ECLI:NL:RBMNE:2018:3283

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2018
Publicatiedatum
13 juli 2018
Zaaknummer
NL17.10660
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging lidmaatschap Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie en de gevolgen voor de erkenning als opleidingsinstelling

In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit twee klinisch geriaters en een stichting, de verklaring voor recht dat de opzegging van hun lidmaatschap door de Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG) nietig was. De NVKG had hun lidmaatschap opgezegd omdat zij in strijd met het verenigingsbeleid handelden door erkenning aan te vragen voor hun opleidingsinstelling, wat volgens de NVKG de belangen van andere leden zou schaden. De rechtbank oordeelde dat de opzegging van het lidmaatschap niet in overeenstemming was met de redelijkheid en billijkheid, en dat de NVKG niet in redelijkheid kon besluiten het lidmaatschap van eisers te beëindigen. De rechtbank vernietigde de besluiten tot opzegging en gebiedde de NVKG om eisers opnieuw in te schrijven als leden, met behoud van hun rechten. De NVKG werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

________________________________________________________________ _
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
zaaknummer: NL17.10660
Vonnis van 11 juli 2018
in de zaak van

1.[eiser 1] ,wonende te [woonplaats]2. [eiser 2] ,wonende te [woonplaats] ,3. de stichting[naam stichting] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,eisers, hierna samen te noemen: [eiser 1 c.s.] , dan wel afzonderlijk: [eiser 1] , [eiser 2] en [naam stichting] ,advocaat mr. T.A.M. van den Ende te Zwolle,

tegen
de vereniging
NEDERLANDSE VERENIGING VOOR KLINISCHE GERIATRIE,
gevestigd te Utrecht,
verweerster, hierna te noemen: NVKG,
advocaat mr. B.L.A. van Drunen te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de procesinleiding,
  • het verweerschrift,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 12 maart 2018.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.
1.3.
Nadien heeft NVKG met toestemming van de rechtbank nog een akte ingediend met een aanvullende productie. [eiser 1 c.s.] heeft daarop bij antwoordakte gereageerd.
1.4.
Daarna is opnieuw vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] en [eiser 2] zijn beiden als klinisch geriater werkzaam bij [naam stichting] , een regionaal ziekenhuis met een geriatrische afdeling.
2.2.
[naam stichting] heeft in 2013 bij de Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (RGS), onderdeel van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG), erkenning aangevraagd als opleidingsinrichting klinische geriatrie voor arts-assistenten in opleiding (AIOS) met [eiser 1] als beoogd opleider en [eiser 2] als beoogd plaatsvervangend opleider. Binnen [naam stichting] zijn [eiser 1] en [eiser 2] , vanwege hun ervaring en anciënniteit, de aangewezen personen om als (plaatsvervangend) opleider op te treden.
2.3.
In het Kaderbesluit Centraal College Medische Specialismen van 11 mei 2009 (Kaderbesluit CCMS) zijn de algemene eisen opgenomen voor de opleiding, registratie en herregistratie van medisch specialisten en voor de erkenning als opleider, plaatsvervangend opleider en opleidingsinrichting. Om voor erkenning als opleidingsinrichting in aanmerking te komen is onder meer vereist dat de beoogde opleider en plaatsvervangend opleider lid zijn van de betreffende wetenschappelijke specialistenvereniging. Indien een medisch specialist niet aan alle vereisten voor erkenning voldoet, kan hij toch als (plaatsvervangend) opleider worden erkend op grond van zijn bijzondere kwaliteiten.
2.4.
NVKG is de (enige) wetenschappelijke vereniging voor medisch specialisten op het gebied van klinische geriatrie. Zij stelt zich volgens artikel 2 van haar statuten ten doel de kwaliteit van de klinische geriatrie te verhogen door onder meer het ontwikkelen van het specialisme, het bevorderen van de opleiding en nascholing van klinisch geriaters, het bevorderen van de kwaliteit van het klinisch geriatrisch handelen en het behartigen van de maatschappelijke belangen van klinisch geriaters.
2.5.
[eiser 2] is op 9 november 1998 lid geworden van NVKG, [eiser 1] op 28 februari 1999.
2.6.
