ECLI:NL:RBMNE:2018:4021

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 augustus 2018
Publicatiedatum
24 augustus 2018
Zaaknummer
C/16/17/327 R
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.A.M. Penders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van de bewindvoerder in een schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende adequaat handelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 augustus 2018 uitspraak gedaan over het ontslag van de bewindvoerder in een schuldsaneringsregeling. De bewindvoerder was aangesteld voor de saniet, geboren in 1963, en had de taak om het beheer en de vereffening van de boedel te verzorgen. De rechter-commissaris had op 6 augustus 2018 een voordracht gedaan tot ontslag van de bewindvoerder, omdat deze niet adequaat had gehandeld na een brief van de Belastingdienst. De Belastingdienst had de bewindvoerder in december 2017 verzocht om actie te ondernemen, omdat er vermoedens waren dat de saniet vermogen achterhield. De bewindvoerder had echter pas in mei 2018 melding gemaakt van deze brief aan de rechter-commissaris en had geen tijdige actie ondernomen.

Tijdens de procedure heeft de bewindvoerder verweer gevoerd tegen zijn ontslag, maar de rechtbank oordeelde dat hij zich niet had gedragen als een redelijk handelend en bekwaam bewindvoerder. De rechtbank stelde vast dat de bewindvoerder niet adequaat had gereageerd op de signalen van de Belastingdienst en niet zelfstandig onderzoek had verricht naar de situatie van de saniet. De rechtbank benadrukte dat de bewindvoerder de informatie van de Belastingdienst serieus had moeten nemen en direct actie had moeten ondernemen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de voordracht tot ontslag van de bewindvoerder toegewezen en benoemde zij mevrouw M.W. van Dijk als nieuwe bewindvoerder. De ontslagen bewindvoerder werd verplicht om rekening en verantwoording af te leggen aan de nieuwe bewindvoerder. Deze uitspraak benadrukt het belang van een actieve en zorgvuldige houding van bewindvoerders in schuldsaneringsprocedures.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/17/327 R
uitspraakdatum: 21 augustus 2018
uitspraak op grond van artikel 319 van de Faillissementswet
(“ontslag bewindvoerder”)
enkelvoudige kamer
Op 23 mei 2017 is de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard ten aanzien van:
[saniet] ,
geboren op [1963] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: [saniet] ,
met de benoeming van de heer [bewindvoerder] (hierna: de bewindvoerder) tot bewindvoerder.

1.Verloop van de procedure

1.1
In bovengenoemde schuldsaneringsregeling heeft de rechter-commissaris op
6 augustus 2018 een voordracht gedaan om de bewindvoerder te ontslaan.
1.2.
Bij brief van 7 augustus 2018 heeft de bewindvoerder schriftelijk verweer ingediend tegen de voordracht.
1.3
Op 9 augustus 2018 is de bewindvoerder naar aanleiding van de voordracht gehoord.

2.De voordracht

2.1
De rechter-commissaris heeft een voordracht gedaan tot het ontslag van de bewindvoerder in de onderhavige schuldsaneringsregeling, omdat zij van mening is dat de bewindvoerder onvoldoende adequaat en voortvarend heeft gehandeld.
2.2
Bij brief van 14 december 2017 heeft de Belastingdienst de bewindvoerder verzocht om een verzoek tot tussentijdse beëindiging te doen van de schuldsaneringsregeling van [saniet] . De Belastingdienst noemt dat [saniet] auto’s in het zicht van zijn schuldsaneringsregeling heeft verkocht, dat de echtgenote van [saniet] niet in staat kan zijn de hypotheek van de woning te voldoen waardoor [saniet] een vordering op zijn echtgenote heeft, en dat [saniet] op zijn aangifte inkomstenbelasting 2015 een vakantiewoning in Duitsland als eigendom heeft opgegeven.
2.3.
De Belastingdienst heeft dezelfde brief op 27 februari 2018 aan de rechter-commissaris gestuurd. De bewindvoerder maakte pas op 24 mei 2018 melding van de brief van de Belastingdienst aan de rechter-commissaris, waarbij hij verzocht om een verhoor van [saniet] .
2.4.
Tijdens het verhoor, dat op 2 augustus 2018 plaats vond, bleek dat de bewindvoerder nog geen conclusie had getrokken of een voorlopig standpunt innam ten aanzien van de punten genoemd in de brief van de Belastingdienst. De bewindvoerder heeft zich zeer afwachtend opgesteld, terwijl van hem verwacht mocht worden dat hij zelfstandig en actief onderzoek zou verrichten naar de punten die de Belastingdienst aan de orde stelde. Aldus de rechter-commissaris.

