ECLI:NL:RBMNE:2018:3106

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juli 2018
Publicatiedatum
5 juli 2018
Zaaknummer
16/705006-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man en vrouw voor poging doodslag, vrijheidsberoving, afpersing en diefstal

Op 5 juli 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 38-jarige man uit Rotterdam en zijn 42-jarige vriendin uit Woerden. De man is veroordeeld tot 5 jaar gevangenisstraf voor poging doodslag, vrijheidsberoving, afpersing en diefstal. De vrouw is veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, voor vrijheidsberoving, afpersing en diefstal. De rechtbank oordeelde dat de man het slachtoffer met een mes in de borst heeft gestoken en hem samen met zijn vriendin meerdere dagen heeft vastgehouden in een woning in Woerden. Tijdens deze periode hebben zij het slachtoffer gedwongen om bijna 10.000 euro van zijn rekening op te nemen. De rechtbank hield rekening met de kwetsbare persoonlijkheid van de vrouw en haar psychische problemen, wat leidde tot een lagere straf. De man daarentegen had eerder soortgelijke feiten gepleegd, wat zijn straf verzwakte. De rechtbank oordeelde dat de feiten zeer ernstig waren en rechtvaardigden een langdurige gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/705006-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 juli 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de PI Almere te Almere.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 april 2018 en 21 juni 2018. De zaak is inhoudelijk behandeld op 21 juni 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M. Tromp en van hetgeen verdachte en de raadsman van verdachte, mr. M. Hoevers, advocaat te Utrecht, alsmede mr. R. Schreudering, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partij [slachtoffer] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 5 april 2018 nader omschreven. De gewijzigde/nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt, kort en feitelijk weergegeven, neer op het volgende:
Feit 1: medeplegen van opzettelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] in de periode van 20 december 2017 tot en met 22 december 2017 te Woerden;
Feit 2: medeplegen van afpersing van [slachtoffer] in de periode van 20 december 2017 tot en met 22 december 2017 te Woerden;
Feit 3: diefstal in vereniging in de periode van 20 december 2017 tot en met 22 december 2017 te Woerden/Amsterdam van € 9.902,87 van [slachtoffer] door middel van een valse sleutel;
Feit 4: poging doodslag van [slachtoffer] op 20 december 2017 te Woerden;
Feit 5: diefstal in vereniging in de periode van 2 december 2017 tot en met 4 december 2017 te Woerden/Midden-Nederland van € 2.000,- van [slachtoffer] door middel van een valse sleutel.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder 4 ten laste gelegde.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat uit de feiten en omstandigheden is gebleken dat er met controle met een mes is geprikt in de borst van [slachtoffer] . Dit kan worden afgeleid uit de geconstateerde huidperforatie van 13 millimeter in diameter. Een dergelijk wondje kan niet leiden tot de dood. Het was bedoeld om te laten zien dat het menens was en dat [slachtoffer] niet moest proberen weg te komen. Verdachte heeft derhalve geen enkel opzet gehad op het doden van [slachtoffer] , aldus de raadsman.
