ECLI:NL:RBMNE:2018:2796

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
21 juni 2018
Zaaknummer
6514057 UC EXPL 17-15427
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Werknemersconcurrentie in de scooterbranche en wijziging van concurrentiebeding bij overgang van onderneming

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, stond de vraag centraal of de voormalige werknemers van Hodi on Wheels, die per 1 februari 2017 in dienst traden bij Turbho, zich schuldig maakten aan onrechtmatige concurrentie door voor GTS te gaan werken. De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomsten van de werknemers met Turbho niet geldig waren, omdat de concurrentie- en relatiebedingen niet van toepassing waren. Dit was het gevolg van de overgang van onderneming, waardoor de rechten en verplichtingen van de werknemers van Hodi on Wheels automatisch overgingen naar Turbho. De kantonrechter concludeerde dat de werknemers vrij waren om voor GTS te werken, aangezien zij niet gebonden waren aan een concurrentiebeding. Turbho had geen recht op de gevorderde boetes voor overtreding van het geheimhoudings- en nevenwerkbeding, omdat deze bedingen niet van toepassing waren. De vorderingen van Turbho werden afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukt de bescherming van werknemersrechten bij de overgang van ondernemingen en de beperkingen van concurrentiebedingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 6514057 UC EXPL 17-15427 LH/1040
Vonnis van 6 juni 2018
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Turbho B.V.,
gevestigd te Roelofarendsveen,
verder ook te noemen Turbho,
eiseres in de hoofdzaak in conventie,
verweerster in de hoofdzaak in reconventie,
eiseres in de provisie in conventie in de zin van artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv),
verweerster in de provisie in reconventie,
eiseres in het incident in conventie in de zin van artikel 843a Rv,
verweerster in het incident in reconventie,
gemachtigden: mr. E.J.H. Zandbergen en mr. J.M. Kuipers,
tegen:

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde 2] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde 3] ,
4.
[gedaagde 4],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde 4] ,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GTS Benelux B.V.,
gevestigd te Veenendaal,
verder ook te noemen GTS,
6.
[gedaagde 6],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde 6] ,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Wautomotive B.V.,
gevestigd te Veenendaal,
verder ook te noemen Wautomotive,
8.
[gedaagde 8],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde 8] ,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
All-10 B.V.,
gevestigd te Veenendaal,
verder ook te noemen All-10,
gedaagden in de hoofdzaak in conventie,
eisers in de hoofdzaak in reconventie,
gedaagden in de provisie in conventie (artikel 223 Rv),
eisers in de provisie in reconventie,
gedaagden in het incident in conventie (artikel 843a Rv),
eisers in het incident in reconventie,
verder gezamenlijk ook te noemen GTS c.s.,
gemachtigde: mr. C.M. Dreef.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- dagvaarding, tevens houdende een provisionele vordering (in de zin van artikel 223 Rv) en een incidentele vordering (in de zin van artikel 843a Rv), met 77 producties;
- conclusie van antwoord in de hoofdzaak, in de provisie en in het incident, tevens houdende conclusie van eis in reconventie in de hoofdzaak, in de provisie en het incident, met 27 producties;
- conclusie van antwoord in reconventie in de provisie en het incident;
- tussenvonnis van 21 maart 2018, waarin in de hoofdzaak, de provisie en het incident een comparitie is gelast;
- conclusie van antwoord in reconventie in de hoofdzaak, tevens houdende exceptie van onbevoegdheid;
- akte overlegging producties aan de zijde van Turbho, met producties, genummerd 78 tot en met 85.
1.2.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 26 april 2018. Voor Turbho zijn verschenen de heer [A] , mevrouw [B] en de heer [C] , vergezeld door mr. Zandbergen en mr. Kuipers. Aan de zijde van GTS c.s. zijn verschenen de heer [gedaagde 1] , de heer [gedaagde 2] , de heer [gedaagde 3] , de heer [gedaagde 4] , de heer [gedaagde 6] (ook namens Wautomotive) en mevrouw [gedaagde 8] (ook namens All-10), allen vergezeld door mr. Dreef. Partijen hebben de standpunten nader toegelicht en geantwoord op vragen van de kantonrechter. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.
1.3.
Daarna is vonnis bepaald, zowel in de hoofdzaak, in de provisie als in het incident.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 1] (geboren op [geboortedatum] 1956), [gedaagde 2] (geboren op [geboortedatum] 1966), [gedaagde 3] (geboren op [geboortedatum] 1973) en [gedaagde 4] (geboren op [geboortedatum] 1974) zijn tot en met 31 januari 2017 in dienst geweest van Hodi on Wheels, een groothandel en importeur van bromfietsen en scooters, gevestigd te Veenendaal. Hodi on Wheels richtte zich op de in- en verkoop van scooters van Chinese makelij. Deze scooters zijn beduidend goedkoper dan Europese scooters (van merken als Vespa en Piaggio). [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn al enkele decennia werkzaam in de branche, vanaf 1 april 2009 in dienst van Hodi on Wheels, als commercieel directeur respectievelijk officemanager. Ook [gedaagde 3] was al geruime tijd werkzaam in de scooterbranche toen hij op 1 augustus 2012 als verkoopleider bij Hodi on Wheels in dienst trad. Hij was er verantwoordelijk voor de verkoop in Limburg en België. [gedaagde 4] was sinds 1 november 2011 als technisch medewerker in dienst van Hodi on Wheels.
2.2.
In de arbeidsovereenkomsten die [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] met Hodi on Wheels hadden gesloten, was geen concurrentie- of relatiebeding opgenomen. [gedaagde 4] was jegens Hodi on Wheels wél aan een concurrentiebeding gebonden. In de arbeidsovereenkomsten tussen [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] enerzijds en Hodi on Wheels anderzijds was een geheimhoudingsbeding opgenomen, alsook een verbod tot het verrichten van nevenwerk gedurende het dienstverband. Eerstbedoeld beding luidde:
‘1. Werknemer erkent, dat hem door werkgever geheimhouding is opgelegd van alle bijzonderheden werkgevers bedrijf betreffende en daarmee verband houdende. 2. Het is werknemer verboden, hetzij gedurende de dienstbetrekking, hetzij na beëindiging hiervan, enigerlei wijze aan derden direct of indirect, in welke vorm ook en in welker voege ook, enige mededeling te doen van of aangaande enige bijzonderheden werkgevers bedrijf betreffende of daarmee verband houdende, op straffe van verbeurte aan werkgever van een dadelijk en ineens zonder sommatie of ingebrekestelling opeisbare boete groot € 10.000,- onverminderd zijn gehoudenheid tot betaling aan werkgever van een volledige schadevergoeding te dezer zake, indien deze meer dan gemeld boetebedrag mocht belopen; overtreding zal voor werkgever een dringende reden vormen tot ontslag op staande voet als bedoeld in artikel 7:677 BW en zal hem aanleiding kunnen geven bij de Officier van Justitie aangifte te doen van het plegen van het misdrijf, omschreven in art. 273 van het Wetboek van Strafrecht.’
Het verbod van nevenwerk luidde:
‘Werknemer verbindt zich gedurende de duur van de dienstbetrekking voor geen andere werkgever of opdrachtgever werkzaam te zullen zijn, noch direct, noch indirect en zich te zullen onthouden van het doen van zaken voor eigen rekening, tenzij werkgever hiermee uitdrukkelijk schriftelijk heeft ingestemd.’
2.3.
De onderneming van Hodi on Wheels is per 1 februari 2017 overgenomen door Turbho, een daartoe in januari 2017 opgerichte vennootschap die zich richt op de im- en export en groothandel van bromfietsen en scooters, gevestigd te Roelofarendsveen. Turbho richt zich op hetzelfde segment van de scootermarkt als Hodi on Wheels tevoren deed. Zij koopt - net zoals Hodi on Wheels deed - scooters in bij Chinese producenten (zoals Juneng) en verkoopt deze aan ongeveer 250 dealers in Nederland (en ook wel aan dealers in de Nederland omringende landen). De aandelen in Turbho worden gehouden door Asian Gear International B.V. (hierna: Asian Gear), de vennootschap die ook de aandelen houdt in onder meer BTC B.V. en AGM B.V. (hierna respectievelijk BTC en AGM te noemen). Door de overname van Hodi on Wheels werd Asian Gear een van Nederlands grootste scooterimporteurs.
2.4.
Omdat Turbho de arbeidsvoorwaarden van het per 1 februari 2017 van Hodi on Wheels over te nemen personeel en die van het overige personeel van de Asian Gear-groep wilde uniformeren, heeft zij op 30 januari 2017 aan [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] een nieuwe arbeidsovereenkomst ter ondertekening voorgelegd.
In artikel 13 van deze arbeidsovereenkomsten (
‘Geheimhouding’) was bepaald:
‘1. De medewerker erkent, dat aan hem door de werkgever geheimhouding is opgelegd van alle bijzonderheden het bedrijf van de werkgever en de cliënten van de werkgever betreffende, of daarmee verband houdende. 2. Bij overtreding van het in artikel 13.1 bepaalde verbeurt de medewerker aan de werkgever een dadelijk en ineens zonder sommatie of ingebrekestelling opeisbare boete van € 5.000,- voor elke overtreding, zonder dat de werkgever gehouden zal zijn schade te bewijzen en onverminderd het recht van de werkgever om schadevergoeding te vorderen, indien en voor zover de schade het bedrag van de boete overtreft.’
Artikel 14 van deze arbeidsovereenkomsten (
‘Nevenwerkzaamheden’) bepaalt:
‘1. De medewerker is gehouden bij het aangaan van deze arbeidsovereenkomst opgave te doen van (betaalde en onbetaalde) nevenwerkzaamheden, die hij verricht of van plan is te gaan verrichten. 2. Behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever is het de medewerker niet toegestaan gedurende de looptijd van deze arbeidsovereenkomst werkzaamheden te verrichten voor eigen rekening of direct of indirect werkzaam te zijn voor een andere werkgever of opdrachtgever. De werkgever zal schriftelijke toestemming weigeren indien ten gevolge van het verrichten van de nevenwerkzaamheden de goede vervulling van de functie van medewerker en de belangen van de werkgever niet zijn gewaarborgd. 3. Het is de medewerker verboden om gedurende de looptijd van deze overeenkomst zelf in enigerlei vorm een bedrijf gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan dat van de werkgever te vestigen, te drijven, mede te drijven of te doen drijven, hetzij direct hetzij indirect, financieel of in welke vorm ook, bij een dergelijk bedrijf belang te hebben, direct of indirect, of daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding hetzij om niet, of daarin een aandeel te hebben van welke aard ook. 4. Bij overtreding van het hiervoor bepaalde verbeurt de medewerker een forfaitaire en dadelijk opeisbare boete van € 5.000,-, zonder dat voorafgaande sommatie of ingebrekestelling is vereist, te vermeerderen met een bedrag van € 5.000,- per dag voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht van de Werkgever om nakoming van het nevenwerkzaamhedenbeding te vorderen. 5. Overtreding van het in dit artikel bepaalde kan - naast de hiervoor genoemde boete en vordering tot nakoming - tevens voor de werkgever reden zijn voor ontslag (op staande voet).’
Artikel 15 van de bedoelde arbeidsovereenkomsten (
‘Concurrentie- en relatiebeding’) luidt:
‘1. Het is de medewerker verboden gedurende een periode van 12 maanden na beëindiging van deze arbeidsovereenkomst, direct of indirect, om binnen een straal van 100 kilometer van de vestigingsplaats van werkgever voor zichzelf of voor anderen in enigerlei vorm werkzaam of betrokken te zijn bij een onderneming of organisatie met activiteiten op een terrein gelijk aan- of anderszins concurrerend met die van de werkgever. 2. Het is de medewerker gedurende 18 maanden na beëindiging van deze arbeidsovereenkomst verboden om cliënten en relaties van werkgever, ongeacht de vestigingsplaats van deze cliënten en relaties, te benaderen, op welke wijze dan ook, hetzij persoonlijk en rechtstreeks, hetzij indirect en met behulp van anderen voor het (laten) aanbieden van zaken en/of producten en/of diensten die naar hun aard overeenkomen met de door de werkgever aangeboden en/of geleverde diensten en/of producten en/of zaken. 3. Onder ‘relatie’ wordt verstaan het rechtssubject met wie de werkgever economisch verkeer onderhoudt, of gedurende de laatste twee jaren voorafgaand aan de datum waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd heeft onderhouden (in het kader waarvan een door werkgever aan die relatie verzonden declaratie of factuur als bewijs wordt aanvaard), dan wel (naar in redelijkheid kan worden voorzien) binnen afzienbare tijd na het eindigen van de arbeidsovereenkomst zal gaan onderhouden (in het kader waarvan aan die potentiële relatie verzonden correspondentie als bewijs wordt aanvaard). 4. Bij overtreding van het hiervoor bepaalde verbeurt de medewerker een forfaitaire en dadelijk opeisbare boete van € 20.000,-, zonder dat voorafgaande sommatie of ingebrekestelling is vereist, te vermeerderen met een bedrag van € 5.000,- per dag voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht van de werkgever om nakoming van het concurrentie- en/of relatiebeding te vorderen of schadevergoeding in plaats van de forfaitaire boete.’
2.5.
[gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben, in het gesprek dat zij met (onder meer) mevrouw [B] van Asian Gear over de inhoud van de aan hen voorgelegde arbeidsovereenkomst hadden, te kennen gegeven dat zij zich gedurende een jaar na de overgang wilden kunnen beraden over hun toekomst bij Turbho en in die periode vrij wilden zijn om, als het niet zou klikken, ontslag te nemen en elders hun carrière voort te zetten. Begin februari 2017 heeft Turbho het concurrentie- en relatiebeding in de arbeidsovereenkomst met [gedaagde 4] geheel laten vervallen, omdat hij geen verkoopfunctie vervulde. In de arbeidsovereenkomsten met [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] heeft Turbho aan het eerste lid van artikel 15 toegevoegd:
‘Met medewerker is overeengekomen dat het concurrentiebeding pas ingaat na 1 jaar werkzaam te zijn voor werkgever. Het concurrentiebeding zal dus pas van kracht gaan op 01-02-2018.’Daarna zijn de arbeidsovereenkomsten op of omstreeks 8 februari 2017 ondertekend.
2.6.
[gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] zijn met ingang van 1 februari 2017 vanuit de vestiging te Veenendaal voor Turbho gaan werken. Ze behielden dezelfde functie als die zij bij Hodi on Wheels hadden, maar [gedaagde 1] werd als commercieel directeur - samen met [gedaagde 3] en drie andere vertegenwoordigers - geplaatst in de
‘Verkoop buitendienst.’[gedaagde 2] werd als office manager ondergebracht bij de ‘
Verkoop binnendienst’. Beide verkoopafdelingen ressorteerden, samen met de
‘Aftersales/Werkplaats’, onder het
‘Salesmanagement’in de persoon van de heer [C] .
2.7.
In de eerste maanden na 1 februari 2017 was Turbho doende haar ICT onder te brengen in één systeem. Dat verliep niet zonder problemen, hetgeen bij cliënten tot klachten leidde. In die periode werd ook een
‘dealerportal’gebouwd. Turbho leverde aan ongeveer 250 (van de circa 400) Nederlandse scooterdealers. Op 3 april en 8 mei 2017 hebben [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] een
‘salesmeeting’bijgewoond. Als verkopers waren zij op de hoogte van de (potentiële) dealers, van de door dealers geplaatste orders, van de afspraken over kortingspercentages en van transport- en kentekenkosten. Op 1 mei 2017 heeft [gedaagde 1] een
‘marketingplan’ontvangen, met daarin de
‘scooter productlijnen’, scootermodellen, een onderverdeling van
‘doelgroepen’(consumenten), een overzicht van
‘scooter productlijnen per doelgroep’en een
‘dealer classificatie.’Op 31 mei 2017 was [gedaagde 1] aanwezig bij de eerste (driemaandelijkse)
‘Strategisch Product Management’-vergadering, waarin voor vier (Euro 4-) scootermodellen
‘consumentenprijzen’werden genoemd
.Voor de tweede productvergadering, op 19 juni 2017, werd [gedaagde 1] via een hem onbekend mailadres (
‘ [e-mailadres] ’) uitgenodigd, reden waarom hij daarbij niet aanwezig was.
2.8.
Inmiddels hadden [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] - allen ontevreden over de gang van zaken rond de overgang van de onderneming van Hodi on Wheels naar Turbho, over hun positie binnen en de bedrijfsvoering door Turbho - elkaar in het voorjaar van 2017 gevonden in het voornemen om te gaan werken voor een door [gedaagde 6] - de ex-zwager van [gedaagde 2] - en diens partner [gedaagde 8] , beiden ondernemers in onder meer de automotive-branche, op te richten vennootschap die zich zou gaan bezighouden met de verkoop van scooters, in hetzelfde marktsegment als waarin Turbho actief is. In dat kader stuurde [gedaagde 1] bij e-mail van 2 mei 2017 aan [gedaagde 6] een deel van het marketingplan van Turbho (met de
‘scooter productlijnen’, scootermodellen, een onderverdeling van
‘doelgroepen’(consumenten), een overzicht van
‘scooter productlijnen per doelgroep’en de
‘dealer classificatie’), alsmede branchegegevens over de nieuwverkoop van brom- en snorfietsen, afkomstig van VWE Automotive (een zogenoemde ‘ontzorger’ voor de autobranche).
2.9.
In de loop van de maand mei 2017 heeft [gedaagde 1] geconstateerd dat de begin februari 2017 aan het eerste lid van artikel 15 van zijn arbeidsovereenkomst met Turbho toegevoegde passage alleen zag op het concurrentiebeding, en niet óók op het relatiebeding. Hierop heeft hij [B] aangesproken, die vervolgens de eerdere toevoeging - handgeschreven - heeft aangevuld, in die zin dat deze kwam te luiden:
‘Met medewerker is overeengekomen dat het concurrentiebeding+ relatiebeding
pas ingaat na 1 jaar werkzaam te zijn voor werkgever. Het concurrentiebeding+ relatiebeding
zal dus pas van kracht gaan op 01-02-2018.’Op verzoek van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] heeft [B] in hun beider arbeidsovereenkomst een aanpassing met dezelfde strekking gedaan. Waar [gedaagde 2] haar op 24 mei 2017 had gemaild dat hij ervanuit was gegaan dat in februari 2017 was afgesproken dat ook het relatiebeding pas na een jaar zou ingaan, reageerde [B] bij What’s App van diezelfde dag:
‘(-) Ik zal als je wilt dit aanpassen in je contract, maar is vanuit ons oogpunt volledig onnodig. We gaan er vanuit dat je nog jaren bij ons bent (-).’
2.10.
Omdat in de markt het gerucht ging dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] voor zichzelf wilden beginnen, heeft de heer [A] , directeur van Turbho, hen op 23 juni 2017 bij zich geroepen. Na dat gesprek heeft [A] bij e-mail van diezelfde dag aan hen geschreven:
‘(-) We hebben uitgebreid gesproken over diverse problemen waar we allemaal tegen aan lopen en waarvan we allemaal vinden dat die zsm opgelost moeten worden; niet alleen Turbho heeft hier last van, maar de rest ook. (-) Daarnaast hebben we het volgende afgesproken: ∙ We gaan transparant en constructief met elkaar samenwerken; er kan geen sprake zijn van wij/zij of demonisering van personen; (-) ∙ [gedaagde 1]( [gedaagde 1] , ktr.)
schuift in lijn met de discussie met [D] bij het MT aan als we merkspecifieke/marktstrategie vraagstukken bespreken en kan daar de Turbho view borgen; ∙ [gedaagde 1] , [gedaagde 4] , [gedaagde 3] , [gedaagde 2](respectievelijk [gedaagde 1] , [gedaagde 4] , [gedaagde 3] en [gedaagde 2] , ktr.)
verbreken expliciet de in de afgelopen periode opgebouwde relatie met potentiele investeerders/leveranciers per mail en zetten mij op de kopie van die mail. We hebben afgesproken dat dit pas wordt gedaan nadat de aanvullende afspraken met [D] zijn afgerond.’
2.11.
Bij brieven van 29 juni 2017 hebben [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 4] hun arbeidsovereenkomst met Turbho opgezegd tegen 31 juli 2017. [gedaagde 3] deed ditzelfde bij brief van 30 juni 2017. In de resterende duur van hun dienstverband zijn [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] hun werkzaamheden voor Turbho blijven verrichten. Zij hebben hun opvolgers ingewerkt. De eerste managementvergadering waarvoor [gedaagde 1] was uitgenodigd en die voor 30 juni 2017 gepland stond, heeft hij vanwege het aanstaande einde van zijn dienstverband met Turbho niet meer bijgewoond.
2.12.
Op 13 juli 2017 hebben [gedaagde 6] , handelend voor Wautomotive, en [gedaagde 8] , handelend voor All-10, GTS opgericht. Wautomotive en All-10 houden de aandelen in GTS en Roelofson en [gedaagde 8] zijn de indirect bestuurders van de nieuwe vennootschap. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] zijn met ingang van 1 augustus 2017 bij GTS in dienst getreden en verrichten sindsdien voor GTS gelijksoortige werkzaamheden als zij eerder voor Hodi on Wheels en Turbho deden.
2.13.
Bij brieven van 1 augustus 2017 heeft de gemachtigde van Turbho [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] gesommeerd zich te onthouden van oneerlijke concurrentie. In de brief is een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van het beding in artikel 15 lid 1 (laatste twee volzinnen) van de arbeidsovereenkomsten, inhoudende dat het concurrentie- en relatiebeding pas op 1 februari 2018 ingaan, zulks wegens dwaling of bedrog. Bij brief van dezelfde datum heeft Turbho [gedaagde 6] doen sommeren niet langer te profiteren van de wanprestatie althans het onrechtmatig handelen van de werknemers van GTS. Bij brief van 18 september 2018 volgde eenzelfde sommatie, gericht aan GTS, All-10 en [gedaagde 8] . Aan deze sommaties hebben [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] , [gedaagde 4] , GTS, [gedaagde 6] , [gedaagde 8] en All-10 niet willen voldoen. Volgens hen was geen sprake van (het profiteren van) oneerlijke concurrentie, noch van dwaling of bedrog.
2.14.
GTS is scooters en bijbehorende accessoires gaan betrekken bij producenten (onder meer het Chinese Juneng en het Italiaanse Isotta, leverancier van windschermen) en zij is met [naam transportbedrijf] , een transport- en opslagbedrijf waarvan ook Turbho gebruik maakt, een zakelijke relatie aangegaan. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn voor GTS zakelijk contact gaan onderhouden met scooterdealers in Nederland en België. In of omstreeks september 2017 heeft [gedaagde 4] de heer [E] , werkzaam in de technische dienst van Turbho, (tevergeefs) benaderd met de vraag of hij belangstelling had om ook bij GTS te komen werken.
2.15.
Medio september 2017 heeft GTS aan ongeveer 230 scooterdealers, zijnde bijna alle dealers met wie ook Turbho zaken doet, uitgenodigd voor een dealershow in de periode van 9 oktober tot en met 6 november 2017. Uit de uitnodigingsmail:
‘Geachte relatie, Uw meest ervaren Gemotoriseerde Tweewieler Specialist is vanaf nu GTS Benelux. GTS Benelux met zeer bekende gezichten en namen, is per 1 september gestart met de verkoop van GTS scooters. Even voorstellen? [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] , samen goed voor meer dan 100 jaar gemotoriseerde tweewieler ervaring hebben hun persoonlijke ambitie verwezenlijkt door GTS Benelux, gevestigd te Veenendaal, te starten. Wat kunt u van ons verwachten? Door in de loop der jaren goed te hebben geluisterd naar u zijn wij in staat om het beter dan goed te doen en daardoor samen met uw en onze ervaring een geweldig nieuw en betrouwbaar scootermerk in de markt te zetten. Professioneel, no nonsens en transparant zaken doen, daar staan we voor! Welk assortiment? Ook op het gebied van (Aziatische) fabrikanten hebben wij in de loop der jaren zeer ruime ervaring opgedaan en hebben de meest professionele fabrikant aan GTS Benelux weten te binden. Actuele modellen, hedendaagse kleurstellingen en Euro 4 motoren voor zowel 25 als 45 km per uur vormen de basis voor een geweldig 2018 assortiment en is al volledig te leveren vanaf november 2017 (-).’
2.16.
Na verkregen verlof van de voorzieningenrechter in de Rechtbank Midden-Nederland, heeft Turbho op 9 november 2017 ten laste van [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] , [gedaagde 4] en GTS conservatoir bewijsbeslag doen leggen op bescheiden, digitale bestanden en gegevensdragers en op 17 bij GTS aanwezige showmodellen van scooters. Drie van die scooters zijn in gerechtelijke bewaring gegeven. Op 16 november 2017 is tevergeefs geprobeerd onder GTS conservatoir beslag tot afgifte te leggen op documenten die afkomstig zijn van Turbho. Uit onderzoek van de deurwaarder was gebleken dat [gedaagde 3] in of omstreeks mei 2017 een bestand, met daarin een lijst van klanten van Asian Gear-vennootschappen (Turbho, AGM en BTC), op de computer van GTS had gezet, maar op 16 november 2017 was dat bestand op die computer niet meer te vinden.
2.17.
GTS levert inmiddels dezelfde modellen Chinese scooters, die Turbho importeert en (onder een Asian Gear-merknaam) verkoopt, alsook sterk daarop gelijkende modellen, voorzien van het GTS-logo, aan 132 scooterdealers, zijnde allen (gewezen) klant van een van de Asian Gear-vennootschappen. Vanaf september 2017 is de omzet van Turbho en haar zustervennootschappen aanzienlijk gedaald.