3.Het verweer

3.1
De bewindvoerder heeft bij brief van 7 augustus 2018 schriftelijk gereageerd op de voordracht tot zijn ontslag, en heeft dit ter zitting toegelicht.
3.2.
De bewindvoerder heeft de brief van de Belastingdienst niet aan de rechter-commissaris doorgestuurd, omdat hij zogezegd ook nog drie jaar met [saniet] door één deur zou moeten. Hij vond dat hij nog onvoldoende informatie had om de rechter-commissaris te voorzien van een advies met betrekking tot de (ongefundeerde) punten die de Belastingdienst aankaartte, waardoor hij de rechter-commissaris nog niet op de hoogte had gesteld. Omdat hij niet door de rechter-commissaris is gewezen op de urgentie die zij aan de brief van de Belastingdienst toekende, en omdat de schuldsaneringsregeling nog twee jaar zou lopen, was de bewindvoerder voornemens om een standpunt in te nemen nadat de Belastingdienst zou reageren op de brief van de accountant van [saniet] , die de vragen van de Belastingdienst had beantwoord.
3.3.
De bewindvoerder heeft ter zitting erkend dat hij deze situatie, achteraf bezien, anders aan had moeten pakken, en direct de brief van de Belastingdienst aan [saniet] had moeten sturen en om een reactie had moeten vragen. De bewindvoerder heeft wel aan de Belastingdienst medegedeeld dat zij ook zelf een verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling kan doen bij de rechtbank.
3.4.
De bewindvoerder heeft de rechtbank gevraagd om hem nog een kans te geven om de punten die de Belastingdienst aan heeft gekaart goed uit te zoeken en de rechter-commissaris te voorzien van advies.