Jaarlijks wordt onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) het aantal opleidings-instroomplaatsen per specialisme en de verdeling daarvan over de ziekenhuizen vastgesteld. Het Capaciteitsorgaan adviseert VWS over de totale instroomcapaciteit per specialisme. Stichting BOLS (BOLS), een samenwerkingsverband van de Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuizen (NVA), de Federatie Medisch Specialisten (FMS) en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), adviseert VWS over de verdeling van de instroomplaatsen over de verschillende onderwijs- en opleidingsregio’s (OOR’s). De gebiedsindeling van de OOR’s hangt samen met de locatie van universitair medische centra. Bij het specialisme geriatrie, dat minder dan andere specialismen gericht is op universitair medische centra, worden de instroomplaatsen niet verdeeld over de acht OOR’s, maar over vier clusters; de clusters west, midden, zuid-oost en zuid. Tussen de verdeling over OOR’s en de verdeling over clusters bestaan geen (hier relevante) procedurele verschillen. Het toewijzingsvoorstel van BOLS wordt ter goedkeuring aan VWS voorgelegd, waarna het aantal beschikbare instroomplaatsen in een verdeelplan wordt uitgewerkt.
2.7.
BOLS stelde aanvankelijk na advisering door de wetenschappelijke verenigingen voor de medisch specialisten en de OOR’s een concept toewijzingsvoorstel en een definitief toewijzingsvoorstel op. Sinds 2015 maken de wetenschappelijke verenigingen in het kader van de pilot “beleidsrijk toewijzen” een concept toewijzingsvoorstel, dat in principe door BOLS wordt overgenomen.
2.8.
NVKG heeft in 2013 beleid ontwikkeld betreffende de instroomplaatsen en aspirant-opleidingsinrichtingen klinische geriatrie en dit neergelegd in een visiedocument en haar beleidsplan 2014-2018. Deze documenten zijn door de ALV van NVKG goedgekeurd. Dit beleid houdt - kort gezegd - in dat uitbreiding van instroomplaatsen alleen wordt ondersteund in academische ziekenhuizen en buiten de randstad. Dit vanwege de verwachte afname van opleidingscapaciteit en verkorting van de opleidingsduur en de wens van AIOS klinische geriatrie om opgeleid te worden in een opleidingsinstelling met een substantieel aantal (van bij voorkeur minimaal 4) AIOS. Met dit beleid wordt beoogd de instroomplaatsen over niet te veel instellingen te verspreiden en evenwichtig over de regio te verdelen ter borging van de kwaliteit van de (opleiding) klinische geriatrie. NVKG acht het niet in het belang van de vereniging als tegen het genoemde beleid in een instelling erkenning aanvraagt als opleidingsinstelling of een lid stappen onderneemt om erkend te worden als (plaatsvervangend) opleider. Daarom is bepaald dat in het uiterste geval een lid dan het lidmaatschap van de vereniging kan worden ontzegd.
2.9.
In juli 2013 heeft NVKG [eiser 1 c.s.] bericht dat de aangevraagde erkenning als opleidingsinrichting geriatrie in strijd is met het beleid van NVKG, omdat een instroomplaats bij [naam stichting] niet zorgt voor academische uitbreiding of betere regionale spreiding, maar ten koste zal gaan van een andere instroomplaats in cluster west. NVKG heeft [eiser 1 c.s.] verzocht de erkenningsaanvraag niet door te zetten. [eiser 1 c.s.] heeft dit wel gedaan.
2.10.
Bij besluit van 9 oktober 2015 heeft RGS, ondanks een negatief (op het genoemde beleid gebaseerde) advies van NVKG, aan [naam stichting] erkenning verleend als opleidingsinrichting voor de duur van twee jaar.
2.11.
NVKG heeft BOLS in mei 2016 een concepttoewijzingsvoorstel toegestuurd voor de instroomplaatsen in 2017. Daarin heeft zij in cluster west onder andere twee instroomplaatsen toebedeeld aan de Noordwest Ziekenhuisgroep (NWZ) in Alkmaar en daarmee geen instroomplaats aan [naam stichting] . Dit omdat een ziekenhuisinstelling in haar visie minimaal twee instroomplaatsen moet hebben.
2.12.