Ten aanzien van de overige feiten, onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegd, heeft de raadsman zich wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
Verdachte heeft de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten bekend en door de raadsman van verdachte is voor deze feiten geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
- Een proces-verbaal van aangifte met bijlagen van [slachtoffer] van 22 december 2017; [2]
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 juni 2018; [3]
- Een proces-verbaal van bevindingen (uitkijken camerabeelden woning) van 14 maart 2018; [4]
Conclusie
Op grond van de feiten en omstandigheden genoemd in bovenvermelde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank acht tevens voor alle drie de feiten wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze feiten tezamen en in vereniging met de medeverdachte [medeverdachte] heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 4
Bewijsmiddelen
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer]
Op 20 december 2017 ben ik naar de woning van [medeverdachte] in [woonplaats] gereden. [5]
In één keer kwam [verdachte] de kamer binnen. Ik weet niet waar hij vandaan kwam. Hij had een honkbalknuppel in zijn linkerhand en een keukenmes in zijn rechterhand. Het mes was een koksmes van ongeveer 15 a 20 centimeter lang, inclusief handvat. Hij was in alle staten, hij was des duivels en riep ook dat hij de duivel was. Hij was helemaal opgefokt. Ik stond gelijk op en wilde weggegaan. Ik probeerde langs hem heen te gaan en de kamer te verlaten, maar ik voelde dat [verdachte] mij sloeg met de knuppel. Ik probeerde door naar voren te leunen weg te komen, maar toen voelde ik dat hij mij met het mes stak. Ik zag het ook. Ik zag het mes op mij afkomen. Het mes boorde zich in mijn linkerborst. Ik had toen een wit T-shirt aan en een grijze hoody. [verdachte] stak dus door mijn kleding heen. De wond bloedde best wel. [medeverdachte] heeft met keukenrol en plaktape de wond tegen elkaar vast getapet, zodat het bloedde stopte, maar dit lukte niet helemaal, de wond bleef bloeden. [6]
Verklaring van verdachte ter terechtzitting
Ik heb hem gestoken. Het ging in een opwelling. Hij kwam op mij af en toen deed ik zo
(verdachte maakt een voorwaartse beweging). Dat deed ik om te laten zien dat het menens was. Hij moest geld geven.
Het zou best kunnen dat ik helemaal opgefokt en in alle staten was. Ik had coke gebruikt, die ochtend nog, ik had dagen niet geslapen en ik wilde geld hebben. [7]
Geneeskundige verklaring
Op 22 december 2017 komt meneer (
[slachtoffer]) aanlopen met een steekwond in de borst van 2 dagen oud. Snijwond 3 cm fors wijkend links naast sternum, ter hoogte van de onderste rib, waarschijnlijk 1 cm diep, tegen de rib aan. Onderste rib links drukpijnlijk onder snijwond. Wondrand wat dik en rood. [8]
Proces-verbaal sporenonderzoek
Het onderzoek is verricht in een woning (flat) te [adres] te [woonplaats] . [9]
Door mij, verbalisant, werd het mes aangetroffen in de linker lade van het keukenblok. De totale lengte van het mes was 32 cm lang, de lengte van het lemmet was 19,5 cm en de maximale breedte van het mes, bij het heft, was 42 mm. [10]
Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van een poging doodslag, omdat verdachte geen opzet heeft gehad op het doden van [slachtoffer] .
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een behoorlijk groot mes. Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat het mes door de kleding (trui en T-shirt) van het slachtoffer heen is gegaan en in zijn borst een wond heeft veroorzaakt van waarschijnlijk een centimeter diep, welke wond flink bloedde. Van “prikken” met een mes, zoals door de verdediging is aangevoerd, is gelet op deze omstandigheden dan ook geen sprake. Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat het steken met een (groot) mes in de borststreek, gelet op de diverse vitale organen die zich daar bevinden, een fatale afloop tot gevolg kan hebben. Dat het mes tegen het borstbeen en/of rib van het slachtoffer is gestuit en in dit geval geen sprake is geweest van een fatale afloop, is niet te danken geweest aan verdachte, maar aan een toevallige omstandigheid.
Gelet voorts op de opgefokte toestand waarin verdachte verkeerde, waarover hij zelf ook heeft verklaard, is de rechtbank van oordeel dat het gedrag van verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht was op het toebrengen van letsel dat de dood ten gevolge kan hebben, dat verdachte met het steken willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden. Derhalve kan het opzet – in voorwaardelijke zin – op de dood van het slachtoffer bewezen worden verklaard.
