Op 21 november 2017 is [slachtoffer] , geboren op [2008] , gehoord in een kindvriendelijke studio. Het interview is weggezet in een vraag- en antwoordmethode. Met de letter V wordt bedoeld de verhoorder. Met de letter G wordt bedoeld [slachtoffer] .
“(…)
G: Mijn hart ging helemaal snel. Echt hier ging hij heel snel kloppen en bij mijn pielemuis ging hij heel snel kloppen. Namelijk en toen ging hij als een motor draaien.
(…)
V: Ik zie dat je zo doet. Wat is dat?
G: Zo omdraaien dat die motor gaat starten. Zoiets.
(…)
V: Allereerst, wat is een pielemuis?
G: Dat is wat hier zit en waar je uit moet plassen.
V: Waar je uit moet plassen. Dan begrijp ik het. Waar je uit plast. Dat is je pielemuis en die zit daar waar je wees hè. En die klopt dan zeg je. Als een soort hart. Klopt hij heel snel.
G: Ja deze hart klopt heel snel.
V: Ja en ook zei je, je pielemuis.
G: Nee. Hierboven.
V: Oh boven de pielemuis.
G: Ja.
V: Wat zit daar?
G: Dat is ook een beetje hard.
V: Oké. Wat zit hier boven je pielemuis? Hoe heet dat?
G: Soort ballen, wat je. Er onder zit allemaal ballen, dat doet ook heel veel pijn.
V: Oké. Waar zitten die ballen onder dan?
G: Onder de pielemuis.
V: Onder de pielemuis zitten de ballen en die doen ook heel veel pijn. Hoe komt het dat die heel veel pijn doen dan?
G: Mijn vader die grijpt bij die ballen en toen keihard eh keihard eh dat omdraaien.
V: Oké.
G: Deed heel veel zeer.
V: Hij grijpt bij de ballen. Deed keihard omdraaien. Wat draait hij dan om?
G: Mijn ballen en de pielemuis.
V: En het deed heel veel zeer.
G: Ja.
V: Je deed dit of die motor startte.
G: Ja.
V: Hoe werkt dat dan? Hoe zit dat?
G: Nou ik weet het niet.
V: Want, want je deed het zo voor hè motor starten.
G: (Knikt ja).
V: Dit is een hand. Wie zijn hand is dat dan?
G: Papa.
V: Dat is de hand van papa. En waar zit die hand van papa dan?
G: Gewoon hiero.
V: Ja maar als hij dat doet, motor starten?
G: Aan mijn pielemuisje.
V: Dan zit hij aan je pielemuis. En waar zit hij aan je pielemuis. Zit hij pielemuis erop? Erin of anders?
G: Erin.
V: Waarin bedoel je dan?
G: Zo hier o.
V: In de hand? En dan doet hij dit.
G: Dan zo (gebaar). Trekken en dan draaien.
(…)
V: Want waar is dat gebeurd wat je net vertelde over die pielemuis, over die motor starten?
G: Dat is niet in mijn huis maar in een ander huis.
(…)
V: Dat is dus in een ander huis en daar was je papa, die was er ook. Die deed dat dus met dat motor starten. Wie waren er nog meer in huis?
G: [B] .
(…)
V: Wie is dat dan?
G: Dat is een vriendin van papa.
(…)
V: Hé hoe vaak is dit nou gebeurd wat jij nou vertelde?
G: Acht keer.
V: Acht keer.
G: Elke zaterdag als ik daar kom dan doet hij het.
(…)
V: Oké. Hé je zegt acht keer op een zaterdag hè. Waar gebeurt dat dan al die acht keren op zaterdag?
G: In de douche.
(…)
G: Het is al een tijdje geleden.
V: Ja? Hoe lang is het geleden dan?
G: Voordat hij net al in de gevangenis zat.
V: Ja. Hoe lang zit hij de gevangenis dan?
G: Ik denk al eh? Ik was zes, dan was [A] vier. En eh?
V: Nu ben je 9 zeg je.
G: ja.
V: Drie jaar geleden dan? Is het zo lang geleden? Ja?
G: (knikt ja).
(…)
G: Naakt. Ik ga naakt in de douche.
V: Jij gaat naakt in de douche. En hoe gaat dat dan? Hoe douche jij je?
G: Met een washand.
V: En hoe kan het dan, wie zijn er dan allemaal bij in de douche?
(…)
G: Ja opeens. Ik was even drie minuten alleen.
V: Oké. En dan? Na die drie minuten?
G: Toen kwam papa.
V: Toen kwam papa. Wat kwam papa doen dan?
(…)
G: Toen pak eh? Toen pakte hij de washand.
V: Ja.
G: Toen ging hij met de washand aan mijn pielemuis zitten.
V: Oké. Hij ging met de washand aan je pielemuis zitten. En wat ging hij dan met die washand doen aan je pielemuis?
G: Nou was je net deed. (gebaar).
V: Oké. En hoe vond je dat?
G: Dat vond ik niet fijn.
V: Nee, dat kan ik me voorstellen. Je zei ook, het deed pijn. Maar ja wat eh? Een washand. Waarvoor hem je een washand als je gaat wassen?
G: Om te wassen.
V: Ja. Dus gin hij dan je pielemuis wassen?
G: Ja. Toen opeens ging hij draaien.
(…)
V: Met een washandje?
G: Ja.
V: Oké. Maar was hij je pielemuis aan het wassen.
G: Nee dan ging hij gewoon, hij had in gedachte dat hij aan mijn pielemuis wilde draaien.
(…)
V: Hoezo had hij gedacht dat hij aan je pielemuis wil draaien?
G: Nou dat hij opeens ging denken toen.
V: Ja hoe weet je dat? Dat hij dat ging denken?
G: Doordat hij dat hebt gezegd.
V: Wat zei hij dan? Dat vroeg ik aan je. Wat zei hij dan?
G: Hij zei heel zachtjes.
V: Wat zei hij heel zachtjes?
G: (fluistert) Ik ga aan [slachtoffer] zijn piemel zitten.
V: Ik ga aan je pielemuis zitten? Versta ik je goed?
(…)
G: Namelijk eh hij zei namelijk eh ik ga heel hard. Ik ga lekker met de motor aan [slachtoffer] pielemuis zitten.”