4.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
Verdachte heeft de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten bekend en door de raadsman van verdachte is voor deze feiten geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen:
- Een proces-verbaal van aangifte met bijlagen van [slachtoffer] van 22 december 2017;
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 juni 2018;
- Een proces-verbaal van bevindingen (uitkijken camerabeelden woning) van 14 maart 2018;
Conclusie
Op grond van de feiten en omstandigheden genoemd in bovenvermelde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank acht tevens voor alle drie de feiten wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze feiten tezamen en in vereniging met de medeverdachte [medeverdachte] heeft gepleegd.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer]
Op 20 december 2017 ben ik naar de woning van [medeverdachte] in [woonplaats] gereden.
In één keer kwam [verdachte] de kamer binnen. Ik weet niet waar hij vandaan kwam. Hij had een honkbalknuppel in zijn linkerhand en een keukenmes in zijn rechterhand. Het mes was een koksmes van ongeveer 15 a 20 centimeter lang, inclusief handvat. Hij was in alle staten, hij was des duivels en riep ook dat hij de duivel was. Hij was helemaal opgefokt. Ik stond gelijk op en wilde weggegaan. Ik probeerde langs hem heen te gaan en de kamer te verlaten, maar ik voelde dat [verdachte] mij sloeg met de knuppel. Ik probeerde door naar voren te leunen weg te komen, maar toen voelde ik dat hij mij met het mes stak. Ik zag het ook. Ik zag het mes op mij afkomen. Het mes boorde zich in mijn linkerborst. Ik had toen een wit T-shirt aan en een grijze hoody. [verdachte] stak dus door mijn kleding heen. De wond bloedde best wel. [medeverdachte] heeft met keukenrol en plaktape de wond tegen elkaar vast getapet, zodat het bloedde stopte, maar dit lukte niet helemaal, de wond bleef bloeden.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting
Ik heb hem gestoken. Het ging in een opwelling. Hij kwam op mij af en toen deed ik zo
(verdachte maakt een voorwaartse beweging). Dat deed ik om te laten zien dat het menens was. Hij moest geld geven.
Het zou best kunnen dat ik helemaal opgefokt en in alle staten was. Ik had coke gebruikt, die ochtend nog, ik had dagen niet geslapen en ik wilde geld hebben.
Geneeskundige verklaring
Op 22 december 2017 komt meneer (
[slachtoffer]) aanlopen met een steekwond in de borst van 2 dagen oud. Snijwond 3 cm fors wijkend links naast sternum, ter hoogte van de onderste rib, waarschijnlijk 1 cm diep, tegen de rib aan. Onderste rib links drukpijnlijk onder snijwond. Wondrand wat dik en rood.
Proces-verbaal sporenonderzoek
Het onderzoek is verricht in een woning (flat) te [adres] te [woonplaats] .
Door mij, verbalisant, werd het mes aangetroffen in de linker lade van het keukenblok. De totale lengte van het mes was 32 cm lang, de lengte van het lemmet was 19,5 cm en de maximale breedte van het mes, bij het heft, was 42 mm.
Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van een poging doodslag, omdat verdachte geen opzet heeft gehad op het doden van [slachtoffer] .
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een behoorlijk groot mes. Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat het mes door de kleding (trui en T-shirt) van het slachtoffer heen is gegaan en in zijn borst een wond heeft veroorzaakt van waarschijnlijk een centimeter diep, welke wond flink bloedde. Van “prikken” met een mes, zoals door de verdediging is aangevoerd, is gelet op deze omstandigheden dan ook geen sprake. Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat het steken met een (groot) mes in de borststreek, gelet op de diverse vitale organen die zich daar bevinden, een fatale afloop tot gevolg kan hebben. Dat het mes tegen het borstbeen en/of rib van het slachtoffer is gestuit en in dit geval geen sprake is geweest van een fatale afloop, is niet te danken geweest aan verdachte, maar aan een toevallige omstandigheid.
Gelet voorts op de opgefokte toestand waarin verdachte verkeerde, waarover hij zelf ook heeft verklaard, is de rechtbank van oordeel dat het gedrag van verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht was op het toebrengen van letsel dat de dood ten gevolge kan hebben, dat verdachte met het steken willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden. Derhalve kan het opzet – in voorwaardelijke zin – op de dood van het slachtoffer bewezen worden verklaard.
Conclusie
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verdachte heeft het onder 5 ten laste gelegde feit bekend en door de raadsman van verdachte is voor dit feit geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen:
- Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 7 december 2017;
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 juni 2018.
Conclusie
Op grond van deze bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat de rechtbank van oordeel is dat onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte dit ‘tezamen en in vereniging’ heeft gedaan met de medeverdachte [medeverdachte] , zodat hij van dat bestanddeel in de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.