3.De vorderingen en de standpunten van partijen in de hoofdzaak

In conventie
3.1.
Turbho vordert dat voor recht wordt verklaard dat de twee slotzinnen van het eerste lid van artikel 15 van de tussen Turbho enerzijds en [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] anderzijds bestaan hebbende arbeidsovereenkomsten, voor zover die zien op het uitstel van de inwerkingtreding van het relatiebeding van het tweede lid van dat artikel 15, door Turbho buitengerechtelijk zijn vernietigd. Voorts vordert Turbho dat voor recht wordt verklaard dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en/of [gedaagde 4] het geheimhoudingsbeding van artikel 13, het nevenwerkzaamhedenbeding van artikel 14 en het relatiebeding van artikel 15 van de met Turbho bestaan hebbende arbeidsovereenkomst hebben overtreden. Turbho vordert dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van € 20.000,-- aan verbeurde boetes als bedoeld het geheimhoudingsbeding van genoemd artikel 13, € 202.000,-- aan verbeurde boeten als bedoeld in het nevenwerkzaamhedenbeding van genoemd artikel 14 en € 4.905.000,-- aan verbeurde boetes als bedoeld in het relatiebeding van genoemd artikel 15, te vermeerderen met een boete van € 5.000,-- per dag (tot uiterlijk 18 maanden nadat de arbeidsovereenkomsten met Turbho zijn geëindigd) voor elk contact tussen [gedaagde 1] , [gedaagde 2] of [gedaagde 3] enerzijds en producent Juneng of enige klant van Turbho of een andere Asian Gear-vennootschap anderzijds dat na 23 november 2017 voortduurt.
3.2.
Verder vordert Turbho dat voor recht wordt verklaard dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] , [gedaagde 4] , GTS, [gedaagde 6] , Wautomotive, [gedaagde 8] en All-10 jegens Turbho onrechtmatig hebben geconcurreerd en aansprakelijk zijn voor de hierdoor geleden en nog te lijden schade. Tevens vordert Turbho dat zij hoofdelijk worden veroordeeld tot vergoeding van de door Turbho als gevolg van die onrechtmatige concurrentie geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat.
3.3.
Turbho vordert voorts dat het aan [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] , [gedaagde 4] , GTS, [gedaagde 6] , Wautomotive, [gedaagde 8] en All-10 met onmiddellijke ingang en gedurende een periode van vijf jaar wordt verboden om: a) producten en diensten, identiek aan of vergelijkbaar met die van Turbho te leveren aan klanten van Turbho of een andere Asian Gear-vennootschap, b) direct of indirect klanten van Turbho of een andere Asian Gear-vennootschap te benaderen met de bedoeling hen over te halen om bij (een van) hen klant te worden, c) enige werknemer van Turbho of een andere Asian Gear-vennootschap te benaderen met de bedoeling deze over te halen om bij (een van) hen in dienst te treden of voor (een van) hen anderszins werkzaamheden te verrichten of aan (een van) hen adviezen te geven, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom voor iedere overtreder van € 50.000,-- per dag of dagdeel dat een van deze verboden wordt overtreden.
Turbho vordert tevens dat het aan GTS c.s. wordt verboden om zich gedurende een jaar mondeling of schriftelijk negatief uit te laten over Turbho of een andere Asian Gear-vennootschap, hun bestuurders, aandeelhouders, werknemers of producten, op straffe van verbeurte van een dwangsom voor iedere overtreder van € 5.000,-- per dag of dagdeel dat dit verbod wordt overtreden.
3.4.
Turbho legt aan haar vordering - samengevat - ten grondslag dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] de bedingen, opgenomen in de artikelen 13, 14 en 15 van de tussen hen en Turbho bestaan hebbende arbeidsovereenkomsten (hebben) overtreden met het vooropgezette plan Turbho concurrentie aan te doen. De bestellingen voor de op te richten vennootschap (GTS) moeten, gelet op de levertijd, al in juni 2017, dus tijdens de lopende dienstverbanden met Turbho, zijn gedaan. Ten aanzien de aan het eerste lid van bedoeld artikel 15 toegevoegde slotzinnen, voor zover deze door de handgeschreven toevoeging in mei 2017 mede zien op de uitgestelde inwerkingtreding van het relatiebeding, beroept Turbho zich op de wilsgebreken dwaling en bedrog. Voorts baseert Turbho de vordering op artikel 6:162 juncto 6:166 Burgerlijk Wetboek (BW): [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] maken zich volgens Turbho schuldig aan onrechtmatige concurrentie, omdat zij in onderlinge samenwerking op stelselmatige en substantiële wijze het duurzaam bedrijfsdebiet van Turbho en haar zustervennootschappen afbreken door de bedrijfsgevoelige en vertrouwelijke kennis die zij gedurende hun dienstverbanden met (de voorganger van) Turbho hebben opgedaan, welke kennis zowel het klantenbestand, de Chinese producenten, de scootermodellen, de omzet van die modellen bij dealers als de gehanteerde prijs- en kortingsafspraken betreft, voor eigen gewin - en dat van GTS - aan te wenden. Zij kopen (nagenoeg) identieke scootermodellen in bij dezelfde Chinese producent en verkopen deze scooters, tegen een lagere prijs dan die Turbho hanteert, aan dealers die al geruime tijd zaken doen met (de voorganger van) Turbho en die actief worden benaderd met het doel voortaan bij GTS in te kopen. GTS, [gedaagde 6] , Wautomotive, [gedaagde 8] en All-10 handelen jegens Turbho onrechtmatig, omdat zij bewust profiteren van de wanprestatie en de onrechtmatige gedragingen van [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] .
3.5.
GTS c.s. betwisten de vordering van Turbho. Zij beroepen zich op het bepaalde in artikel 7:662 e.v. BW (in het bijzonder de bescherming van werknemers bij overgang van onderneming, voorzien in de artikelen 7:663 en 7:665a BW) en verbinden daaraan de conclusie dat de bedingen in de begin februari 2017 gesloten arbeidsovereenkomsten jegens [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] niet gelden. Ook wordt betwist dat sprake is van onrechtmatige concurrentie. Gezien de (dynamische en niet-exclusieve) aard van de scootermarkt en de openbaarheid van branche-informatie (dealergegevens en informatie over consumentengedrag worden door brancheorganisaties beschikbaar gesteld en via de Chinese portal ‘Alibaba’ zijn Aziatische scooterproducenten, zoals Juneng en Zneng, en hun aanbod toegankelijk) is geen sprake van vertrouwelijke gegevens over klanten, producenten, scootermodellen en prijsstelling. Het stond [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] vrij om gebruik te maken van hun kennis van de markt en hun - in de loop van vele jaren gegroeide en deels ook meer dan alleen zakelijke - relaties met dealers.
In reconventie
3.6.
GTS c.s. vorderen dat voor recht wordt verklaard dat Turbho aansprakelijk is voor de door hen geleden omzetschade, op te maken bij staat. Als voorschot op een schadevergoeding vorderen zij van Turbho een bedrag van € 600.000,--. Voorts vorderen GTS c.s. dat het aan Turbho met onmiddellijke ingang wordt verboden om zich, al dan niet via een andere Asian Gear-vennootschap, mondeling of schriftelijk op negatieve wijze uit te laten over (de producten van) GTS c.s., op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-- per dag of dagdeel voor iedere overtreding.
3.7.
GTS c.s. leggen aan hun vordering ten grondslag dat Turbho zich tegen dealers op onrechtmatige wijze uitlaat over GTS en dat deze daardoor een afwachtende houding jegens GTS aannemen, uit vrees dat op de voorraad van GTS beslag zal worden gelegd. Hierdoor is GTS veel omzet misgelopen.
3.8.
Turbho heeft tegen deze vordering de exceptie van onbevoegdheid opgeworpen. Ten gronde heeft Turbho de vordering betwist.

