van artikel 7.1 is toegestaan. Horeca die niet binnen categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten valt, is op grond van sub l ook (tevens) toegestaan, maar enkel als sprake is van de aanduiding ‘horeca’. Aangezien daghoreca tot categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten behoort, zouden de activiteiten van [naam VOF] ook zonder aanduiding ‘horeca’ binnen het bestemmingsplan passen.
7. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het begrip ‘bedrijfsactiviteiten’ in sub a verwijst naar de definitie van ‘bedrijf’ in artikel 1 van het bestemmingsplan: “een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt sub van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen”. Horeca valt niet binnen deze definitie en past daarom niet in de kernbestemming uit sub a. Via sub l heeft de planwetgever het mogelijk willen maken dat bepaalde locaties ook (tevens) geschikt worden geacht voor horecafuncties. Vergelijkbare bepalingen zijn opgenomen met betrekking tot andere functies, zoals kantoren.
8. De rechtbank volgt verweerder in zijn uitleg van de planregels. Een andere interpretatie van sub a van artikel 7.1 van de planregels zou ertoe leiden dat meerdere bepalingen in artikel 7.1 betekenisloos zouden zijn. De functies waaraan in artikel 7.1 een aanduiding wordt verbonden vallen namelijk grotendeels onder categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten. Dit geldt onder meer voor kantoren (sub c), garagebedrijven (sub o) en ziekenhuizen (sub p). Ook horeca, met uitzondering van kampeerterreinen en vakantiecentra, valt onder categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten. Op de zitting is aan de hand van de plankaart vastgesteld dat door de planwetgever consequent gebruik is gemaakt van de in artikel 7.1 genoemde aanduidingen. De rechtbank constateert dat het kennelijk de bedoeling van de planwetgever is geweest om bedrijven als kernbestemming op te nemen en overige functies door middel van aanduidingen toe te staan. Horeca is binnen de bestemming ‘Gemengd’ niet toegestaan, tenzij sprake is van de aanduiding ‘horeca’. Ter plaatse van [adres] is geen sprake is van een aanduiding ‘horeca’. Verweerder heeft daarom terecht besloten dat de aanvraag van [naam VOF] in strijd is met het bestemmingsplan. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Eisers hebben daarnaast een beroepsgrond aangevoerd met betrekking tot de uitleg van de categorieën horecafuncties als bedoeld in sub l van artikel 7.1 van de planregels. Nu de rechtbank oordeelt dat ter plaatse van [adres] geen horeca is toegestaan, behoeft deze beroepsgrond geen bespreking meer.
10. Eisers hebben vervolgens een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Verweerder heeft voor [naam horecazaak] , een vergelijkbare daghorecazaak in het [gebouw] , namelijk wel een exploitatievergunning verleend. Verweerder heeft aangevoerd dat voor [naam horecazaak] eerst een omgevingsvergunning is verleend voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan. Daarna is een horeca-exploitatievergunning verleend. Eisers hebben een andere procedure gevolgd, zij hebben direct een horeca-exploitatievergunning aangevraagd. Naar het oordeel van de rechtbank is er daarom geen sprake van gelijke gevallen. De beroepsgrond slaagt niet.
11. De rechtbank ziet aanleiding de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten, aangezien strijd met het bestemmingsplan een dwingende weigeringsgrond is in artikel 2:28 APV. De aanvraag van [naam VOF] moet worden geweigerd. Terugverwijzen naar verweerder kan daarom niet tot een ander resultaat leiden.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op €1.002 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van €501,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van €338,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van €1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van der Knijff, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.