ECLI:NL:RBMNE:2018:2870

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juni 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
C/16/458097 / KG ZA 18-187
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot onthulling van herkomst tekeningen en bescherming van bedrijfsgeheimen in kort geding

In deze zaak heeft CTS Netherlands B.V. een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] B.V. met als doel om te vorderen dat [gedaagde] de identiteit van de (rechts)persoon onthult van wie zij tekeningen heeft ontvangen die volgens CTS inbreuk maken op haar auteursrechten en bedrijfsgeheimen. De procedure begon met een dagvaarding op 16 mei 2018, gevolgd door een mondelinge behandeling op 25 mei 2018. CTS stelt dat de tekeningen vertrouwelijke knowhow bevatten en dat [gedaagde] deze zonder toestemming heeft gebruikt. [gedaagde] betwist de auteursrechtelijke bescherming van de tekeningen en stelt dat deze technisch van aard zijn, ontleend aan een algemeen bekend Amerikaans ontwerp. De voorzieningenrechter oordeelt dat CTS onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de tekeningen auteursrechtelijke bescherming genieten, omdat deze niet voldoen aan de eisen van originaliteit en creativiteit. Daarnaast wordt het beroep op bescherming van bedrijfsgeheimen afgewezen, omdat CTS niet heeft aangetoond dat de tekeningen geheim zijn of dat er sprake is van onrechtmatig handelen. De vorderingen van CTS worden afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/458097 / KG ZA 18-187
Vonnis in kort geding van 8 juni 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CTS NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. R.F.K. Visser te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. I. Brouwer te Bussum.
Partijen zullen hierna CTS en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 mei 2018 met producties 1 tot en met 5,
  • de producties 6 tot en met 10 van CTS,
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 10,
  • de producties 11 tot en met 14 van [gedaagde] ,
  • de mondelinge behandeling van 25 mei 2018,
  • de pleitnota van CTS.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
CTS is een onderneming die zich bezighoudt met het ontwerpen, produceren, verkopen, installeren, distribueren, onderhouden, modificeren en repareren van technische producten en systemen voor met name de tankopslagindustrie.
2.2.
[gedaagde] is een onderneming die zich bezighoudt met lasersnijden, apparaten- en machinebouw, engineering en de toelevering van maatwerk in plaat- en framewerk. [gedaagde] besteedt een deel van haar werkzaamheden uit aan derden.
2.3.
Op 24 november 2017 heeft [gedaagde] een prijsaanvraag ingediend bij VDL RPI Metaal B.V. (hierna: VDL). VDL heeft daarop CTS bericht dat de door haar bij deze prijsaanvraag ontvangen tekeningen gelijk waren aan tekeningen die zij eerder van CTS had ontvangen.
2.4.
In een brief van 29 december 2017 heeft mr. Visser namens CTS [gedaagde] gesommeerd het gebruik van de betreffende tekeningen te staken, omdat dat handelen een inbreuk vormt op een aan CTS toekomend auteursrecht, en gesommeerd de herkomst van de betreffende tekeningen aan CTS mede te delen.
2.5.
[gedaagde] heeft aan CTS bevestigd de tekeningen niet (meer) te zullen gebruiken. De herkomst van de tekeningen heeft zij, ondanks herhaalde sommatie, niet aan CTS bekend gemaakt.

3.Het geschil

3.1.