4.De vorderingen in de provisie

In conventie
4.1.
Turbho vordert dat een voorlopige voorziening in de zin van artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt getroffen, in die zin dat het aan [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] , [gedaagde 4] , GTS, [gedaagde 6] , Wautomotive, [gedaagde 8] en All-10 voor de duur van het onderhavige geding wordt verboden om: a) producten en diensten, identiek aan of vergelijkbaar met die van Turbho te leveren aan klanten van Turbho of een andere Asian Gear-vennootschap, b) direct of indirect klanten van Turbho of een andere Asian Gear-vennootschap te benaderen met de bedoeling hen over te halen om bij (een van) hen klant te worden, c) enige werknemer van Turbho of een andere Asian Gear-vennootschap te benaderen met de bedoeling deze over te halen om bij (een van) hen in dienst te treden of voor (een van) hen anderszins werkzaamheden te verrichten of aan (een van) hen adviezen te geven, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom voor iedere overtreder van € 5.000,-- (voor a of b), althans € 1.000,-- (voor c), per dag of dagdeel dat een van deze verboden wordt overtreden.
Tevens vordert Turbho dat het aan GTS c.s. voor de duur van het geding wordt verboden om zich mondeling of schriftelijk negatief uit te laten over Turbho of een andere Asian Gear-vennootschap, hun bestuurders, aandeelhouders, werknemers of producten, op straffe van verbeurte van een dwangsom voor iedere overtreder van € 5.000,-- per dag of dagdeel dat dit verbod wordt overtreden.
In reconventie
4.2.
GTS c.s. vorderen dat een voorlopige voorziening in de zin van artikel 223 Rv wordt getroffen, in die zin dat het aan Turbho met onmiddellijke ingang en voor de duur van het onderhavige geding wordt verboden om zich, al dan niet via een andere Asian Gear-vennootschap, mondeling of schriftelijk op negatieve wijze uit te laten over (de producten van) GTS c.s., op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-- per dag of dagdeel voor iedere overtreding. Voorts vorderen GTS c.s. dat het aan Turbho voor de duur van dit geding wordt verboden om nogmaals conservatoir beslag ten laste van GTS c.s. te leggen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-- per dag of dagdeel voor elke overtreding.

5.De vorderingen in het incident

In conventie
5.1.
Met een beroep op het bepaalde in artikel 843a Rv vordert Turbho dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] , [gedaagde 4] , GTS, [gedaagde 6] , Wautomotive, [gedaagde 8] en All-10 worden veroordeeld om binnen twee werkdagen na het vonnis (in het incident) aan haar afschrift te overleggen of inzage te geven van de in gerechtelijke bewaring gegeven kopieën van de (in de incidentele eis in conventie nader omschreven) op 9 november 2017 bij GTS in beslag genomen documenten, voor zover deze door (een van) hen zijn gemaakt of onder zich genomen in de periode vanaf 1 januari 2017, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-- per dag of dagdeel dat dit verbod wordt overtreden.
Voorts vordert Turbho dat GTS c.s. worden veroordeeld om binnen twee werkdagen na het vonnis (in het incident) aan Turbho een kopie te verstrekken van alle akten van levering van aandelen in het kapitaal van GTS, van het bijgewerkte aandeelhoudersregister van GTS en van alle geschriften inzake de rechten van [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en/of [gedaagde 4] op een of meer aandelen in het kapitaal van GTS, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag of dagdeel dat dit verbod wordt overtreden.
Turbho vordert tevens dat GTS c.s. worden veroordeeld om te gedogen dat de gerechtelijk bewaarder op hun kosten binnen veertien dagen na het vonnis (in het incident) op elke gegevensdrager van (een van) hen alle informatie verwijdert die (een van) hen onder zich heeft en eigendom is van Turbho of een andere Asian Gear-vennootschap, daaronder begrepen de lijst van klanten van de Asian Gear-vennootschappen (Turbho, AGM en BTC), alsmede om na veertien dagen na het vonnis (in het incident) van geen enkel document van Turbho of een andere Asian Gear-vennootschap een kopie achter te houden, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom voor elke overtreder van € 1.000,-- per dag of dagdeel dat hieraan niet wordt voldaan.
In reconventie
5.2.
GTS c.s. vorderen de onmiddellijke beëindiging van de gerechtelijke bewaring en teruggave van de op verzoek van Turbho in beslag genomen gegevens en zaken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-- per dag of dagdeel voor elke overtreding.
5.3.
Turbho heeft zich erop beroepen dat deze vordering niet bij de kantonrechter kan worden ingesteld, maar ingevolge artikel 860 Rv thuishoort bij de voorzieningenrechter.

6.De nevenvorderingen

6.1.
In de hoofdzaak, de provisie en het incident vordert Turbho de veroordeling van [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] , [gedaagde 4] , GTS, [gedaagde 6] , Wautomotive, [gedaagde 8] en All-10 tot betaling van € 6.775,-- aan vergoeding voor buitengerechtelijke kosten, alsmede voor de kosten van beslaglegging, met veroordeling van GTS c.s. in de proces- en nakosten, alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het wijzen van het vonnis tot de voldoening.
6.2.
GTS c.s. vorderen hunnerzijds dat Turbho in de hoofdzaak, de provisie en het incident wordt veroordeeld in de proces- en nakosten, met rente.