Conclusie
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 5
Verdachte heeft het onder 5 ten laste gelegde feit bekend en door de raadsman van verdachte is voor dit feit geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen:
- Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 7 december 2017; [11]
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 juni 2018. [12]
Conclusie
Op grond van deze bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat de rechtbank van oordeel is dat onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte dit ‘tezamen en in vereniging’ heeft gedaan met de medeverdachte [medeverdachte] , zodat hij van dat bestanddeel in de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 20 december 2017 tot en met 22 december 2017 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader opzettelijk wederrechtelijk
- die [slachtoffer] gedurende bovengenoemde periode tegen zijn zin in een woning
en de daarbij behorende kelderbox gelegen aan de [adres] vastgehouden en
- die [slachtoffer] geslagen met een stofzuigerslang op zijn linker bovenbeen en linker onderarm (toen die [slachtoffer] voornoemde woning wilde verlaten) en
- meermalen de polsen/handen van die [slachtoffer] achter zijn rug aan elkaar vast gebonden en
- de polsen/handen van die [slachtoffer] voor zijn lichaam aan elkaar vast gebonden en
- de enkels van die [slachtoffer] aan elkaar vast gebonden en
- een laken, althans een stoffen voorwerp over het gezicht/hoofd van die [slachtoffer] gedaan en
- tegen die [slachtoffer] gezegd, terwijl die [slachtoffer] niets zag, dat er nog een persoon in de woning aanwezig was die [slachtoffer] iets aan zou doen wanneer die [slachtoffer] een verdachte beweging zou maken en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij op zijn buik moest gaan liggen en 15 minuten moest wachten nadat zij de woning hadden verlaten;
2.
op tijdstippen in de periode van 20 december 2017 tot en met 22 december 2017 te Woerden, tezamen en in vereniging met een ander, (telkens) met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van (een) bankpas(sen) en een mobiele telefoon, toebehorende aan die [slachtoffer] en tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten één of meer pincode(s) en inloggegevens voor internetbankieren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededader:
- die [slachtoffer] gedurende bovengenoemde periode tegen zijn zin in een woning en de daarbij behorende kelderbox gelegen aan de [adres] hebben vastgehouden en
- die [slachtoffer] geslagen met een stofzuigerslang op zijn linker bovenbeen en linker onderarm en
- meermalen de polsen/handen van die [slachtoffer] achter zijn rug aan elkaar vast hebben gebonden en
- de polsen/handen van die [slachtoffer] voor zijn lichaam aan elkaar vast hebben gebonden en
- de enkels van die [slachtoffer] aan elkaar vast hebben gebonden en
- een laken, althans een stoffen voorwerp over het gezicht/hoofd van die [slachtoffer] hebben gedaan en
- een mes tegen de keel van die [slachtoffer] heeft gehouden en daarbij tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: “En ik wil nu de codes hebben” en
- aan die [slachtoffer] hebben gevraagd om zijn Googleaccount-gegevens en pincode en inloggegevens voor internetbankieren af te geven en
- tegen die [slachtoffer] hebben gezegd dat hij naar de ING-bank moest bellen om de blokkade van zijn pinpas ongedaan te maken;
3.
op tijdstippen in de periode van 20 december 2017 tot en met 22 december 2017 te Woerden en Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere geldbedragen van in totaal 9902,87 euro, toebehorende aan [slachtoffer] , waarbij verdachte en zijn mededader zich telkens die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten pinpas(sen) van die [slachtoffer] en daarbij behorende pincode(s) en codes om mee te internetbankieren die zijn verzonden naar de telefoon van die [slachtoffer] en inloggegevens van die [slachtoffer] voor internetbankieren;
4.
op 20 december 2017 te Woerden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet een mes heeft gestoken in de borst(streek), zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
5.
