Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 5],
[gedaagde sub 6],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 20 december 2017
- het proces-verbaal van comparitie van 24 april 2018.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een tussenvonnis in een civiele procedure waarin de curator van een failliete vennootschap vorderingen heeft ingesteld tegen verschillende gedaagden. De curator, Robbert Johannes Vriezen, vordert onder andere de vernietiging van betalingen die door de failliete vennootschap zijn gedaan aan gedaagde sub 1, alsmede de verklaring voor recht dat bepaalde handelingen, zoals de overdracht van auto’s en verrekeningen, nietig zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de failliete vennootschap op 11 maart 2014 in staat van faillissement is verklaard en dat er een aantal betalingen zijn verricht aan gedaagde sub 1 in de periode voorafgaand aan het faillissement. De curator stelt dat deze betalingen benadelend zijn voor de schuldeisers en dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die de failliete vennootschap heeft geleden. De rechtbank heeft de vorderingen van de curator gedeeltelijk toegewezen, waarbij is geoordeeld dat de betalingen van 4 september 2012 en 3 oktober 2012 aan gedaagde sub 1 rechtsgeldig zijn vernietigd. Tevens is geoordeeld dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die de failliete vennootschap heeft geleden als gevolg van deze betalingen. De rechtbank heeft de curator in de gelegenheid gesteld om beslagkosten te vorderen, maar houdt de zaak aan voor verdere behandeling van deze kosten.