BOLS heeft het concepttoewijzingsvoorstel van NVKG aanvankelijk overgenomen, maar na andersluidend advies van OOR-VUmc besloten één instroomplaats toe te kennen aan NWZ en één instroomplaats aan [naam stichting] . Dit omdat in de optiek van BOLS [naam stichting] als erkende instelling geen instroomplaats onthouden moet worden. NVKG kon geen bezwaar maken tegen het definitieve toewijzingsvoorstel bij BOLS, aangezien dat alleen mogelijk is voor ziekenhuizen. NVKG heeft daarop bezwaar gemaakt bij VWS, waarna er gesprekken hebben plaatsgevonden tussen NVKG en BOLS en NVKG en OOR-VUmc. Dit alles heeft niet geleid tot wijziging van het toewijzingsvoorstel. Op 15 augustus 2016 heeft VWS het definitieve toewijzingsvoorstel 2017 (als hamerstuk) goedgekeurd.
2.13.
In brieven van 26 augustus 2016 heeft NVKG [eiser 1] en [eiser 2] bericht dat zij voornemens was hun lidmaatschap op te zeggen om de volgende redenen:
“Inhoudelijk heeft u de opleiding klinische geriatrie aangevraagd en inspanning geleverd om toewijzing van AIOS te verkrijgen. Door dit handelen door te zetten, tegen het beleid van de NVKG in en ondanks gesprekken met u en diverse (mondelinge en schriftelijke) verzoeken van de NVKG hiermee te staken, ondermijnt u het beleid van de NVKG, komt u uw verplichtingen tegenover de NVKG niet na en dupeert u andere leden van onze vereniging die zich wel aan het beleid houden. Bij een ongewijzigde opstelling van uw kant kan van de NVKG redelijkerwijs niet worden gevergd uw lidmaatschap te laten voortduren.”
Deze opzegging kon alleen worden voorkomen als zij binnen een maand hun positie als (plaatsvervangend) opleider zouden opgeven. [eiser 1] en [eiser 2] waren daartoe niet bereid. Een gesprek tussen partijen heeft niet tot een oplossing geleid.
2.14.
In brieven van 12 oktober 2016, die ook per e-mail zijn verzonden, heeft NVKG [eiser 1] en [eiser 2] bericht dat zij heeft besloten op de voet van artikel 6 lid 3 van de statuten hun lidmaatschap per direct op te zeggen om de volgende redenen:
“De redenen voor het beëindigen van uw lidmaatschap zijn in onze brief van 26 augustus 2016 samengevat. In de kern komt het erop neer dat u bij voortduring tegen het verenigingsbeleid in heeft gehandeld door het opleiderschap aan te vragen, die aanvraag door te zetten en uw opleiderschap niet in te trekken. Omdat u hiermee het beleid van de NVKG ondermijnt en andere leden van de NVKG dupeert, kan van de NVKG redelijkerwijs niet langer worden gevergd het lidmaatschap te laten voortduren. U heeft het verkrijgen van een opleiding klinische geriatrie laten prevaleren boven het belang van kwaliteit van opleiding voor de AIOS klinische geriatrie. Uw handelen heeft geleid tot het direct benadelen van het Noordwest ziekenhuis in Alkmaar en u heeft hiermee het verenigingsbeleid en de belangen van onze andere leden ondermijnd.”
2.15.
In november 2016 heeft [eiser 1 c.s.] RGS verzocht dispensatie te verlenen voor het op grond van het Kaderbesluit CCMS voor [eiser 1] en [eiser 2] geldende vereiste van lidmaatschap van NVKG. RGS heeft deze dispensatie verleend.
2.16.
In januari 2017 heeft [eiser 1 c.s.] NVKG verzocht de bestuursbesluiten tot opzegging te herzien en [eiser 1] en [eiser 2] weer als lid toe te laten. NVKG heeft niet aan dit verzoek voldaan.
2.17.
NVKG heeft BOLS in maart 2017 een concepttoewijzingsvoorstel toegestuurd voor de instroomplaatsen in 2018 en daarin weer twee instroomplaatsen aan NWZ en geen instroomplaats aan [naam stichting] toebedeeld.
2.18.
BOLS heeft in overleg met OOR-VUmc opnieuw besloten één instroomplaats toe te kennen aan NWZ en één instroomplaats aan [naam stichting] .
2.19.
In september 2017 hebben [eiser 1] en [eiser 2] NVKG nogmaals verzocht de besluiten tot opzegging van het lidmaatschap in te trekken en hen weer toe te laten als lid van de vereniging, onder aanzegging van rechtsmaatregelen.
2.20.