CTS vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] om aan CTS de identiteit mede te delen van de (rechts)persoon van wie zij de bij de prijsaanvraag gevoegde tekeningen heeft ontvangen, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van CTS in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
CTS legt aan haar vordering ten grondslag dat aan haar het auteursrecht toekomt op door haar vervaardigde tekeningen van onderdelen van opslagtanks, die vertrouwelijke knowhow bevatten en zijn te beschouwen als bedrijfsgeheim. Deze tekeningen zijn zonder haar toestemming door [gedaagde] één op één gebruikt en openbaar gemaakt, waarbij slechts de gegevens van CTS (haar naam e.d.) zijn verwijderd, zodat sprake is van auteursrechtinbreuk en schending van bedrijfsgeheimen. Volgens CTS kan [gedaagde] deze tekeningen alleen op onrechtmatige wijze hebben verkregen. Zij vordert op grond van artikel 28 lid 9 Aw en 47 TRIPs-Verdrag [gedaagde] te bevelen al hetgeen haar bekend is omtrent de herkomst van de door haar gebruikte tekeningen aan CTS mede te delen om zo de bron te kunnen achterhalen en maatregelen te kunnen treffen ter bescherming van haar vertrouwelijke knowhow.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van CTS in haar vorderingen, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van CTS in de proceskosten ex artikel 1019h Rv, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
[gedaagde] betwist onder meer dat CTS auteursrecht toekomt op de betreffende tekeningen. Volgens [gedaagde] zijn de tekeningen technisch van aard. De tekeningen hebben betrekking op onderdelen van een bepaald systeem en zijn gebaseerd op een in 1924 gepatenteerd Amerikaans ontwerp. Dergelijke tekeningen en onderdelen worden sinds 1950 veelvuldig gebruikt, geproduceerd en aangeboden door verschillende leveranciers. Dit maakt dat er geen sprake is van een uniek oorspronkelijk werk, dat het resultaat is van creatieve en intellectuele arbeid van CTS. [gedaagde] voert verder als verweer aan dat informatie over haar klanten en relaties vertrouwelijk is en dat het verstrekken van dergelijke (persoons)gegevens aan CTS in strijd is met de privacywetgeving.
3.5.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

ontvankelijkheid

4.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het spoedeisend belang voldoende aannemelijk. Als er namelijk, zoals CTS stelt, sprake is van een (dreigende) situatie waarin inbreuk wordt gemaakt op een aan CTS toekomend auteursrecht en/of waarin bedrijfsgeheimen van CTS worden geschonden, dan heeft CTS er belang bij om aan die (dreigende) onrechtmatige situatie zo spoedig mogelijk een einde te maken. CTS stelt dat zij informatie over de herkomst van de tekeningen nodig heeft, om maatregelen te kunnen treffen. Dit maakt dat zij spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening. De omstandigheid dat er enige tijd is verstreken tussen de laatste sommatie van CTS en het instellen van dit kort geding, doet hier niet aan af. Voor het aannemen van afstand van recht of rechtsverwerking is alleen tijdsverloop of stilzitten onvoldoende. Vereist is de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan bij [gedaagde] het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat CTS haar aanspraak niet (meer) geldend zou maken dan wel dat de positie van [gedaagde] onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard ingeval CTS haar aanspraak alsnog geldend zou maken. Dergelijke omstandigheden zijn niet gesteld of gebleken.
auteursrecht
4.2.
CTS beroept zich op het bepaalde in artikel 28 lid 9 Aw. Op grond van dat artikel kan de rechter op vordering van de auteursrechthebbende de inbreukmaker zelf en ook een derde die op commerciële schaal inbreukmakende goederen heeft gebruikt, bevelen al hetgeen hen bekend is omtrent de herkomst van de inbreukmakende goederen aan de auteursrechthebbende mee te delen en alle daarop betrekking hebbende gegevens aan hem te verstrekken.
4.3.
Voor het slagen van dit beroep is allereerst vereist dat voldoende aannemelijk is dat de tekeningen, waarop CTS auteursrecht claimt, voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft CTS, mede in het licht van de gemotiveerde betwisting daarvan door [gedaagde] , onvoldoende aannemelijk gemaakt dat dat het geval is. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.4.
