ECLI:NL:RBMNE:2018:3332

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
17 juli 2018
Zaaknummer
C/16/463214 / KL ZA 18-238
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding betreffende straatverbod en dwangsom

Op 17 juli 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad een vonnis uitgesproken in een kort geding tussen de stichting Woonstichting Centrada en een gedaagde die niet is verschenen. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. T. Mulder, vorderde een straatverbod voor de gedaagde, die in de omgeving van een appartementencomplex aan de Stadhuisstraat te Lelystad niet meer mocht verblijven. De procedure begon met een dagvaarding op 6 juli 2018, gevolgd door een mondelinge behandeling op 13 juli 2018, waarbij de gedaagde niet aanwezig was. De moeder van de gedaagde had zich wel aangemeld om te verschijnen, maar kreeg geen gelegenheid om het woord te voeren omdat de gedaagde zelf niet aanwezig was.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van Centrada niet onrechtmatig of ongegrond was en heeft het gevorderde toegewezen. Het straatverbod werd opgelegd voor de duur van twee jaar, met een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding, tot een maximum van € 25.000,00. Centrada kreeg de machtiging om de naleving van het vonnis te waarborgen met behulp van de sterke arm van justitie. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op een totaalbedrag van € 1.358,90, te voldoen binnen 14 dagen na de uitspraak. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/463214 / KL ZA 18-238
Vonnis in kort geding van 17 juli 2018
in de zaak van
de stichting
WOONSTICHTING CENTRADA,
gevestigd te Lelystad,
eiseres, hierna Centrada te noemen,
advocaat mr. T. Mulder te Almere,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, hierna [gedaagde] te noemen,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 juli 2018;
  • de mondelinge behandeling op 13 juli 2018
  • het tijdens de behandeling tegen [gedaagde] verleende verstek.
1.2.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft [A] , moeder van [gedaagde] , stukken ingezonden en aangekondigd dat zij namens [gedaagde] ter terechtzitting zal verschijnen. De griffie heeft vervolgens aan haar laten weten dat [gedaagde] alleen in persoon of bij advocaat ter terechtzitting kan verschijnen en dat alleen als [gedaagde] ook zou komen, [A] in de gelegenheid zou worden gesteld het woord te voeren. Omdat [gedaagde] niet ter terechtzitting is verschenen, is aan [A] niet toegestaan om ter terechtzitting het woord te voeren en zijn de door haar ingediende stukken buiten beschouwing gelaten. Wel is [A] , met instemming van Centrada, ter terechtzitting in de gelegenheid gesteld inlichtingen te verstrekken.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vordering

2.1.
Centrada vordert (samengevat) dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
a. [gedaagde] verbiedt om vanaf 24 uur na betekening van het vonnis zich in (de omgeving van) het appartementencomplex gelegen aan de Stadhuisstraat te Lelystad op te houden of te begeven dat omsloten wordt door de straten en fietspaden: Stadhuisstraat, Florijnhof, Muntstraat en Neringweg, met machtiging van Centrada om de verboden zo nodig te doen naleven met behulp van de sterke arm;
b. bepaalt dat, indien [gedaagde] de verboden zoals bedoeld onder a. overtreedt, of één daarvan, een dwangsom verbeurt van € 1.000,00 per overtreding, althans een zodanige beslissing neemt als de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren;
c. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf acht dagen na de datum van het vonnis alsmede de nakosten.

3.De beoordeling

3.1.
Het gevorderde komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen, met inachtneming van het navolgende.
3.2.
Het verbod wordt afgegeven voor de duur van twee jaar. De voorzieningenrechter acht het noodzakelijk het verbod, gezien zijn vrijheidsbeperkende aard, tijdelijk te laten zijn.
Centrada heeft ter zitting verklaard dat het bedoelde appartementencomplex wordt omsloten door de straten en fietspaden Stadhuisstraat, Florijnstraat (in plaats van Florijnhof), Muntstraat en Neringweg. De voorzieningenrechter zal dit gebied in de beslissing opnemen. De dwangsom zal worden gemaximeerd op de wijze als in de beslissing vermeld.
3.3.
De voorzieningenrechter heeft er nota van genomen dat Centrada heeft verklaard dat zij alvorens zij tot executie van dit vonnis zal overgaan, contact zal opnemen met verschillende hulpverlenende instanties in Lelystad om te bezien of aan [gedaagde] de zorg en/of huisvesting geboden kan worden waar hij behoefte aan heeft.
3.4.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.
3.5.
De nakosten, waarvan Centrada betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
verbiedt [gedaagde] om vanaf 24 uur na betekening van dit vonnis, gedurende een periode van twee jaar na betekening van dit vonnis, zich in (de omgeving van) het appartementencomplex gelegen aan de Stadhuisstraat te Lelystad op te houden of te begeven dat omsloten wordt door de straten en fietspaden: Stadhuisstraat, Florijnstraat, Muntstraat en Neringweg;
4.2.
bepaalt dat [gedaagde] voor iedere keer dat hij in strijd handelt met het onder 4.1. bepaalde, aan Centrada een dwangsom verbeurt van € 1.000,00 met een maximum van
€ 25.000,00;
4.3.
machtigt Centrada om met behulp van de sterke arm van justitie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen, indien [gedaagde] het onder 4.1. bepaalde overtreedt;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, aan de zijde van Centrada tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 626,00 aan griffierecht, € 99,90 aan explootkosten en
€ 633,00 aan salaris advocaat, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormelde bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4.5.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Centrada volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis;
4.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2018.