[naam stichting] heeft bij RGS hernieuwde erkenning als opleidingsinrichting klinische geriatrie aangevraagd voor in beginsel vijf jaar.
2.21.
Op 15 december 2017 heeft RGS [naam stichting] bericht voornemens te zijn de gevraagde erkenning niet te verlenen, omdat niet wordt voldaan aan een aantal eisen en verplichtingen waarover door de visitatiecommissie voorwaarden en zwaarwegende adviezen zijn geformuleerd. Een van die voorwaarden is dat de (plaatsvervangend) opleider lid is van de wetenschappelijke vereniging. [naam stichting] is in de gelegenheid gesteld haar zienswijze naar voren te brengen, waarvan zij in februari 2018 gebruik heeft gemaakt. RGS heeft nog geen definitief besluit genomen over de hernieuwing van de erkenning.
2.22.
Bij besluit van 25 april 2018 heeft RGS besloten geen hernieuwde erkenning aan [naam stichting] te verlenen. In het besluit staat onder meer:
“Na heroverweging van de voorgenomen beslissing is het besluit van de RGS thans om geen hernieuwde erkenning te verlenen, omdat niet wordt voldaan aan een aantal eisen en verplichtingen die ten grondslag liggen aan de navolgende voorwaarden en zwaarwegende adviezen .
Voorwaarden:
De opleider draagt er zorg voor dat hij of, bij afwezigheid, de plaatsvervangend opleider participeert in de vergaderingen van de Centrale Opleidingscommissie (CCMS-KB, art. C.11.2.a).
De leden van de opleidingsgroep houden ten minste vier maal per jaar een (genotuleerde) vergadering met aiossen, uitsluitend ter bespreking van opleidingszaken, met als oogmerk de kwaliteit van de opleiding in de opleidingsinrichting te bevorderen en te bewaken. Hierbij dienen in beginsel alle leden van de opleidingsgroep en alle aiossen aanwezig te zijn (CCMS-KB, art. C.6.1.f).
De opleider en plaatsvervangend opleider dienen lid te zijn van de betreffende wetenschappelijke vereniging. (CCMS-KB, art. C.1.1.d)
Zwaarwegende adviezen:
(…)”
en
“(…)
Hoewel er in de zienswijze een aantal zaken verduidelijkt zijn en gebleken is dat met betrekking tot alle geconstateerde tekortkomingen verbeteracties ingezet zijn, is de RGS van mening dat dit niet betekent dat er nu wel sprake is van zodanig bijzondere kwaliteiten dat opleider en plaatsvervangend opleider erkend kunnen worden op basis van CCMS-KB, art. C.1.3.
(…)”
[eiser 1 c.s.] legt zich niet bij dit besluit neer.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1 c.s.] vordert, zakelijk weergegeven:
primair
te verklaren voor recht dat de opzegging van het lidmaatschap van [eiser 1] en [eiser 2] nietig is en NVKG te gebieden [eiser 1] en [eiser 2] weer alle rechten te verschaffen die voorvloeien uit het lidmaatschap van NVKG, op straffe van een dwangsom,
subsidiair
de opzegging van het lidmaatschap van [eiser 1] en [eiser 2] te vernietigen en NVKG te gebieden [eiser 1] en [eiser 2] opnieuw in te schrijven als lid van NVKG en hen weer alle rechten te verschaffen die voorvloeien uit dat lidmaatschap, op straffe van een dwangsom,
meer subsidiair
te verklaren voor recht dat de opzegging van het lidmaatschap van [eiser 1] en [eiser 2] en het niet opnieuw inschrijven van [eiser 1] en [eiser 2] onrechtmatig is jegens [eiser 1 c.s.] en NVKG te gebieden dit onrechtmatige handelen te staken en [eiser 1] en [eiser 2] opnieuw in te schrijven als lid van NVKG en hen weer alle rechten te verschaffen die voorvloeien uit dat lidmaatschap, op straffe van een dwangsom,
primair, subsidiair, meer subsidiair
NVKG te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
NVKG voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser 1 c.s.] in de vorderingen, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [eiser 1 c.s.] in de proceskosten en de nakosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling

inleiding

4.1.