op tijdstippen in de periode van 2 december 2017 tot en met 4 december 2017 te Woerden, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen van in totaal 2000 euro, toebehorende aan [slachtoffer] , waarbij verdachte zich (telkens) die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een pinpas van die [slachtoffer] en de daarbij behorende pincode.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
Feit 2:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel
Feit 4:
poging doodslag
Feit 5:
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 jaar, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in het kader van de strafmaat naar voren gebracht dat geen onderscheid gemaakt kan worden in de strafmaat tussen verdachte en medeverdachte nu hun rollen beide onmisbaar waren voor een succesvolle uitvoering van het ten laste gelegde.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met zijn vriendin schuldig gemaakt aan het lokken van een gezamenlijke kennis naar de woning van zijn vriendin om hem vervolgens van zijn vrijheid te beroven en beroofd te houden door hem gedurende bijna twee dagen (in ieder geval twee nachten) daar in die woning en kelder vast te houden. Zij hebben het slachtoffer met geweld en bedreiging van geweld gedwongen tot afgifte van zijn bankpas en pincode en inloggegevens en codes waarmee zij een bedrag van bijna € 10.000,- hebben gestolen. Verdachte heeft het slachtoffer geslagen met een stofzuigerslang, heeft hem vastgebonden aan zijn handen en voeten en op enig moment een laken over het hoofd gedaan. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan poging doodslag door het slachtoffer met een mes in zijn borst te steken. Verdachte heeft het slachtoffer vervolgens vastgebonden en aan een touw meegenomen naar een krappe en koude kelderbox waar zij een aantal uren in het donker hebben doorgebracht. Voorts heeft verdachte zich eerder schuldig gemaakt aan diefstal met een valse sleutel door tijdens een samenzijn de bankpas van het slachtoffer weg te nemen en daarmee te gaan pinnen.
De verschillende geweldshandelingen - waaronder het steken met een mes in de borst - het vervolgens vastbinden en vasthouden in de kelderbox van de woning gedurende meerdere dagen, moet voor het slachtoffer zeer beangstigend zijn geweest. Verdachte was er blijkens de meerdere verschillende grote (contante) opnames van geldbedragen en overboekingen op uit om het slachtoffer zoveel mogelijk geld afhandig te maken en heeft zich hierbij geenszins bekommerd om (de gevolgen voor) het slachtoffer.
Uit het vorenstaande volgt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstige feiten. Feiten die, gezien hun aard, een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 mei 2018, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder soortgelijke feiten. Dit weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het reclasseringsrapport van Tactus van 16 maart 2018, opgemaakt door R. Mohr, reclasseringswerker. Uit dit rapport blijkt dat er aanwijzingen zijn voor problemen met middelengebruik en dat de financiële situatie van verdachte een belangrijke criminogene factor is geweest voor het plegen van het delict. Verdachte heeft geen werk, geen inkomen en geen woning. Opvallend is het gebrek aan beschermende factoren. Daarnaast vermeldt het rapport dat verdachte heeft verteld dat bij hem PTSS is vastgesteld als gevolg van een periode waarin hij in Barbados was gedetineerd. De reclassering schat in dat sprake is van een hoog recidiverisico en dat begeleiding en behandeling van verdachte nodig is om recidive te voorkomen. De reclassering constateert echter ook dat de ontvankelijkheid voor begeleiding en behandeling bij verdachte matig is.
Verdachte heeft verklaard dat hij geen hulpvraag heeft voor de reclassering en dat hij vindt dat de reclassering hem in het verleden niet goed geholpen heeft. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij het niet eens is met het reclasseringsrapport, omdat daarin vele onjuistheden staan.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het psychiatrisch rapport van 25 mei 2018, opgemaakt door J. Marx, psychiater. Hieruit blijkt dat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan psychiatrisch onderzoek. Dit zelfde geldt voor het psychologisch onderzoek, zoals blijkt uit het psychologisch rapport van 28 mei 2018, opgemaakt door E.J. Muller, klinisch psycholoog.
De rechtbank neemt bovenvermelde rapportages mee in haar overweging. Gelet op de inhoud van deze rapportages en de houding van verdachte ten aanzien van hulpverlening ziet de rechtbank geen meerwaarde in het opleggen van bijzondere voorwaarden.