Om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen is op grond van artikel 1 jo artikel 10 Aw en de jurisprudentie van de Hoge Raad vereist dat het werk een “eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt”. Dat het werk een eigen oorspronkelijk karakter moet bezitten, houdt kort gezegd in dat het werk niet ontleend mag zijn aan een ander werk. De eis dat het werk het persoonlijk stempel van de maker moet dragen, betekent dat sprake moet zijn van een werk dat het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes, en aldus een schepping is van de menselijke geest. Daarbuiten valt in elk geval al hetgeen een vorm heeft die zo banaal of triviaal is, dat daarin geen creatieve arbeid van welke aard ook valt aan te wijzen. Verder vindt dit werkbegrip zijn begrenzing waar het eigen, oorspronkelijk karakter uitsluitend datgene betreft wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect. De keuzes van de maker mogen niet louter een technisch effect dienen of te zeer het resultaat zijn van een door technische uitgangspunten beperkte keuze. Het feit dat het werk voldoet aan technische en functionele eisen laat onverlet dat de ontwerpmarges of keuzemogelijkheden zodanig kunnen zijn dat voldoende ruimte bestaat voor creatieve keuzes van de maker die een werk in auteursrechtelijke zin kunnen opleveren. Verder geldt dat ook een verzameling of bepaalde selectie van op zichzelf niet beschermde elementen, een (oorspronkelijk) werk kan zijn, mits die selectie het persoonlijk stempel van de maker draagt. Een en ander dient te worden beoordeeld naar de situatie op het moment waarop het werk tot stand is gebracht.
4.5.
CTS stelt dat haar ontwerptekeningen eigen, specifieke uitwerkingen zijn van de destijds gepatenteerde Amerikaanse basisontwerptekeningen. Voor elke toepassing van het basisprincipe is volgens CTS een nieuw ontwerp nodig om de seals voor de betreffende tanks optimaal te laten functioneren. De kennis en creativiteit van de technici en ontwerpers van CTS is geïncorporeerd in de tekeningen. Aan het bedenken en ontwerpen van de constructies en de tekeningen zitten technische kanten en het is een creatief proces. In de tekeningen zitten unieke elementen, die (alleen) CTS heeft gecreëerd als oplossing voor specifieke producten. Zo is er ten aanzien van het type seal sprake van uniformiteit, maar ten aanzien van de afdichting tussen het drijvende membraam en de tank van eigen inbreng van CTS. Dit maakt dat de tekeningen uniek zijn en daarmee oorspronkelijk.
4.6.
[gedaagde] stelt hier tegenover dat 40 à 50 bedrijven wereldwijd soortgelijke tekeningen maken en de betreffende onderdelen produceren en aanbieden en dat de variaties in dit type ontwerptekeningen gering zijn. Al deze tekeningen zijn afgeleid van het Amerikaanse basisontwerp. De op dit basisontwerp gebaseerde tanks en alle vervangende onderdelen voor die tanks worden in de internationale markt gebouwd volgens vaste standaarden, die zijn ontleend aan functionele en veiligheidsvoorschriften. De tekeningen zijn daarom technisch van aard en geen eigen, origineel werk van CTS.
4.7.