Aan het lidmaatschap van een vereniging zijn voor leden rechten en verplichtingen verbonden. De verplichtingen blijken uit de statuten, reglementen en besluiten van de vereniging. Daarnaast geldt zowel voor de vereniging als de leden artikel 2:8 lid 1 BW op grond waarvan zij verplicht zijn zich tegenover elkaar te gedragen naar wat door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Deze gedragsregel geldt ook voor de leden onderling.
4.2.
Het bestuur van NVKG heeft bij besluiten van 11 oktober 2016 het lidmaatschap van [eiser 1] en [eiser 2] met onmiddellijke ingang opgezegd en dit op 12 oktober 2016 aan hen kenbaar gemaakt. Volgens NVKG hebben [eiser 1] en [eiser 2] bij voortduring tegen het breed gedragen verenigingsbeleid in gehandeld door mee te (blijven) werken aan het verkrijgen van erkenning van [naam stichting] als opleidingsinrichting klinische geriatrie (met henzelf als [plaatsvervangend] opleider) en de toedeling van een instroomplaats aan [naam stichting] . Door dit handelen ondermijnen [eiser 1] en [eiser 2] het verenigingsbeleid en duperen zij andere leden. Dit maakt dat van NVKG niet langer gevergd kon worden hun lidmaatschap te laten voortduren, aldus NVKG.
4.3.
[eiser 1 c.s.] is het met de beëindiging van het lidmaatschap van [eiser 1] en [eiser 2] niet eens. [eiser 1 c.s.] doet een beroep op nietigheid, vernietigbaarheid en onrechtmatigheid van de genomen besluiten.
4.4.
Daarmee ligt de vraag voor of de bestuursbesluiten tot opzegging stand kunnen houden. De rechtbank zal eerst de door [eiser 1] en [eiser 2] ingestelde primaire en subsidiaire vordering beoordelen en vervolgens - indien en voor zover daaraan wordt toegekomen - de door [eiser 1] , [eiser 2] en [naam stichting] ingestelde meer subsidiaire vordering.
afstand van recht / rechtsverwerking
4.5.
NVKG voert allereerst aan dat [eiser 1] en [eiser 2] afstand hebben gedaan van hun recht om tegen de opzegging van hun lidmaatschap op te komen, althans dat recht hebben verwerkt. Dit verweer slaagt niet. Voor de bevoegdheid om vernietiging van deze besluiten te vorderen geldt een wettelijke vervaltermijn van een jaar na het einde van de dag waarop de besluiten aan [eiser 1] en [eiser 2] kenbaar zijn gemaakt. [eiser 1] en [eiser 2] hebben net voor het einde van deze vervaltermijn en dus tijdig hun vordering ingesteld. Alleen dit tijdsverloop van bijna een jaar is onvoldoende voor het aannemen van afstand van recht of rechtsverwerking. Vereist is de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan bij NVKG het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat [eiser 1] en [eiser 2] hun aanspraak niet (meer) geldend zouden maken dan wel dat de positie van NVKG onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard ingeval zij hun aanspraak alsnog geldend zouden maken. Van dergelijke omstandigheden is niet gebleken. [eiser 1] en [eiser 2] hebben weliswaar geen bezwaar gemaakt tegen de wijze waarop het beleid door NVKG zou worden gehandhaafd en tijdens een gesprek met NVKG op 11 oktober 2016 verklaard dat het intrekken van het lidmaatschap ‘hen niets zou doen’, waaraan [eiser 1] heeft toegevoegd dat zij geen lid willen zijn van een vereniging die zo volhardt in haar standpunten, maar dit vond allemaal plaats vóór de daadwerkelijke opzegging van hun lidmaatschap. Na de opzegging hebben zij in een brief van 19 januari 2017 duidelijk te kennen gegeven dat zij zich niet kunnen vinden in de opzegging, door NVKG te verzoeken haar besluiten tot opzegging te herzien. Ook hebben zij in brieven van 13 september 2017 NVKG verzocht hen weer in te schrijven als lid en in een brief van 6 oktober 2017 NVKG verzocht om de besluiten tot opzegging in te trekken of hen weer als lid toe te laten, onder aanzegging van rechtsmaatregelen. Uit dit alles blijkt duidelijk dat [eiser 1] en [eiser 2] zich niet bij de besluiten neerleggen.
geen belang
4.6.
