Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 24 juli 2018
- de mondelinge behandeling op 3 augustus 2018
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde] .
Rechtbank Midden-Nederland
Op 10 augustus 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, werkzaam als directeur bij een vereniging, en de vereniging zelf als gedaagde. De eiser, die sinds 2011 in dienst was en sinds 2002 als directeur fungeerde, was sinds februari 2018 gedeeltelijk arbeidsongeschikt. Er waren ernstige samenwerkingsproblemen tussen hem en een collega-directeur, wat leidde tot een bestuurswisseling en uiteindelijk tot de schorsing van de eiser. De eiser vorderde in kort geding wedertewerkstelling en een verbod voor de gedaagde om zijn functie aan een ander aan te bieden.
De rechtbank oordeelde dat de gedaagde in redelijkheid had kunnen besluiten om de eiser niet toe te laten tot het verrichten van arbeid. De voorzieningenrechter stelde vast dat er een onwerkbare situatie was ontstaan tussen de twee directeuren, wat ook onrust op de werkvloer veroorzaakte. De voorzieningenrechter vond dat de schorsing, hoewel ingrijpend, een passende maatregel was gezien de omstandigheden en de tijdelijke aard ervan, totdat de kantonrechter in Apeldoorn uitspraak zou doen in het ontbindingsverzoek van de gedaagde.
De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank benadrukte dat de gedaagde had toegezegd de functie van de eiser niet definitief door een ander te laten vervullen zolang de ontbindingsprocedure nog liep. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 10 augustus 2018.