Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 20 december 2017
- het proces-verbaal van comparitie van 18 mei 2018
- de brief van 8 juni 2018, waarbij [eiseres] opmerkingen over het proces-verbaal heeft gemaakt
- de brief van 13 juni 2018, waarbij [gedaagde sub 1] c.s. daarop heeft gereageerd
- de brief van 19 juni 2018, waarbij [gedaagde sub 1] c.s. opmerkingen over het proces-verbaal heeft gemaakt.
2.De feiten
dezebatches, dat is tussen partijen in geschil - satésaus geproduceerd waarvan de viscositeit veel te laag was. Deze satésaus was daardoor niet verkoopbaar.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Bezwaar tegen opmerkingen over proces-verbaal
[gedaagde sub 1]geleverde batch xanthaangom de oorzaak was van het niet binden van de satésaus, maar dat zij dat niet zodanig heeft onderbouwd dat er geen andere conclusie mogelijk is. Gelet hierop mocht [gedaagde sub 1] c.s. bij haar betwisting met een enkele ontkenning volstaan. Dit betekent dat nadere bewijslevering moet plaatsvinden. De bewijslast rust op [eiseres] als de partij die zich op het rechtsgevolg van de betreffende stelling beroept. De rechtbank zal [eiseres] dan ook bewijs opdragen op dit punt.
5.De beslissing
25 juli 2018voor uitlating door [eiseres] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken op die rolzitting in het geding moet brengen,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,