NVKG voert verder aan dat [eiser 1] en [eiser 2] geen rechtens te respecteren belang hebben bij hun vorderingen in de zin van artikel 3:303 BW, omdat zij geen schade (zullen) lijden of belemmeringen (zullen) ondervinden door de opzegging van hun lidmaatschap. Ook dit verweer slaagt niet. De rechter dient terughoudend te zijn met het afwijzen van een vordering op de grond dat er niet voldoende belang bestaat. Voor [eiser 1] en [eiser 2] is het lidmaatschap van NVKG om meerdere redenen van belang. NVKG is de enige wetenschappelijke vereniging voor medisch specialisten op het gebied van klinische geriatrie. Zij willen daar actief bij betrokken zijn, zoals zij van aanvang af waren, en zij willen gebruik (blijven) maken van de aan het lidmaatschap verbonden rechten en diensten, zoals de door FMS aangeboden diensten. Verder geldt het lidmaatschap van de wetenschappelijke vereniging als één van de vereisten voor erkenning van [naam stichting] als opleidingsinstelling en voor hun erkenning als (plaatsvervangend) opleider daar, zodat het lidmaatschap van belang is voor behoud van die positie. Dit maakt dat zij belang hebben bij aantasting van de besluiten tot opzegging. Dit is voldoende om de gevorderde verklaring voor recht en de gevorderde vernietiging te rechtvaardigen. Dat er dispensatie is verleend door RGS voor het vereiste lidmaatschap maakt dit niet anders, nu de verkregen dispensatie van tijdelijke aard was. Dat [eiser 1] en [eiser 2] op andere wijze aanspraak kunnen maken op diensten die via het lidmaatschap van NVKG beschikbaar zijn, maakt dit ook niet anders. NVKG is de enige in haar soort en alleen het lidmaatschap van NVKG geeft toegang tot de beroepsvereniging FMS en haar diensten, zodat [eiser 1] en [eiser 2] juist van deze vereniging lid willen zijn.
4.7.
Nu [eiser 1] en [eiser 2] ontvankelijk zijn in hun vorderingen, gaat de rechtbank over tot de inhoudelijke beoordeling.
nietig
4.8.
[eiser 1] en [eiser 2] stellen zich op het standpunt dat de bestuursbesluiten tot opzegging van hun lidmaatschap nietig zijn in de zin van artikel 2:14 lid 1 BW, omdat deze in strijd zijn met de inhoud en de strekking van het bepaalde in artikel 2 van de statuten van NVKG. De rechtbank volgt hen hierin niet. NVKG stelt zich volgens dat artikel ten doel de kwaliteit van de klinische geriatrie te verhogen door onder meer het ontwikkelen van het specialisme, het bevorderen van de opleiding en nascholing, het bevorderen van de kwaliteit van het klinisch geriatrisch handelen en het behartigen van de maatschappelijke belangen van klinisch geriaters. NVKG heeft met het oog op behoud van de kwaliteit van de (opleiding) klinische geriatrie beleid ontwikkeld over de instroomplaatsen en aspirant-opleidingsinrichtingen klinische geriatrie, zoals neergelegd in het visiedocument en het beleidsplan 2014-2018. Beide documenten zijn goedgekeurd door de ALV en de ALV heeft ook ingestemd met de wijze van handhaving van dit beleid. Dat [eiser 1] en [eiser 2] een andere mening hebben over wat bevorderlijk is voor de kwaliteit van de geriatrie en wat in hun belang als klinisch geriaters is, maakt niet dat het genoemde beleid en het handhaven van dat beleid, dat door vele andere leden wordt gesteund, in strijd kan worden geacht met de statuten. Daartoe zou moeten vaststaan dat dat beleid haaks staat op het statutaire doel de kwaliteit van de klinische geriatrie te verhogen en daarvan is geen sprake. Het primair gevorderde dient om die reden te worden afgewezen.
vernietigbaar
4.9.
[eiser 1] en [eiser 2] stellen zich verder op het standpunt dat de bestuursbesluiten tot opzegging vernietigbaar zijn op grond van artikel 2:15 lid 1 aanhef en sub b BW jo artikel 2:8 lid 1 BW, omdat deze in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid. Daarin volgt de rechtbank hen wel, wat hierna zal worden toegelicht.
4.10.
Op grond van het bepaalde in artikel 2:35 lid 2 BW (en artikel 6 lid 3 van de statuten van NVKG) komt aan het bestuur van de vereniging de bevoegdheid toe om het lidmaatschap van een lid op te zeggen wanneer redelijkerwijs van de vereniging niet langer gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren. Daarbij moet de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 lid 1 BW in acht worden genomen. De rechter dient terughoudend te zijn bij de toetsing van deze besluiten aan de redelijkheid en billijkheid, omdat de vereniging een zekere mate van beleidsvrijheid toekomt. Beoordeeld moet worden of het bestuur van de vereniging in de gegeven omstandigheden, alle bij de besluiten betrokken belangen afwegend, in redelijkheid tot de besluiten tot opzegging heeft kunnen komen.
4.11.
De rechtbank stelt voorop dat NVKG vrijheid toekomt bij het bepalen van haar beleid en van de consequenties die zij verbindt aan het niet naleven daarvan door haar leden. NVKG heeft met het oog op behoud van de kwaliteit van de (opleiding) klinische geriatrie het hiervoor genoemde beleid ontwikkeld en bepaald hoe dit beleid zal worden gehandhaafd. In de relatie tussen vereniging en leden kan een minderheid van de leden geconfronteerd worden met haar onwelgevallig beleid en daarmee samenhangende besluiten die bij meerderheid van stemmen in de ALV zijn vastgesteld. De minderheid dient zich dan in beginsel te voegen naar dat beleid en die besluiten.
4.12.
Voor het oordeel of van NVKG in redelijkheid niet kon worden verlangd dat zij het lidmaatschap van [eiser 1] en [eiser 2] liet voortduren, is het volgende van belang. Aan de zijde van NVKG speelt daarbij het belang om het door haar voorgestane beleid te kunnen uitdragen en zoveel als mogelijk te doen verwezenlijken, onder meer door de daarop ziende besluiten van haar ALV. Het staat haar daarbij vrij - zoals hiervoor overwogen - aan de minderheid die een ander beleid voorstaat bepaalde gedragsregels op te leggen. Dat belang is aldus ook gelegen in haar (pogingen tot) beïnvloeding van degenen die over de erkenning als opleidingsinstelling en (plaatsvervangend) opleider en over de toedeling van opleidingsplaatsen beslissen. Aan de zijde van [eiser 1] en [eiser 2] speelt het belang om lid te zijn en te blijven van NVKG en van de rechten gebruik te kunnen maken die met dat lidmaatschap samenhangen. Indien de belangenafweging tot de aldus geformuleerde wederzijdse belangen beperkt zou zijn, zou die in het voordeel van NVKG uitvallen. Er is hier echter meer aan de hand. NVKG beschikt namelijk over een zekere machtspositie. Die bestaat erin dat zij de (enige) wetenschappelijke vereniging voor medisch specialisten op het gebied van klinische geriatrie is en lidmaatschap van deze vereniging als vereiste geldt voor [eiser 1] en [eiser 2] om voor (hernieuwde) erkenning als (plaatsvervangend) opleider in aanmerking te komen en voor [naam stichting] om (opnieuw) als opleidingsinstelling erkend te kunnen worden. Door het lidmaatschap van [eiser 1] en [eiser 2] op te zeggen, blokkeert NVKG feitelijk deze erkenning. Anders gezegd: zij eigent zich daarmee zeggenschap toe ten aanzien van beslissingen die - naar de wettelijke beslisstructuur - aan anderen (RSG wat de erkenning betreft, BOLS/VWS wat de plaatsverdeling betreft) zijn voorbehouden. Dat het daarbij niet alleen om een formele kwestie gaat, maar ook om een kwestie van materieel gewicht, volgt uit het feit dat die anderen (zowel RSG als BOLS/VWS), ondanks advisering door NVKG en zelfs ondanks de onder 2.7. omschreven pilot bij de plaatsverdeling waarbij NVKG een grote rol speelde, tot beslissingen zijn gekomen die afwijken van het door NVKG voorgestane beleid. Dat dispensatie kan worden verkregen voor het niet voldoen aan het lidmaatschapsvereiste doet aan het gewicht van dit een en ander niet af, omdat die dispensatie alleen mogelijk is op grond van bijzondere kwaliteiten. Voor beide partijen (en, naar zij stellen, ook voor de andere spelers in dit veld) is echter onduidelijk wat daaronder wordt verstaan. Uit het besluit van RGS van 25 april 2018 blijkt dat RGS van mening is dat er ten aanzien van [eiser 1] en [eiser 2] geen sprake is van zodanig bijzondere kwaliteiten dat zij toch als (plaatsvervangend) opleider erkend kunnen worden. Bovendien ontbreken volwaardige alternatieven, omdat NVKG de enige wetenschappelijke vereniging voor medisch specialisten op het gebied van klinische geriatrie is.