De voorzieningenrechter betrekt bij de beoordeling alleen dat deel van de tekeningen van CTS waarop de onderdelen van de tank binnen een zwart omlijnd kader staan afgebeeld. Dit omdat de buiten die kaders geplaatste gegevens (waaronder de zogenoemde “GENERAL NOTES” en “TOLERANCES” en de bedrijfsgegevens van CTS) niet op de vermeende inbreukmakende tekeningen zijn overgenomen. Voor wat betreft de in dat omlijnde deel van de tekeningen afgebeelde afzonderlijke voorwerpen geldt dat dit 2-D weergaven zijn van (details van) bepaalde te produceren onderdelen van een tank. CTS heeft niet weersproken dat er in de internationale markt wordt gewerkt met standaarden, die zijn afgeleid van het algemeen bekende Amerikaanse basisontwerp. Voor zover de weergave van de afgebeelde onderdelen is ontleend aan dit basisontwerp en de genoemde standaarden, komt daaraan in beginsel geen auteursrechtelijke bescherming toe, omdat die weergave technisch en functioneel is bepaald. Dit is slechts anders indien en voor zover CTS bij de vormgeving van haar tekeningen ook creatieve keuzes heeft gemaakt, die een werk in auteursrechtelijke zin opleveren. CTS heeft onvoldoende toegelicht en onderbouwd dat daarvan sprake is. De door CTS aangebrachte aanpassingen ten opzichte van het basisontwerp zijn naar haar zeggen immers gedaan om de seals optimaal te laten functioneren en daarmee technisch en functioneel bepaald. Ook het feit dat de door CTS aangebrachte aanpassingen per tank verschillen vloeit (naar in dit kort geding bij gebreke van tegenaanwijzingen moet worden aangenomen) voort uit technische en functionele eisen van iedere afzonderlijke tank en is dus niet het resultaat van creatieve keuzes. Voor wat betreft iedere tekening als geheel gezien, dus kijkend naar hetgeen is afgebeeld binnen het zwarte kader, geldt ook dat deze tekeningen technisch van aard zijn. Het gaat om zwarte lijntekeningen op een witte achtergrond, in 2-D perspectief, met vermeldingen van afmetingen, schaal en graden, en verwijzingen naar genummerde details. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat en welke vrije creatieve keuzes CTS bij de totstandkoming van deze tekeningen heeft gemaakt. Dit betekent dat het beroep van CTS op artikel 28 lid 9 Aw faalt.
bescherming bedrijfsgeheimen
4.8.
CTS beroept zich verder op het bepaalde in artikel 47 TRIPs-Verdrag in samenhang met artikel 39 lid 2 TRIPs-Verdrag en de komende Wet bescherming bedrijfsgeheimen. CTS stelt - kort gezegd - dat haar tekeningen ook kwalificeren als te beschermen bedrijfsgeheimen, omdat aan alle daarvoor geldende criteria is voldaan. CTS behandelt de knowhow ten aanzien van het ontwerpen van seals vertrouwelijk, omdat deze informatie handelswaarde bezit. Medewerkers van CTS zijn gebonden aan contractuele geheimhoudingsverplichtingen en CTS deelt haar tekeningen slechts met de leveranciers van de betreffende onderdelen, die deze ook vertrouwelijk behandelen. Daarom kunnen de tekeningen door anderen alleen op onrechtmatige wijze via een (ex-)medewerker van CTS of één van haar leveranciers zijn verkregen. Dit betekent dat de voorman van [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan wanprestatie en/of onrechtmatig handelen door de tekeningen aan [gedaagde] ter beschikking te stellen. [gedaagde] heeft gelet op haar ervaring geweten, althans behoren te begrijpen, dat de tekeningen niet afkomstig waren van haar opdrachtgever. Omdat de schending van haar bedrijfsgeheimen mogelijk nog voortduurt, heeft CTS recht op en belang bij het treffen van maatregelen ter zake. Daarvoor is het noodzakelijk dat CTS informatie verkrijgt over de herkomst van de door [gedaagde] gebruikte tekeningen. De zorgvuldigheidsverplichting van [gedaagde] om haar voorman te noemen is volgens CTS dermate evident, dat de voorzieningenrechter de bevoegdheid toekomt om [gedaagde] te bevelen haar voorman te noemen ter voorkoming van een voorlopig getuigenverhoor.
4.9.
[gedaagde] bestrijdt onder meer dat er sprake is van bedrijfsgeheimen. Volgens [gedaagde] beschikken haar leveranciers ook over dergelijke tekeningen, worden deze tekeningen veelvuldig (vaak anoniem) in de markt aangeboden en is allerlei relevante informatie, waaronder de door haar overgelegde informatie, ook vrij beschikbaar via internet. [gedaagde] voert verder als verweer aan dat informatie over haar klanten en relaties vertrouwelijk is en dat het verstrekken van dergelijke (persoons)gegevens aan CTS in strijd is met de privacywetgeving.
