ECLI:NL:RBMNE:2018:3543

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juli 2018
Publicatiedatum
24 juli 2018
Zaaknummer
462776 / HA RK 18-208
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

Op 20 juli 2018 heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker, die in persoon procedeerde. Het wrakingsverzoek was ingediend op 26 juni 2018 en was gericht tegen de rechter mr. J.M. van Wegen en eventuele vervangende rechters in een civiele procedure met zaaknummer 6801384 MV EXPL 18-54. De verzoeker stelde dat de zaak op schadelijke gronden werd gevoerd en dat er sprake was van partijdigheid van de rechter en de tegenpartij, Stichting Dudok Wonen. De verzoeker had geen bewijs voor zijn stellingen en was niet verschenen op eerdere zittingen, waardoor de rechter niet kon vaststellen waar de verzoeker precies op doelde met zijn beschuldigingen.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen aanwijzingen waren voor (schijn van) partijdigheid of belangenverstrengeling van de rechter. De verzoeker had zijn stellingen niet onderbouwd en de wrakingskamer oordeelde dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond en droeg de griffier op om deze beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen. De procedure van de verzoeker met zaaknummer 6801384 MV EXPL 18-54 dient voortgezet te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.

Uitspraak

De Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 462776 / HA RK 18-208
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 20 juli 2018
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
(verder: Rv) van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
(verder te noemen: verzoeker),
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het wrakingsverzoek van 26 juni 2018;
  • het proces-verbaal van de zitting van 26 juni 2018;
  • de reactie op het wrakingsverzoek van mr. J.M. van Wegen van 5 juli 2018.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 6 juli 2018 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
1.3.
Bij de mondelinge behandeling is niemand verschenen.
1.4.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen de rechter en eventuele vervangers in de zaak met nummer 6801384 MV EXPL 18-54.
2.2.
Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de zaak op voor hem schadelijke gronden wordt gevoerd. De rechtbank, noch de gedaagde partij in de bodemprocedure, Stichting Dudok Wonen, heeft gereageerd op zijn verzoeken om een vooronderzoek naar onder andere smaad, antisemitisme en valsheid in geschrifte door Stichting Dudok Wonen. Daarnaast zijn stukken nog steeds niet retour gekomen. Verzoeker staat niet toe dat een partijdige voorzitter leugens legaliseert en dat de partijdige wisselwerking tussen instanties voortduurt, zo lang de feiten niet onderzocht en behandeld op tafel liggen. Stichting Dudok Wonen schaadt [verzoeker], naar zijn mening, met een duur betaalde advocaat. Samen met een vijandige, partijdige en gemakzuchtige rechter wordt
[verzoeker] in de val gelokt. Om zijn recht te beschermen wraakt [verzoeker] mr. J.M. van Wegen en vervangende rechters, zo lang de feiten niet zijn behandeld en beantwoord.
2.3.
Het wrakingsverzoek is niet gericht tegen een met name genoemde rechter.
Mr. J.M. van Wegen (hierna: de rechter) is aangewezen als behandeld rechter van de zaak met nummer 6801384 MV EXPL 18-54.
2.4.
De rechter berust niet in de wraking. In de schriftelijke reactie van 5 juli 2018 heeft zij aangegeven dat de mondelinge behandeling is bepaald, rekening houdend met de verhinderdagen van [verzoeker]. De rechter geeft verder aan dat zij niet bekend is met de verzoeken van [verzoeker]. Het is niet aan de rechtbank om vooronderzoek te doen. Het is de rechter niet duidelijk waar [verzoeker] op doelt als hij het heeft over “een partijdige voorzitter die leugens legaliseert”, “een partijdige wisselwerking tussen rechtbank en corporatie”, “een vijandige en partijdige, gemakzuchtige rechter” en “dat hij in de val wordt gelokt”. [verzoeker] is niet verschenen op de zittingen van 25 mei 2018 en 26 juni 2018, zodat niet valt te bepalen waar hij op doelt. De rechter is van mening dat van enige vooringenomenheid, (schijn van) partijdigheid of belangenverstrengeling geen sprake is of is geweest en dat het wrakingsverzoek niet kan worden gehonoreerd.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Persoonlijke vooringenomenheid van de rechter is gesteld noch gebleken.
3.4.
Verzoeker neemt in zijn wrakingsverzoek stellingen in, maar onderbouwt deze niet. Hij koppelt zijn stellingen ook in het geheel niet aan de persoon van mr. J.M. van Wegen. Verzoeker heeft het wrakingsverzoek ingediend voorafgaand aan de mondelinge behandeling op 26 juni 2018. De partijdigheid van mr. J.M. van Wegen zou dus voort moeten vloeien uit haar handelen en/of nalaten voorafgaand aan deze zitting. Voor zover verzoeker de dag- en tijdbepaling van de zitting als partijdig aanmerkt, geldt het volgende. De dag- en tijdbepaling van de zitting, welke zitting op 25 mei 2018 op verzoek van verzoeker is aangehouden, is aan te merken als een procesbeslissing. Een als negatief ervaren procesbeslissing is in het algemeen geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die deze beslissing heeft genomen. Alleen indien een beslissing of de motivering daarvan zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden. Van onbegrijpelijkheid is echter in het geheel geen sprake. Verzoeker is immers, na de aanhouding van de zitting op zijn verzoek, in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 1 juni 2018 zijn verhinderdata en die van zijn eventuele gemachtigde aan de rechtbank kenbaar te maken. Hem is meegedeeld dat bij het uitblijven van verhinderdata een behandeling zou worden bepaald zonder rekening te houden met zijn verhinderdata en die van zijn eventuele gemachtigde. Toen een opgave van de verhinderdata van verzoeker uitbleef, is overgegaan tot dag- en tijdbepaling van de zitting.
3.5.
Van vervanging van mr. Van Wegen is geen sprake. Reeds daarom blijft het verzoek tot wraking voor zover dat betrekking heeft op “evt. vervangers in deze zaak” buiten beschouwing.
3.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter en andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Civiel Recht en Bestuursrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 6801384 MV EXPL
18-54 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. van Lieshout, voorzitter, S.C. Hagedoorn en
C.A. de Beaufort als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. R. Dijkman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2018. De beslissing is, bij afwezigheid van de voorzitter, ondertekend door mr. C.A. de Beaufort.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.