De rechtbank constateert verder dat verdachte (weliswaar pas) ter terechtzitting openheid van zaken heeft gegeven en spijt heeft betuigd. Het verweer van de raadsman dat verdachte gelijk gestraft zou moeten worden als de medeverdachte in deze zaak, gaat niet op. De persoonlijke omstandigheden van beide verdachten verschillen op meerdere punten, zoals bijvoorbeeld de relevante recidive, te zeer van elkaar. Daar komt bij dat voor verdachte twee extra feiten – waaronder een poging doodslag – bewezen zijn verklaard.
De rechtbank is – alles overwegende – van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar, met aftrek van voorarrest, een passende en geboden reactie vormt.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen en nog niet teruggegeven Ipad van verdachte kan worden teruggegeven aan verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ter terechtzitting aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een IPad.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 8.479,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 3.479,- aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot toewijzing van de vordering met toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de benadeelde partij als gevolg van de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk voor zover het betreft het bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade en een bedrag van € 1.479,- aan materiële schade. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is. Dit is anders ten aanzien van een bedrag van € 2.000,- aan materiële schade, aangezien dit bedrag ziet op schade voortvloeiend uit feit 5, een feit dat alleen aan verdachte ten laste is gelegd. Voor dit bedrag is verdachte dan ook alleen aansprakelijk.
Wat betreft de materiële schade zal de rechtbank uitgaan van het bedrag van € 3.479,- zoals dat door de benadeelde partij gevorderd is, nu de verdediging dit bedrag niet heeft betwist en het gevorderde bedrag voldoende aannemelijk is gemaakt en de rechtbank niet onredelijk voor komt.
Wat betreft de immateriële schade acht de rechtbank, gelet op vergelijkbare zaken, een bedrag van € 5.000,-, zoals verzocht, billijk.
De rechtbank waardeert de totale schade aldus op € 8.479,- en zal derhalve de vordering in zijn geheel toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Deze wordt berekend over het bedrag van € 2.000,- vanaf 4 december 2017 en over het bedrag van
€ 6.479,- vanaf 22 december 2017 tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 december en van het bedrag van € 6.479,- vanaf 22 december 2017 tot de dag van volledige voldoening. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld door respectievelijk 30 dagen en 67 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal voorts worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 57, 282, 287, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 5 (vijf) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
 IPad;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 8.479,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van een bedrag van
€ 6.479,- , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 december 2017 tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van een bedrag van € 2.000,- , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2017 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 6.479,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 december 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 67 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
€ 2.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 30 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter,
mrs. J.G. van Ommeren en J.A. Spee, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.S. Wijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 juli 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 20 december 2017 tot en met 22 december 2017 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s) opzettelijk wederrechtelijk
- die [slachtoffer] gedurende bovengenoemde periode tegen zijn zin in een woning
en/of de daarbij behorende kelderbox gelegen aan de [adres]
(vast)gehouden en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans éénmaal, geslagen met een knuppel/stofzuigerslang, althans een stomp voorwerp op zijn linkerbovenbeen en/of linkeronderarm, althans het lichaam (toen die [slachtoffer] voornoemde woning wilde verlaten) en/of
- meermalen, althans éénmaal, de polsen/handen van die [slachtoffer] achter zijn rug
aan elkaar vast gebonden en/of
- meermalen, althans éénmaal, de polsen/handen van die [slachtoffer] voor zijn
lichaam aan elkaar vast gebonden en/of
- meermalen, althans éénmaal, de enkels van die [slachtoffer] aan elkaar vast
gebonden en/of
- meermalen, althans éénmaal een laken, althans een stoffen voorwerp over het