4.10.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft CTS haar stellingen, mede in het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] , onvoldoende toegelicht en onderbouwd, zodat het gevorderde bevel niet kan worden toegewezen. Dit zal hierna worden toegelicht.
4.11.
In artikel 39 lid 1 TRIPS-Verdrag is bepaald dat de lidstaten bij het waarborgen van doeltreffende bescherming tegen oneerlijke concurrentie niet openbaar gemaakte informatie beschermen overeenkomstig het tweede lid. In lid 2 is bepaald dat (rechts)personen de mogelijkheid hebben te beletten dat informatie waarover zij rechtmatig beschikken zonder hun toestemming wordt openbaar gemaakt aan, verworven door of gebruikt door anderen op een wijze die in strijd is met eerlijke handelsgebruiken, zolang deze informatie:
a. geheim is in de zin dat zij, globaal dan wel in de juiste samenstelling en ordening van de bestanddelen, niet algemeen bekend is bij of gemakkelijk toegankelijk voor personen binnen de kringen die zich gewoonlijk bezighouden met de desbetreffende soort informatie;
b. handelswaarde bezit omdat zij geheim is; en
c. is onderworpen aan, gezien de omstandigheden, redelijke maatregelen door de persoon die rechtmatig over de informatie beschikt, om deze geheim te houden.
4.12.
Deze bepaling heeft geen rechtstreekse werking volgens het gemeenschapsrecht. Schending van de norm die artikel 39 TRIPs-Verdrag beoogt te beschermen kan evenwel onrechtmatig handelen opleveren in de zin van artikel 6:162 BW. Er is in dat geval sprake van onrechtmatig handelen indien informatie die voldoet aan de in artikel 39 lid 2 TRIPs-Verdrag genoemde cumulatieve criteria, wordt openbaar gemaakt aan, verworven door of gebruikt door anderen zonder toestemming van degene die rechtmatig over de informatie beschikt. De criteria van artikel 39 lid 2 TRIPs-Verdrag zijn overgenomen in de Richtlijn 2016/943/EU van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van bedrijfsgeheimen en ook in de ter implementatie van die richtlijn voorgestelde Wet bescherming bedrijfsgeheimen, die inmiddels in de Tweede Kamer is aangenomen.
4.13.
In artikel 47 TRIPs-Verdrag is opgenomen dat de lidstaten kunnen bepalen dat de rechterlijke autoriteiten de bevoegdheid hebben, tenzij dit niet in verhouding zou staan tot de ernst van de inbreuk, om de inbreukmaker te gelasten de houder van het recht in kennis te stellen van de identiteit van derden die betrokken zijn bij de productie en distributie van inbreukmakende goederen of diensten en hun distributiekanalen.
4.14.
Deze bepaling heeft ook geen rechtstreekse werking. In 1987 heeft de Hoge Raad in een merkenzaak de rechtsregel aangenomen dat in bijzondere omstandigheden (als uitzondering op de hoofdregel die het tegendeel inhoudt) op degene die ervan kennis draagt dat een derde onrechtmatig handelt, een rechtsplicht kan rusten daarvan mededeling te doen aan de benadeelde. Of zich bijzondere omstandigheden voordoen, die tot het aannemen van een mededelingsplicht kunnen leiden, hangt af van de in het arrest genoemde omstandigheden (HR 27 november 1987, ECLI:NL:HR:1987:AD0091). Het in artikel 47 TRIPs-Verdrag bedoelde bevel is nadien onder meer gecodificeerd in artikel 2.22 lid 4 en 5 BVIE. In de Richtlijn 2016/943/EU van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van bedrijfsgeheimen is een dergelijk bevel tot het verschaffen van informatie over de voorman niet opgenomen en ook in de voorgestelde Wet bescherming bedrijfsgeheimen is daarin niet voorzien.