7.De beoordeling van het geschil

In de hoofdzaak
In conventie
7.1.
Het gaat in dit geding in de kern om de vraag of [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] als gewezen werknemers van Turbho in strijd handelen met hun verplichtingen uit het geheimhoudings-, nevenwerk- en relatiebeding, zoals opgenomen in de begin februari 2017 met Turbho gesloten schriftelijke arbeidsovereenkomsten, of zich onrechtmatig gedragen door hun werkzaamheden voor en betrokkenheid bij GTS, de nieuwe concurrent van Turbho. De kantonrechter zal deze vragen hierna achtereenvolgend, en in het licht van hetgeen partijen daarover over en weer hebben aangevoerd, beoordelen.
Overtreding van contractuele bedingen?
7.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de onderneming van Hodi on Wheels per 1 februari 2017 is overgenomen door Turbho en dat die transitie moet worden aangemerkt als een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 BW. Dit betekent dat de rechten en verplichtingen die op die datum voor Hodi on Wheels voortvloeiden uit haar arbeidsovereenkomsten met [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] ingevolge artikel 7:663 BW van rechtswege op Turbho zijn overgegaan. Turbho heeft zich in dat verband op het standpunt gesteld dat het haar als verkrijgende vennootschap vrij stond om, net als Hodi on Wheels dat als overdragende ondernemer vóór 1 februari 2017 mocht, gebruik te maken van de juridische mogelijkheden om na de overgang, in het kader van de harmonisering van de arbeidsvoorwaarden binnen de Asian Gear-groep, de inhoud van de arbeidsovereenkomst met het overgekomen personeel te wijzigen, bijvoorbeeld - zoals hier is gebeurd - met hun individuele instemming. Daarbij wijst Turbho erop dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] er op onderdelen op vooruit zijn gegaan, vergeleken met hun arbeidsvoorwaarden bij Hodi on Wheels. De kantonrechter verwerpt dit standpunt. De artikelen 7:662 e.v. BW vormen de implementatie in het Nederlandse recht van de Europese richtlijn inzake het behoud van rechten van werknemers bij overgang van onderneming (EG-Richtlijn van 14 februari 1977, PbEG 5 maart 1977, L 61/26, later vervangen door Richtlijn 98/50 van 29 juni 1998 PbEG 17 juli 1998, L 201/88). Deze richtlijn heeft tot doel de werknemers van een overgedragen onderneming het behoud te verzekeren van hun uit de arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding voortvloeiende rechten. Deze bescherming is van openbare orde, zodat partijen er niet over kunnen beschikken, alsook van dwingend recht, zodat er niet in voor werknemers ongunstige zin van mag worden afgeweken. Het is aan de Nederlandse rechter om de artikelen 7:662 e.v. BW zoveel mogelijk in overeenstemming met inhoud en strekking van deze richtlijn, dus ‘richtlijnconform’, uit te leggen. Het Europese Hof van Justitie heeft in een Deense zaak, bekend geworden onder de naam Daddy’s Dance Hall (zaak 324/86), in antwoord op gestelde prejudiciële vragen, overwogen dat bij een overgang betrokken werknemers niet kunnen afzien van de rechten die de richtlijn hun toekent en dat hun rechten niet mogen worden verminderd, óók niet met hun instemming. Het hof wees erop dat het daarbij niet van belang is dat de werknemer ter compensatie van de voor hem gewijzigde arbeidsverhouding voortvloeiende nadelen zulke voordelen verkrijgt dat hij er ten opzichte van zijn vroegere situatie globaal gezien niet op achteruit gaat. Voor een zogenoemde ‘pakketvergelijking’ is dus, anders dan Turbho betoogt, geen plaats. Het hof heeft in genoemde uitspraak weliswaar uit de omstandigheid dat de Europese richtlijn het recht op dit punt in de lidstaten slechts gedeeltelijk beoogt te harmoniseren, afgeleid dat, waar het nationale recht (zoals ook het Nederlandse) toelaat om in andere gevallen dan dat van overgang van onderneming de arbeidsverhouding in een voor de werknemers ongunstige zin te wijzigen een dergelijke wijziging niet valt uit te sluiten op de enkele grond dat de onderneming inmiddels is overgedragen. Het hof heeft in de Daddy’s Dance Hall-uitspraak beslist dat zo’n wijziging van de arbeidsverhouding voor de verkrijger (hier Turbho) mogelijk is binnen dezelfde grenzen als dat voor de vervreemder (hier Hodi on Wheels) mogelijk was geweest, echter - zo overwoog het hof -
‘met dien verstande (-) dat de overgang van de onderneming nooit op zich grond voor de wijziging kan opleveren.’Wanneer zich die uitzondering voordoet, is onderwerp van geschil geweest in de uitspraak van het EG Hof van Justitie van 6 november 2003 in de zaak Martin c.s./South Bank University (C-4/01; JAR 2003, 297). Daarin heeft het hof overwogen dat de instemming van werknemers met minder gunstige arbeidsvoorwaarden dan waarop zij aanspraak hadden kunnen maken wanneer de overgang van onderneming er niet was geweest, ongeldig is in het geval die wijziging verband houdt met de overgang. Dat is het geval, indien de verkrijger de aangeboden arbeidsvoorwaarden eenvoudigweg op één lijn heeft willen brengen met de tot dan toe voor haar overige personeel geldende voorwaarden. Het hof nam daarbij in aanmerking dat de verkrijger het overgekomen personeel van de vervreemder onmiddellijk na de overgang arbeidsovereenkomsten op haar voorwaarden had voorgelegd.
7.3.
De kantonrechter ziet in de omstandigheden die zich in het geval van South Bank University voordeden grote gelijkenis met die in het onderhavige geding. Turbho heeft onmiddellijk bij de overname van de onderneming van Hodi on Wheels de arbeidsvoorwaarden van de bij die overgang betrokken werknemers in overeenstemming willen brengen met die van het personeel van de andere Asian Gear-vennootschappen en daartoe aan [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] (concept-)arbeidsvoorwaarden op die door haar gewenste voorwaarden voorgelegd. Daarbij neemt de kantonrechter mede in aanmerking dat, zoals volgt uit hetgeen mevrouw [B] ter zitting heeft verklaard, Turbho hen in dat verband niet heeft gewezen op de implicaties van artikel 7:663 BW en in het midden heeft gelaten in welk juridisch kader zij het voorstel van Turbho tot het aangaan van een nieuwe schriftelijke arbeidsovereenkomst dienden te bezien. De conclusie is dan ook dat de bedingen van de artikelen 13, 14 en 15 van de begin februari 2017 met [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] gesloten arbeidsovereenkomsten tussen partijen niet gelden. Hetzelfde geldt voor de artikelen 13 en 14 van de toen met [gedaagde 4] gesloten arbeidsovereenkomst. In plaats daarvan gelden ook na de overgang alleen het geheimhoudings- en nevenwerkbeding, zoals die waren opgenomen in de arbeidsovereenkomsten met Hodi on Wheels. Daarvoor was het niet nodig dat jegens Turbho een beroep op (ver)nietig(baar)heid van de nieuwe bedingen werd gedaan. Uit de verplichtingen waaraan [gedaagde 4] ingevolge het concurrentiebeding jegens Hodi on Wheels gebonden was, heeft Turbho hem - gezien de niet-commerciële aard van zijn functie - ontslagen.
7.4.
Op grond van het voorgaand kan Turbho zich jegens [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] niet op het (concurrentie- of) relatiebeding, opgenomen in artikel 15 van de begin februari 2017 met hen gesloten arbeidsovereenkomsten beroepen (jegens Hodi on Wheels waren zij niet gebonden aan enig concurrentie- of relatiebeding) en heeft zij afstand gedaan van de rechten die zij mogelijk jegens [gedaagde 4] had kunnen ontlenen aan het concurrentiebeding dat hij wél met Hodi on Wheels had. De uitkomst van dit geding hangt daarmee niet af van de vraag of Turbho er in mei 2017 onder invloed van een wilsgebrek (dwang of bedrog) mee heeft ingestemd dat ook de werking van het relatiebeding, opgenomen in artikel 15 lid 2 van de gesloten arbeidsovereenkomsten, werd uitgesteld tot 1 februari 2018. Wat de contractuele grondslag van de vordering van Turbho betreft resteert daarom alleen nog de vraag naar de beweerde overtreding van het geheimhoudings- en nevenwerkbeding, waaraan [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] vóór 1 februari 2017 jegens Hodi on Wheels al gebonden waren. Ook de daarop gebaseerde vordering van Turbho is niet toewijsbaar. De kantonrechter overweegt daaromtrent het volgende.
7.5.
