ECLI:NL:RBMNE:2018:2875
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Beslissing over wrakingsverzoek tegen rechter in civiele zaak
Op 22 juni 2018 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoeker, vertegenwoordigd door H.M. van Vliet. Het wrakingsverzoek was ingediend op 22 mei 2018 en was gericht tegen mr. V.E. van der Does, de behandelend rechter in een andere civiele zaak. Verzoeker stelde dat de afwijzing van zijn verzoek om uitstel van de zitting op 22 mei 2018 door de rechter in strijd met de regels was en dat dit de onpartijdigheid van de rechter in gevaar bracht. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 juni 2018 was alleen de gemachtigde van verzoeker aanwezig, terwijl de rechter zich had afgemeld.
De wrakingskamer heeft de procedure en de argumenten van verzoeker beoordeeld. De rechter had in haar schriftelijke reactie aangegeven dat het verzoek om uitstel terecht was afgewezen, omdat verzoeker dit niet binnen de gestelde termijn had gedaan en er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een uitstel rechtvaardigden. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de beslissing van de rechter om het uitstelverzoek af te wijzen een processuele beslissing is en dat een negatieve procesbeslissing op zich geen grond voor wraking vormt.
De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was en dat de beslissing van de rechter niet zo onbegrijpelijk was dat deze als vooringenomen kon worden beschouwd. Daarom werd het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en werd bepaald dat de behandeling van de onderliggende zaak moest worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond voor de schorsing door het wrakingsverzoek.