4.15.
Ook als er, gezien het voorgaande, vanuit wordt gegaan dat in beginsel voor een rechthebbende de mogelijkheid openstaat om een gebod te verkrijgen als in dit geding gevorderd, baat dat CTS niet. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft CTS onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de tekeningen kwalificeren als bedrijfsgeheimen, die voor bescherming in aanmerking komen. Zoals hiervoor al is vastgesteld, moet er in dit geding van worden uitgegaan dat de tekeningen technisch van aard zijn en ontleend aan de algemeen bekende Amerikaanse basisontwerptekeningen, die de standaard vormen in de internationale markt. CTS heeft niet geconcretiseerd hoe de gestelde bij CTS aanwezige geheime knowhow zich heeft vertaald in deze tekeningen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat de tekeningen als geheel of onderdelen daarvan geheim zijn in de zin dat zij niet algemeen bekend zijn of niet met enige inspanning in de branche verkrijgbaar zijn. Al om die reden faalt het beroep van CTS.
4.16.
Uit het vorenstaande volgt dat de vorderingen moeten worden afgewezen.
proceskosten
4.17.
CTS zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. [gedaagde] vordert op de voet van artikel 1019h Rv veroordeling van CTS in de volledige (proces)kosten van in totaal € 14.344,38, bestaande uit kosten van de directeur van CTS ad € 6.503,75 inclusief btw, kosten van de advocaat ad € 7.214,63 inclusief btw en kantoorkosten en het griffierecht ad € 626,00. CTS betwist de verschuldigdheid en de redelijkheid van de opgevoerde kosten.
4.18.
Deze procedure ziet deels op de bescherming van intellectuele eigendomsrechten (auteursrecht), waarvoor artikel 1019h Rv geldt. De voorzieningenrechter schat dit deel op 60%. Voor het overige deel, dat ziet op oneerlijke handelspraktijken (bescherming van bedrijfsgeheimen), geldt artikel 1019h Rv niet en zal het liquidatietarievenstelsel worden toegepast. Bij de vaststelling van de redelijke en evenredige kosten ex artikel 1019h Rv gaat de voorzieningenrechter uit van de door de rechtbank gehanteerde Indicatietarieven in IE-zaken. In dit geval neemt de voorzieningenrechter als uitgangspunt het tarief behorend bij een eenvoudig kort geding van (maximaal) € 6.000,00, nu het een eenvoudige inbreukkwestie betreft, waarbij de grondslagen gebaseerd zijn op hetzelfde beperkte feitencomplex en elkaar deels overlappen en er geen uitgebreid inhoudelijk verweer is gevoerd. Dit indicatietarief betreft uitsluitend de werkzaamheden van de advocaat (exclusief verschotten, griffierecht en btw). De opgevoerde kosten van de directeur van [gedaagde] zijn niet op deze grond toewijsbaar. De gevorderde btw komt evenmin voor vergoeding in aanmerking, nu [gedaagde] niet heeft gesteld dat zij deze niet kan verrekenen met haar eigen btw-aangifte. Nu de door [gedaagde] overgelegde specificatie van de advocaatkosten door CTS niet voldoende concreet is betwist en de opgevoerde kosten in lijn zijn met het hiervoor genoemde indicatietarief, gaat de voorzieningenrechter uit van de redelijkheid en evenredigheid van de opgegeven kosten van € 5.962,50 inclusief kantoorkosten en exclusief btw. De advocaatkosten voor het IE-deel worden dan ook begroot op € 3.577,50 (60% van € 5.962,50). De advocaatkosten voor het niet IE-deel worden begroot op € 392,00 (€ 40% van € 980,00).
4.19.
De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden in totaal begroot op:
- griffierecht € 626,00
- salaris advocaat
3.969,50
Totaal € 4.595,50
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt CTS in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 4.595,50, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Steenbergen en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2018. [1]

Voetnoten

1.type: ID/4198