Het geheimhoudingsbeding in de arbeidsovereenkomsten met Hodi on Wheels, dat op en na 1 februari 2017 tussen [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] enerzijds en Turbho anderzijds is blijven gelden, ziet in het eerste lid op geheimhouding van
‘bijzonderheden werkgevers bedrijf betreffende of daarmee verband houdende’en is in het tweede lid, waarin ook het boetebeding staat, toegespitst op
‘mededeling(-en
aan derden)
van of aangaande enige bijzonderheden werkgevers bedrijf betreffende of daarmee verband houdende.’Turbho betoogt (onder 4.3. van de dagvaarding) dat het
‘niet anders mogelijk’is dan dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] in hun werkzaamheden voor of betrokkenheid bij GTS gebruik maken van haar vertrouwelijke bedrijfsgegevens, maar concreet heeft zij in dat kader niet meer gesteld dan dat de lijst van klanten van Turbho bij GTS terecht is gekomen en dat [gedaagde 1] bij e-mail van 2 mei 2017 (een deel van) het marketingplan van Turbho, alsmede VWE-branchegegevens aan [gedaagde 6] heeft gestuurd. Zoals hierna (onder 7.10.) in het kader van de beoordeling van de beweerde onrechtmatigheid van de concurrentie die Turbho is aangedaan zal worden overwogen, kan bedoelde klantenlijst niet worden aangemerkt als een bijzonderheid, het bedrijf van Turbho betreffende of daarmee verband houdende, nu het gaat om dealergegevens die ook langs andere weg, dus anders dan door gebruik te maken van de kennis die de werknemers van GTS bij (de voorganger van) Turbho hebben opgedaan, beschikbaar zijn. De bijlagen bij de e-mail die [gedaagde 1] op 2 mei 2017 aan [gedaagde 6] zond, betroffen (enkele pagina’s uit) het marketingplan van Turbho en informatie, afkomstig van de website van VWE, een bedrijf dat zich richt op het ‘ontzorgen’ van de automotivebranche. Laatstbedoelde informatie is niet afkomstig van Turbho en kan dus niet als een bijzonderheid, het bedrijf van Turbho betreffende of daarmee verband houdende, worden beschouwd. Ook de gegevens uit het marketingplan van Turbho verdienen die kwalificatie niet, nu het daarbij gaat om een samenstelling van gegevens betreffende scootermodellen, consumentendoelgroepen en soorten dealers die op basis van openbare, en ook voor anderen dan Turbho toegankelijke informatie, zonder specifieke kennis of ervaring en zonder al te veel (tijds-)investering kan worden vervaardigd.
7.6.
Het nevenwerkbeding in de arbeidsovereenkomsten die [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] met Hodi on Wheels waren aangegaan en dat op en na 1 februari 2017 ook jegens Turbho is blijven gelden, verbiedt hen om - behoudens schriftelijke toestemming van werkgeverszijde - gedurende het dienstverband werkzaam te zijn voor een andere werkgever of opdrachtgever. Voor zover de gevorderde verklaring voor recht, dat artikel 14 van de begin februari 2017 met Turbho gesloten arbeidsovereenkomsten is overtreden, mede geacht moet worden te zien op het al vóór 1 februari 2017 geldende nevenwerkbeding, is die vordering niet toewijsbaar, omdat laatstbedoeld beding ertoe strekt te verzekeren dat de goede vervulling van de functie van werknemers in dienst van werkgever niet wordt belemmerd of beperkt doordat zij daarnaast voor een ander werkzaamheden verrichten. De strekking van het beding is dus niet om werknemers van bezigheden af te houden waardoor hun werkgever concurrentie kan worden aangedaan. Dáarvoor dient een concurrentiebeding, en die zijn [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] niet met Hodi on Wheels aangegaan. Voor zover Turbho aanspraak maakt op boete wegens overtreding van het al vóór 1 februari 2017 geldende nevenwerkbeding, is die vordering niet toewijsbaar, omdat op overtreding van het nevenwerkbeding in de arbeidsovereenkomsten met Hodi on Wheels geen boete is gesteld.
7.7.
Voor zover Turbho bedoeld mocht hebben [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] te houden aan de toezegging die zou zijn gedaan in het gesprek met [A] op 23 juni 2017, inhoudende dat zij hun relatie met potentiële investeerders of leveranciers zullen verbreken, kan haar dat niet baten, omdat deze toezegging - zo deze inderdaad zou zijn gedaan en wat daarvan overigens zij - in de weergave die [A] daarvan bij e-mail van diezelfde dag heeft gegeven niet eerder gestand behoefde te worden gedaan dan nadat met (blijkbaar) de heer [F], bestuurder van de Nationale Investeringsmaatschappij N.V., aandeelhoudster van Asian Gear,
‘aanvullende afspraken’(kennelijk over de positie van een of meer van de betrokken werknemers in de onderneming van Turbho) waren
‘afgerond’.Gesteld noch gebleken is dat dergelijke afspraken vóór 1 augustus 2017 zijn gemaakt.
Onrechtmatige concurrentie?
7.8.
Turbho baseert haar vordering voorts op onrechtmatige concurrentie, haar door haar gewezen werknemers [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] aangedaan. Bij de beoordeling van de vordering op deze grondslag stelt de kantonrechter voorop dat het een gewezen werknemer, die jegens zijn vroegere werkgever niet aan een concurrentie- of relatiebeding gebonden is (op grond van hetgeen hierboven is overwogen verkeren [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] in die positie), in beginsel vrij staat om werkzaamheden te verrichten voor of (anderszins) betrokken te zijn bij het bedrijf van een concurrent van zijn vroegere werkgever en dat het behoudens bijzondere omstandigheden niet onrechtmatig is om in dat verband gebruik te maken van de kennis, ervaring of contacten die de werknemer in de werkzaamheden voor zijn vroegere werkgever heeft opgedaan. Bij de beoordeling van de vraag of zich zodanige bijzondere omstandigheden voordoen dat werknemersconcurrentie onrechtmatig is, zijn in de rechtspraak enige (sub)normen ontwikkeld, waaruit valt te destilleren dat dergelijke concurrerende activiteiten onrechtmatig zijn, indien sprake is van het stelselmatig en substantieel afbreken van een duurzaam bedrijfsdebiet van de vroegere werkgever. Deze, cumulatief bedoelde, vereisten impliceren dat (tevens) sprake moet zijn van (het stelselmatig en substantieel gebruik maken van) vertrouwelijke bedrijfsinformatie of speciale kennis, die de gewezen werknemer in zijn werkzaamheden voor de vroegere werkgever heeft verkregen. Anders dan Turbho kennelijk meent, kan aan het (overigens betwiste) feit dat de omzet van Turbho navenant is gedaald met de stijging van die van GTS, reeds daarom niet de gestelde onrechtmatigheid van de concurrentie worden afgeleid, omdat een dergelijke verschuiving van omzet evenzeer het gevolg kan zijn van rechtmatige concurrentie.
7.9.
De kantonrechter gaat ervan uit dat voldaan is aan de bovenbedoelde vereisten van stelselmatigheid en substantialiteit. Daaraan doet niet af dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] , in reactie op de stelling van Turbho dat zij haar klanten hebben benaderd om over te stappen, hebben betwist dat zij op en na 1 augustus 2017 actief dealers hebben benaderd. Het moge zo zijn - zoals [gedaagde 1] ter zitting heeft benadrukt - dat de Nederlandse scooterbranche een kleine wereld is, waarin iedereen elkaar kent en via de ‘tamtam’ - ook zonder hun actieve bemoeienis - geruchten zich snel verspreiden, maar vast staat dat een aanzienlijk deel van de dealers die eerder (ook) bij Turbho scooters inkochten inmiddels (tevens) zaken doen met GTS. Verder staat vast dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] zich bij mailing van 14 september 2017, als werknemers van GTS of in hun hoedanigheid van mede-oprichters of mede-aandeelhouders van die vennootschap, hebben gewend tot het leeuwendeel van de dealers (circa 230 van de 250) die tevoren (ook) van Turbho scooters betrokken, teneinde hen uit te nodigen voor de GTS-dealershow in oktober/november 2017. Ook aan die actie kan het karakter van stelselmatigheid en substantialiteit niet worden ontzegd. Overigens benadrukt de kantonrechter dat het [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] , [gedaagde 4] (en GTS) op zichzelf vrij stond om zich in de bedoelde mailing te beroemen op het feit dat zij
‘bekende gezichten en namen’in de scootermarkt waren en dat zij
‘in de loop der jaren goed (-) hebben geluisterd’naar wat dealers van een scootergroothandel verlangen. Die uitlatingen vallen binnen de concurrentievrijheid die ook aan gewezen werknemers (en hun nieuwe werkgever) toekomt.
7.10.
