ECLI:NL:RBMNE:2018:2925

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juli 2018
Publicatiedatum
27 juni 2018
Zaaknummer
6360641 UT VERZ 17-24659
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • P.A.M. Penders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing van beschermingsbewind in verband met belangenconflict bij budgetbeheer door zorginstelling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 juli 2018 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van een beschermingsbewind. Verzoekers, die de rechthebbende vertegenwoordigen, hebben verzocht om het bewind op te heffen en in plaats daarvan budgetbeheer door zorginstelling Kwintes in te stellen. De rechthebbende, geboren in 1989, is momenteel niet in staat om zijn financiën zelfstandig te beheren. De kantonrechter heeft kennisgenomen van de schriftelijke reacties en de mondelinge behandeling die op 27 maart 2018 heeft plaatsgevonden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzoek tot opheffing van het bewind niet kan worden ingewilligd. De wettelijke regeling van beschermingsbewind stelt dat het bewind alleen kan worden opgeheven als het niet langer noodzakelijk is ter bescherming van de rechthebbende. Aangezien de rechthebbende nog niet in staat is om zelfstandig zijn financiën te beheren, is het voorstel om budgetbeheer in te stellen niet in overeenstemming met de wet. Bovendien is het benoemen van een zorginstelling als budgetbeheerder ongewenst, omdat dit kan leiden tot belangenconflicten. De wet verbiedt expliciet dat personen die bij de zorginstelling werken als bewindvoerder worden benoemd.

De kantonrechter heeft de verzoekers de mogelijkheid geboden om hun verzoek in te trekken of een andere professionele bewindvoerder voor te dragen, maar verzoekers hebben hun verzoek gehandhaafd. De overgelegde documenten, waaronder een Auditverklaring van de NVVK en een beschikking van DNB, hebben de kantonrechter niet overtuigd om het verzoek toe te wijzen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de voorgestelde voorziening niet de gewenste bescherming biedt aan de rechthebbende. Daarom is het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen, maar de kantonrechter heeft wel het belang van verzelfstandiging van de rechthebbende onderschreven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bewindsbureau
locatie Utrecht
zaaknummer: 6360641 UT VERZ 17-24659
BM nummer : BM 11249

Beschikking op een verzoek tot opheffing van bewind d.d. 2 juli 2018

Op verzoek van:

[verzoeker 1] ,

wonende [adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
en
[verzoeker 2] ,
wonende [adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekers,
met betrekking tot:

[rechthebbende] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
wonende [adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
hierna te noemen: rechthebbende.

De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 1 september 2017;
  • de brief van budgetconsulent [A] d.d. 25 augustus 2017;
- de schriftelijke reactie van verzoekers na mondelinge behandeling, per e-mail d.d. 13 april 2018.
Er heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden op 27 maart 2018.

De beoordeling

Het verzoek strekt tot opheffing van het door de kantonrechter te Utrecht op 13 februari 2007 ingestelde bewind over de goederen van rechthebbende, met het doel om budgetbeheer te bewerkstelligen.
Uitgangspunt van de wettelijke regeling van beschermingsbewind is, dat het bewind wordt opgeheven als dit niet langer noodzakelijk is ter bescherming van rechthebbende. De grondslag waarop de maatregel is uitgesproken, is dan komen te vervallen. Aangezien door verzoekers wordt voorgesteld om het bewind te wijzigen in budgetbeheer, is het op dit moment kennelijk nog zo dat rechthebbende niet zelfstandig zijn financiën kan beheren. Gelet op de brief van de budgetconsulent van Kwintes d.d. 25 augustus 2017 moet nog een aantal stappen worden genomen voordat rechthebbende daartoe geheel zelfstandig in staat is.
Het instellen van budgetbeheer na beëindiging van het beschermingsbewind, is dan ook in strijd met het wettelijke uitgangspunt voor opheffing, dat de grond voor het beschermingsbewind is komen te vervallen. Zoals ter zitting is besproken is het bovendien zo, dat bij budgetbeheer ieder toezicht op dat beheer door de kantonrechter ontbreekt.
Daar komt in dit geval nog het volgende bij. In de wettelijke regeling van het beschermingsbewind is expliciet bepaald dat personen die werken bij de zorginstelling waar rechthebbende verzorgd wordt, of personen die met die zorginstelling verbonden zijn, niet als bewindvoerder mogen worden benoemd (art. 1:435 lid 6 BW). De achterliggende reden hiervoor is dat deze personen niet uitsluitend de persoonlijke en vermogensrechtelijke belangen van de rechthebbende kunnen behartigen, omdat zij ook de belangen van de zorginstelling in aanmerking moeten nemen. Dit belangenconflict dient volgens de wetgever te allen tijden voorkomen te worden. De door verzoekers voorgestelde budgetbeerder is zorginstelling Kwintes. Ook in dit opzicht strookt de wens van verzoekers niet met het uitgangspunt van de wet. Benoeming van Kwintes tot budgetbeheerder is dus in tweeërlei opzicht onwenselijk, zoals tijdens de mondelinge behandeling al besproken is. Verzoekers is daarom de mogelijkheid voorgehouden om hun verzoek in te trekken, dan wel een andere, professionele bewindvoerder voor te dragen. Verzoekers hebben van deze mogelijkheden geen gebruik gemaakt en hebben hun verzoek gehandhaafd. In reactie op hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken ten aanzien van Kwintes, hebben verzoekers per e-mail van 13 april 2018 onder meer een Auditverklaring van de NVVK toegestuurd d.d. 16 november 2016, waaruit blijkt dat Kwintes inzake het door haar gevoerde budgetbeheer voldoet aan de gedragscode van de NVVK. Voorts is een beschikking van DNB overgelegd, d.d. 20 december 2017, bij welke beschikking Kwintes ontheffing is verleend van artikel 3:5 van de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft).
De overgelegde stukken hebben de kantonrechter niet van oordeel doen veranderen ten aanzien van het voeren van budgetbeheer door Kwintes. De Auditverklaring van de NVVK maakt niet dat belangenverstrengeling, zoals hiervoor besproken, wordt voorkomen. En uit de beschikking van DNB blijkt eens te meer duidelijk dat bij Kwintes ieder toezicht op de budgetbeheerdossiers zal ontbreken. Het geld van rechthebbende zal kennelijk op een rekening van Kwintes komen te staan, terwijl hij er bovendien op gewezen dient te worden dat het depositogarantiestelsel niet van toepassing is, zo volgt uit overweging 4.2 van deze beschikking.
Omdat rechthebbende op dit moment nog aangewezen is op ondersteuning in het beheer van zijn financiën, maar de door verzoekers voorgestelde voorziening hem niet de gewenste bescherming biedt, zal het verzoek tot opheffing van het bewind worden afgewezen.
De kantonrechter onderschrijft het doel dat verzoekers beogen te bereiken met hun verzoek.
Het (verder) verzelfstandigen van rechthebbende is uitstekend en in overeenstemming met de wet. Als verzoekers daar toe niet in staat zijn, door hun oplopende leeftijd en de reisafstand, ligt het voor de hand dat zij verzoeken een professionele bewindvoerder te benoemen, die dan de opdracht dient te krijgen te werken aan het verzelfstandigen.

De beslissing

De kantonrechter:
- wijst het verzoek tot opheffing van het bewind over de goederen van
[rechthebbende]af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.A.M. Penders, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend.