4.3Het oordeel van de rechtbank
In het ‘Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse’ is, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende vermeld.
Op 22 augustus 2016 heeft er op de Harderbosweg te Biddinghuizen een frontale botsing plaatsgevonden tussen twee auto’s. De bestuurder van de personenauto, merk Opel, type Agila, reed kort voor het ongeval naar links en reed vervolgens op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer en botste daar frontaal op de tegemoetkomende personenauto met caravan. Alle betrokkenen raakten gewond en alle betrokken voertuigen werden zwaar beschadigd. Tijdens het onderzoek is niet gebleken dat de aanrijding het gevolg was van de weersgesteldheid, de infrastructuur, een technisch gebrek aan één van de voertuigen of een ernstige overschrijding van de ter plaatse geldende maximumsnelheid.
Verdachte heeft, zakelijk weergegeven, onder meer verklaard:
‘Ik ben naar het festival Lowlands geweest en toen ik na afloop weer naar huis ging, ben ik met mijn auto in botsing gekomen met een ander voertuig. Tijdens mijn bezoek aan Lowlands heb ik cocaïne gebruikt. De ochtend van de dag van vertrek heb ik tijdens het opruimen misschien iets gedronken uit een verkeerd flesje. Het had gewaaid en er lagen daar flesjes door elkaar op de grond. Ik weet dat er veel mensen op dat festival GHB gebruiken.’
Getuige [getuige 1] heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
‘Ik was de bestuurder. Wij reden met ons vieren op onze eigen weghelft. Tussen een rij auto’s uit kwam een auto op onze weghelft. Binnen twee seconden was het gebeurd en was de botsing een feit. Mijn auto is bijna frontaal aangereden, de andere auto was volgens mij bijna helemaal op mijn weghelft.’
Getuige [getuige 2] heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
‘Voor ons reed een auto. Deze auto ging plotseling van de rechter naar de linker rijstrook. Ik weet niet waarom dit was, er was echt geen aanleiding. Er reed niemand voor die auto. Ik zag dat de auto frontaal op een tegenligger reed, te weten een auto met caravan.’
In het rapport betreffende het ‘Toxicologisch onderzoek naar aanleiding van een vermoedelijke overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet’ van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: het NFI-rapport) staat onder meer het volgende:
Het gebruik van amfetamineachtige stoffen kan de rijvaardigheid nadelig beïnvloeden door onder andere vermindering van oplettendheid en van onjuiste risico-inschatting. Werkzame concentraties van amfetamine in bloed liggen bij niet-gewende gebruikers doorgaans tussen ongeveer 0,03 en 0,15 mg/l. In het bloed van verdachte is een werkzame concentratie amfetamine gemeten van 0,079 mg/l.
Concentraties van GHB in het bloed tussen ongeveer 10 en 50 mg/l veroorzaken in het algemeen (lichte) duizeligheid en sufheid. In het bloed van verdachte is een concentratie GHB gemeten van 10 mg/l. Dit is een concentratie waarbij doorgaans (lichte) duizeligheid en sufheid op kan treden.
Er wordt geconcludeerd dat de rijvaardigheid ten tijde van de bloedafname waarschijnlijk nadelig beïnvloed was door de stoffen amfetamine en GHB.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen feit 1:
Verdachte heeft geen verklaring kunnen geven voor het gegeven dat hij met zijn voertuig op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen, ten gevolge waarvan een frontale botsing plaatsvond met een tegenligger. Uit de bewijsmiddelen volgt dat er geen van buiten komende oorzaak kan worden aangewezen als oorzaak voor die botsing. Een getuige heeft verklaard dat de auto van verdachte plotseling van de rechter naar de linker rijstrook ging, dat daar echt geen aanleiding voor was en dat het leek alsof de bestuurder van deze auto in slaap was gevallen of onwel was geworden. Bovendien volgt uit het door het NFI verrichte toxicologisch onderzoek dat de rijvaardigheid ten tijde van de bloedafname waarschijnlijk – de uiterste variant van de conclusieschaal – nadelig was beïnvloed door de stoffen amfetamine en GHB die in het bloed van verdachte zijn aangetroffen. Uit het voorgaande kan, in onderling verband en samenhang bezien, worden opgemaakt dat er sprake is geweest van een gedraging van verdachte die ervoor heeft gezorgd dat verdachte op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen, terwijl hij onder invloed van verdovende middelen was. Hierna is de botsing met een tegenligger gevolgd. Met die gedraging is de verwijtbaarheid ervan gegeven. De rechtbank acht het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.
Bewijsoverwegingen feit 2:
Voor een bewezenverklaring van een tenlastelegging als de onderhavige is, voor zover hier van belang, beslissend of uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte onder zodanige invloed van de desbetreffende stof(fen) verkeerde dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht. Het gaat - met andere woorden - om de vraag of aangenomen mag worden dat de gemiddelde bestuurder in de vastgestelde omstandigheden van het geval niet meer tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht en een daarop gegrond ernstig vermoeden dat ook de verdachte niet meer tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht.
Vast is komen te staan dat in het bloed van verdachte amfetamine en GHB is aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij niet bewust GHB heeft ingenomen. Uit het NFI-rapport volgt dat aangetroffen concentraties boven de 5 mg/l in het bloed wijzen op inname of toediening van GHB. In het bloed van verdachte is een concentratie GHB van 10 mg/l gemeten. Derhalve volgt uit het voorgaande in elk geval dat verdachte – al dan niet bewust – GHB heeft ingenomen.
GHB is tot 6 à 8 uren na inname aantoonbaar in het bloed. Het bloed is die dag om 17.55 uur afgenomen. Dit betekent dat verdachte die dag tussen ongeveer 10.00 uur en 12.00 uur GHB heeft ingenomen. Verdachte heeft verklaard dat het gewaaid had en dat er onder meer diverse flesjes door elkaar op de grond lagen. Voorts heeft hij verklaard dat het goed kan zijn dat hij in die ochtend uit een verkeerd flesje/verkeerde beker – in de betekenis dat het goed mogelijk is dat de daarin aanwezige vloeistof (ook) GHB heeft bevat - heeft gedronken. Tot slot is de verklaarde wetenschap van verdachte van belang, dat hij weet dat er in het algemeen op dat betreffende festival en ook deze keer veel mensen GHB gebruiken. Door onder deze omstandigheden zich er niet van te vergewissen wat de inhoud was van een kennelijk willekeurig door hem gepakt(e) flesje(s)/beker(s) en daar vervolgens uit te drinken, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zich daarin ook de stof GHB bevond, welke kans zich ook heeft gerealiseerd. In dat licht bezien komt de vervolgens in zijn bloed aangetroffen GHB dan ook voor zijn rekening en risico. Aldus komt ook de ten laste gelegde wetenschap voor bewezenverklaring in aanmerking.
De rechtbank acht, gelet op al het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte onder invloed van amfetamine en GHB heeft gereden en dat hij onder zodanige invloed van die stoffen verkeerde, dat dit de rijvaardigheid kon verminderen en dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht, en dat verdachte dit redelijkerwijs moest weten. Uit het NFI-rapport volgt dat de rijvaardigheid ten tijde van de bloedafname waarschijnlijk – de uiterste variant van de door het NFI gehanteerde conclusieschaal – nadelig was beïnvloed door de stoffen amfetamine en GHB die in het bloed van verdachte zijn aangetroffen. De rechtbank wordt daarin gesterkt door het feit dat verdachte een ongeval heeft veroorzaakt, doordat hij zonder aanleiding daartoe naar links heeft gestuurd en daardoor op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer terechtkwam.