Anders dan Turbho betoogt, is naar het oordeel van de kantonrechter evenwel niet voldaan aan het vereiste voor onrechtmatigheid van werknemersconcurrentie, dat sprake moet zijn van het afbreken van haar duurzaam bedrijfsdebiet, en dat een zodanig gebruik is gemaakt van vertrouwelijke bedrijfsinformatie of specifieke kennis dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] geacht moeten worden zich (en GTS) een concurrentievoorsprong te hebben verschaft zonder daarvoor de investeringen te hebben hoeven doen die Turbho zich heeft moeten getroosten. Waar Turbho aanvoert dat haar bedrijfsdebiet voornamelijk bestaat uit haar klantenbestand, de wijze waarop zij haar prijzen bepaalt, alsmede uit haar kennis van de omzet in (het lagere segment van) de scootermarkt, van de Chinese producenten en van het assortiment aan beschikbare scootermodellen, daar hebben GTS c.s. hier tegenin gebracht dat (dit deel van) de scootermarkt verre van exclusief is, dat de gegevens van alle in aanmerking komende dealers openbaar zijn, dat de Aziatische producenten en hun assortimenten via het internet kenbaar en toegankelijk zijn en dat de groothandel zijn prijzen in een voortdurende strijd om de gunst van de dealer zo scherp mogelijk pleegt vast te stellen.
Uit hetgeen partijen over de werking van de branche hebben gesteld, leidt de kantonrechter af dat van enige exclusiviteit geen sprake is, noch in de relatie met producenten of dealers, noch in de verkoop van modellen, en dat kennis van het dealerbestand, van de buitenlandse scooterproducenten en van de aangeboden modellen vrij beschikbaar is. De goedkope(re) scooters worden in Azië geproduceerd (een bedrijf als Juneng levert wereldwijd aan zo’n 60 importeurs, waarvan acht in Nederland) met een - voor elk type scooter - standaard mal die door de modelgerechtigde aan diverse fabrikanten wordt aangeboden. Op de scooters wordt het logo van de betreffende afnemer (Turbho, BTC, AGM, GTS, etc.) aangebracht. Waar Turbho het heeft over scooters van het merk ‘Turbho’ gaat het dan ook om een standaardmodel, dat zich van het door andere grossiers (door)verkochte model veelal alleen door het logo onderscheidt. Wat de kennis van het consumentengedrag en de verdeling van de omzetten over bepaalde groepen consumenten betreft, hebben GTS c.s. onbetwist gesteld dat deze informatie door brancheorganisaties wordt verzameld, geanalyseerd en verspreid. Ook aan de door Turbho gehanteerde
‘prijsmethodiek’komt niet het karakter van vertrouwelijke of bedrijfsgevoelige informatie toe. In een branche als deze, waarin het marktaandeel vooral door de prijs wordt bepaald, en dealers - op zoek naar de scherpste prijs - niet zullen aarzelen om de verschillende aanbieders tegen elkaar uit te spelen, zal de prijsstelling van een importeur niet geheim blijven en komt het er - bij de smalle prijsmarges in een vechtmarkt als deze - voor de groothandel op aan zich te profileren op het gebied van betrouwbaarheid en kwaliteit van de dienstverlening. Overigens hebben GTS c.s. gemotiveerd betwist dat GTS, zoals Turbho stelt, bij het meest verkochte scootermodel onder de door Turbho gehanteerde prijs is gaan zitten. Naar [gedaagde 1] ter zitting onweersproken heeft verklaard is de prijs van het populairste model, bij GTS de
‘GTS Toscana-Pure’geheten, bij GTS juist hoger (€ 1.399,--) dan het vergelijkbare model van Turbho
(€ 1.199,--). Ook overigens is niet komen vast te staan dat GTS zich bij haar prijsstelling in het bijzonder laat leiden door de prijzen die Turbho hanteert. Het ligt voor de hand dat GTS haar prijzen mede afstemt op de prijzen van andere importeurs, die zij tot haar concurrenten rekent.
7.11.
In het licht van het voorgaande komt ook aan de omstandigheid dat GTS voor opslag en transport van scooters gebruik maakt van dezelfde transportonderneming, geen bijzonder gewicht toe. Het zal in de markt geen geheim zijn dat [naam transportbedrijf] zich daarop richt en het staat dit bedrijf uiteraard vrij om dezelfde diensten aan GTS te leveren. Dat [gedaagde 4] een werknemer van Turbho heeft voorgesteld bij GTS te komen werken, is betwist, maar maakt - als het zou zijn gebeurd - niet dat dit als onrechtmatig moet worden gekwalificeerd. Gelet op hetgeen hierboven over de scootermarkt is overwogen, geldt hetzelfde voor de beweerde uitlating van GTS c.s. aan dealers dat zij in 2018
‘exclusief afnemer’van Juneng zou worden. Niet goed voorstelbaar is dat dealers aan een dergelijke uitlating - zo al gedaan - van een nieuwkomer als GTS met een klein marktaandeel enige waarde zouden hechten.
7.12.
Op het voorgaande stuit de vordering van Turbho in de hoofdzaak af.
In reconventie
7.13.
GTS c.s. vorderen in de hoofdzaak in reconventie - kort gezegd - schadevergoeding en een verbod op negatieve uitlatingen aan de zijde van Turbho. De kantonrechter oordeelt zich bevoegd van dit deel van de vordering kennis te nemen en daarover te beslissen, omdat de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. Beide onderdelen van deze vordering worden afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat Turbho zich jegens GTS c.s. heeft bediend van onrechtmatige concurrentie of over hen ongeoorloofde uitlatingen heeft gedaan. GTS c.s. hebben slechts summierlijk gewezen op uitlatingen van Turbho jegens dealers, maar zij zien eraan voorbij dat - waar zij zich zelf beroepen op de concurrentievrijheid - deze ook aan Turbho toekomt, en dat zij als concurrenten op een vechtmarkt als de scooterbranche van elkaar hebben te dulden dat in de strijd om de gunst van de dealers wervende acties worden ingezet. Niet gebleken is dat Turbho in dat verband de grenzen van het toelaatbare heeft overschreden. Voor zover GTS zich erover beklaagt dat Turbho zich door het leggen van beslag een ‘kijkje in de keuken’ van een concurrent heeft willen verschaffen, kan zij zich met een vordering tot opheffing van dat beslag ingevolge artikel 705 Rv wenden tot de voorzieningenrechter die verlof tot het beslag heeft gegeven. De kantonrechter leest in de vordering van GTS c.s., onder 227 van haar conclusie van antwoord, in dit geding niet een dergelijke vordering.
In de provisie
In conventie en in reconventie
7.14.
Nu in dit vonnis over de door partijen over en weer ingestelde vorderingen in de hoofdzaak wordt beslist, hebben zij geen belang meer bij een voorlopige voorziening voor de duur van dat geding. In de provisie worden daarom de vorderingen, zowel in conventie als in reconventie, afgewezen.
In het incident
In conventie
7.15.
Uit hetgeen in de hoofdzaak is overwogen, volgt dat GTS c.s. zich jegens Turbho niet aan onrechtmatige concurrentie hebben schuldig gemaakt, omdat - gezien de aard van de scootermarkt en de positie van partijen daarin - geen sprake is van vertrouwelijke klant-, prijs-, producent- of productinformatie, waarvan het gebruik exclusief aan een van de marktpartijen toekomt. Bij haar (onder meer op artikel 843a Rv gebaseerde) incidentele vordering heeft Turbho daarom geen rechtmatig belang. Voor zover de vordering van Turbho ziet op de akten van levering van de aandelen in het kapitaal van GTS is deze niet toewijsbaar, omdat van de daaruit te blijken gegevens niet afhangt of GTS c.s. zich aan onrechtmatige concurrentie hebben schuldig gemaakt. Bij de beoordeling daarvan maakt het, naar uit hetgeen hierboven is overwogen, geen verschil of [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] handel(d)en in hun hoedanigheid van werknemers, of ook als mede-aandeelhouders van GTS.
In reconventie
7.16.
Het verweer van Turbho tegen dit deel van de vordering van GTS c.s., dat de kantonrechter niet bevoegd is ervan kennis te nemen, slaagt. Ingevolge artikel 860 Rv dienen GTS c.s. hun betreffende vordering te richten tot de voorzieningenrechter die de bewaring heeft bevolen of in het rechtsgebied van wiens rechtbank de zaken zich bevinden.
In de hoofdzaak, de provisie en het incident
In conventie en in reconventie
7.17.
Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, ziet de kantonrechter reden de proceskosten te compenseren, in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt.

8.De beslissing

De kantonrechter, in conventie en in reconventie:
in de hoofdzaak, de provisie en het incident
wijst de vorderingen af;
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in aanwezigheid van
mr. L.J.A. Holtus in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2018.