4.13.
De opzegging van het lidmaatschap van [eiser 1] en [eiser 2] berooft, kortom, [eiser 1 c.s.] bij voorbaat van de hen rechtens toekomende mogelijkheid om bij de daartoe bevoegde instanties een succesvol besluit uit te lokken tot erkenning als opleidingsinstelling en (plaatsvervangend) opleider. Op onaanvaardbare wijze grijpt NVKG aldus in in de rechten die [eiser 1 c.s.] in dit verband toekomen en frustreert zij hun belang bij het gebruikmaken van die rechten. In het licht van dit (door haar ook beoogde) gevolg van NVKG’s handelen, valt de voornoemde belangenafweging in het voordeel van [eiser 1 c.s.] uit.
4.14.
Anders dan NVKG nog bepleit, volgt de rechtbank haar niet in haar stelling dat het voortduren van het lidmaatschap van [eiser 1] en [eiser 2] tot interne strijd en chaos binnen de vereniging leidt en dat ook daarom de belangenafweging in haar voordeel uitvalt. Nu er sprake is van door de leden van NVKG breedgedragen beleid valt niet in te zien hoe het van dit beleid afwijkende handelen van deze twee leden zal leiden tot interne strijd en chaos binnen de vereniging. Ook daarbij telt dat het niet aan NVKG is om het door de bevoegde instanties toe te passen beleid te bepalen, maar om daarover te adviseren, waartoe zij ook ondanks het lidmaatschap van [eiser 1] en [eiser 2] en hun dissidente mening zeer wel in staat moet worden geacht. De slotsom is dat NVKG in redelijkheid niet van haar bevoegdheid tot opzegging gebruik had mogen maken.
4.15.
Het subsidiair gevorderde zal dan ook worden toegewezen op de wijze als in het dictum is bepaald. De besluiten tot opzegging worden vernietigd, wat betekent dat [eiser 1] en [eiser 2] geacht moeten worden steeds lid van NVKG te zijn gebleven. De toe te wijzen vordering tot hun herinschrijving als lid heeft daarom geen formele, maar slechts feitelijke/administratieve betekenis. Of zij overigens aan de formele vereisten voor herinschrijving als lid voldoen, is daarom niet van belang. Dat zou alleen relevant zijn geweest als vast stond dat zij een tijdlang rechtsgeldig als lid uitgeschreven waren geweest.
onrechtmatig
4.16.
Nu de subsidiaire vordering zal worden toegewezen, komt de rechtbank niet toe aan beoordeling van het meer subsidiair gevorderde.
proceskosten
4.17.
NVKG zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser 1 c.s.] worden begroot op:
- betekening oproeping € 103,10
- griffierecht 816,00
- salaris advocaat
1.357,13(2,5 punten × tarief € 542,85)
Totaal € 2.276,23
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.
4.18.
De nakosten, waarvan [eiser 1 c.s.] betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot. De gevorderde wettelijke rente over de nakosten zal als volgt worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
vernietigt de bestuursbesluiten van 11 oktober 2016, kenbaar gemaakt aan [eiser 1] en [eiser 2] op 12 oktober 2016, tot opzegging van hun lidmaatschap van NVKG,
5.2.
gebiedt NVKG om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis [eiser 1] en [eiser 2] weer in te schrijven als lid van NVKG, aan [eiser 1] en [eiser 2] een bewijs van inschrijving te doen toekomen en [eiser 1] en [eiser 2] weer alle rechten te verschaffen die voorvloeien uit het lidmaatschap van NVKG, waaronder begrepen onmiddellijke toegang tot het ledenportaal voor de leden van NVKG,
5.3.
veroordeelt NVKG om aan [eiser 1 c.s.] een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet volledig aan de in 5.2. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
5.4.
veroordeelt NVKG in de proceskosten, aan de zijde van [eiser 1 c.s.] tot op heden begroot op € 2.276,23, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt NVKG, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiser 1 c.s.] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 157,33 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indienbetekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 81,67 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Steenbergen en in het openbaar uitgesproken op
11 juli 2018.