gezicht/hoofd van die [slachtoffer] gedaan en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd, terwijl die [slachtoffer] niets zag, dat er nog een persoon in de woning aanwezig was die [slachtoffer] iets aan zou doen wanneer die [slachtoffer] een verdachte beweging zou maken en/of
- meermalen, althans éénmaal, tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij op zijn buik moest gaan liggen en 15 minuten moest wachten nadat hij/zij de woning had(den) verlaten;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 december
2017 tot en met 22 december 2017 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft
gedwongen tot de afgifte van (een) bankpas(sen) en/of een mobiele telefoon, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten één of meer pincode(s) en/of inloggegevens voor internetbankieren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededaders:
- die [slachtoffer] gedurende bovengenoemde periode tegen zijn zin in een woning
en/of de daarbij behorende kelderbox gelegen aan de [adres]
heeft/hebben vastgehouden en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans éénmaal, geslagen met een knuppel/stofzuigerslang, althans een stomp voorwerp op zijn linkerbovenbeen en/of linkeronderarm, althans het lichaam en/of
- meermalen, althans éénmaal, de polsen/handen van die [slachtoffer] achter zijn rug
aan elkaar vast heeft/hebben gebonden en/of
- meermalen, althans éénmaal, de polsen/handen van die [slachtoffer] voor zijn
lichaam aan elkaar vast heeft/hebben gebonden en/of
- meermalen, althans éénmaal, de enkels van die [slachtoffer] aan elkaar vast
heeft/hebben gebonden en/of
- meermalen, althans éénmaal een laken, althans een stoffen voorwerp over het
gezicht/hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben gedaan en/of
- een mes tegen de keel van die [slachtoffer] heeft/hebben gehouden en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: “En ik wil nu de codes hebben” en/of
- aan die [slachtoffer] heeft/hebben gevraagd om zijn Googleaccount-gegevens en/of pincode en/of inloggegevens voor internetbankieren af te geven en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij naar de ING-bank moest bellen
om de blokkade van zijn pinpas ongedaan te maken;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 december 2017 tot en met 22 december 2017 te Woerden en/of Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één of meerdere geldbedrag(en) van in totaal 9902,87 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en) (telkens) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten pinpas(sen) van die [slachtoffer] en/of
daarbij behorende pincode(s) en/of codes om mee te internetbankieren die zijn
verzonden naar de telefoon van die [slachtoffer] en/of inloggegevens van die [slachtoffer] voor internetbankieren;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 20 december 2017 te Woerden, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
een mes, althans een scherp en/of puntig (steek)voorwerp, heeft gestoken in de
borst(streek), zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 december 2017
tot en met 4 december 2017 te Woerden, althans in het arrondissement Midden-
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
één of meer geldbedrag(en) van in totaal 2000 euro, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en) (telkens) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een
pinpas van die [slachtoffer] en/of de daarbij behorende pincode;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Tenzij anders vermeld zijn deze processen-verbaal als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal 09Distel17, genummerd PL0900-2017391418, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 418. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar mogelijk wordt volstaan met een verkorte en zakelijke weergave.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 22 december 2017, blz. 21 t/m 25 met bijlagen: overzicht opnamen van in totaal € 9.902,87, blz. 27 en bankafschriften, blz. 28 t/m 32.
3.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 juni 2018.
4.Een proces-verbaal van bevindingen (uitkijken camerabeelden woning medeverdachte [medeverdachte] ) van 14 maart 2018, blz. 289 t/m 303.
5.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 22 december 2017, blz. 21.
6.Proces-verbaal van aangifte, blz. 22.
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 juni 2018.
8.Een geschrift, inhoudende een geneeskundige verklaring, opgemaakt door [huisarts 1] , huisarts te [woonplaats] , op grond van informatie van [huisarts 2] , huisarts, blz. 243.
9.Een proces-verbaal sporenonderzoek van 6 februari 2018, blz. 404.
10.Proces-verbaal sporenonderzoek, blz. 405 met bijlage, foto van het mes, op blz. 407.
11.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 7 december 2017, blz. 79 t/m 81.
12.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 juni 2018.