4.Beoordeling van het verzoek

4.1.
Een bewindvoerder is belast met het beheer en de vereffening van de boedel, naast het houden van toezicht op de naleving van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Bij de beoordeling van een voordracht tot ontslag ligt de vraag voor of de bewindvoerder zich bij zijn taakuitoefening, als een redelijk handelend en redelijk bekwaam bewindvoerder heeft gedragen en of de gebreken waarvan in dat verband sprake mocht zijn, moeten leiden tot ontslag uit die functie en de benoeming van een nieuwe bewindvoerder.
Om deze vraag te beantwoorden heeft de rechtbank gekeken naar de acties die door de bewindvoerder zijn genomen nadat hij de bewuste brief van de Belastingdienst had ontvangen in december 2017.
4.2
In de onder 2.2. genoemde brief van de Belastingdienst zijn drie concrete punten genoemd waarop de Belastingdienst haar oordeel baseerde dat er aanleiding is om tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van [saniet] over te gaan. In haar brief heeft de Belastingdienst aan de bewindvoerder verzocht om een verzoek tot tussentijdse beëindiging te doen van de schuldsaneringsregeling van [saniet] . Ook heeft de Belastingdienst verzocht om de inhoud van de brief met de rechter-commissaris te bespreken.
4.3.
Omdat de bewindvoerder de Belastingdienst niet informeerde over de door hem ondernomen acties naar aanleiding van bovengenoemde brief, heeft de Belastingdienst de bewindvoerder opnieuw aangeschreven bij brief van 12 februari 2018, met het verzoek om een reactie op zijn eerdere brief. Omdat deze uitbleef, heeft de Belastingdienst de rechter-commissaris aangeschreven op 27 februari 2018, met het verzoek de schuldsaneringsregeling van [saniet] tussentijds te beëindigen. Bij brief van 24 mei 2018, als begeleidend schrijven bij het derde openbare verslag, heeft de bewindvoerder, “ondanks dat de schuldsaneringsregeling redelijk verloopt”, verzocht om een verhoor te plannen. De bewindvoerder noemt hierbij dat hij er door meerdere anonieme bellers op is geattendeerd dat [saniet] in het bezit is van een vakantiehuis in Duitsland en daar ook meerdere malen is gesignaleerd.
Bij brief van 18 juli 2018 heeft de bewindvoerder verzocht om het verhoor, dat op 2 augustus 2018 gehouden zou worden, geen doorgang te laten vinden, nu [saniet] alle nog ontbrekende informatie aan had geleverd en de accountant van [saniet] de brief van de Belastingdienst inmiddels had beantwoord.
4.4.
Ter zitting heeft de bewindvoerder verklaard dat hij na ontvangst van de brief van de Belastingdienst stukken bij [saniet] heeft opgevraagd.
Bij aanvang van de schuldsaneringsregeling had de bewindvoerder van de RDW bericht gekregen dat de betreffende auto’s kort voor de toelating van [saniet] tot de schuldsaneringsregeling op naam van het bedrijf van zijn echtgenote waren gezet. Deze auto’s bleken aan de echtgenote te zijn verpand. De bewindvoerder heeft de verpandingsakte opgevraagd. De hieraan ten grondslag liggende overeenkomst van geldlening heeft de bewindvoerder pas opgevraagd en aan de Belastingdienst verzonden nadat de Belastingdienst hierom had verzocht, in juli 2018. De bewindvoerder heeft zich niet afgevraagd hoe de echtgenote uit de erfenis die zij heeft ontvangen zowel heeft kunnen investeren in de echtelijke woning, als in de vakantiewoning in Duitsland, als in het bedrijf van [saniet] . Dat de echtgenote volgens [saniet] eerdere schenkingen zou hebben ontvangen heeft de bewindvoerder zonder meer aangenomen, zonder enige onderbouwing van [saniet] te hebben ontvangen.
Met betrekking tot de vakantiewoning die in het bezit van [saniet] zou zijn heeft de bewindvoerder verklaard dat hij twee weken voor het verhoor van 2 augustus jl., dus in juli 2018, de aankoopakte van de woning heeft opgevraagd.
Met betrekking tot het punt van de Belastingdienst dat de echtgenote van [saniet] niet in staat was om de hypotheek te betalen, waardoor [saniet] een vordering op haar zou hebben, heeft de bewindvoerder geen actie ondernomen.
4.5.
[saniet] is getrouwd onder huwelijkse voorwaarden met mevrouw [A] , op wie de schuldsaneringsregeling niet van toepassing is. Zij wonen in een woning (met overwaarde), die in eigendom is van mevrouw [A] .
[saniet] werkt fulltime voor de vennootschap waarvan zijn echtgenote bestuurder is en verdient een minimaal inkomen. Wanneer een saniet zich in een dergelijke leefsituatie bevindt dient een bewindvoerder al bedachtzaam te zijn op de mogelijkheid van benadeling van schuldeisers. Van enige bedachtzaamheid van de bewindvoerder is hier niet gebleken. De herhaalde opmerking van de bewindvoerder dat hij “nog twee jaar met [saniet] door één deur moet kunnen” acht de rechtbank in dit kader opmerkelijk.
Hoewel het plezierig is als bewindvoerder en saniet op normale wijze met elkaar kunnen communiceren is er geen reden voor een Wsnp-bewindvoerder om met een saniet door één deur te moeten kunnen. De Wsnp-bewindvoerder treedt immers op ten behoeve van de schuldeisers en niet ten behoeve van de schuldenaar (saniet). Als het “door één deur moeten kunnen” ertoe leidt dat de bewindvoerder geen of te beperkt onderzoek doet naar de goede trouw van saniet, dan vervult de bewindvoerder de hem opgedragen taak niet op de juiste wijze.
4.6.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de bewindvoerder zich niet heeft gedragen als een redelijk handelend en redelijk bekwaam bewindvoerder. De bewindvoerder had direct de rechter-commissaris moeten inlichten, na ontvangst van de eerste brief van de Belastingdienst van 14 december 2017, over de door haar aangedragen punten.
De Belastingdienst is een belangrijke preferente schuldeiser, die een bijzondere positie heeft omdat zij over veel informatie beschikt. In plaats van haar te wantrouwen, omdat zij in de ogen van de bewindvoerder ongefundeerde beweringen doet die moeten worden uitgezocht, dient juist de informatie van de Belastingdienst serieus te worden genomen, en aanleiding te zijn voor directe actie van de bewindvoerder. Te meer nu er twee keer schriftelijk gevraagd is om de rechter-commissaris in te lichten, en vanwege de toch wel bijzondere aard van het schuldsaneringsdossier. In plaats daarvan heeft de bewindvoerder de rechter-commissaris pas ingelicht nadat zij al geruime tijd eerder zelf was ingelicht door de Belastingdienst, op 24 mei 2018, ruim vijf maanden later. Bovendien heeft de bewindvoerder niet onmiddellijk een volledig onderzoek gestart.
4.7.
In plaats van directe actie te ondernemen heeft de bewindvoerder alleen de verpandingsakte van de auto’s opgevraagd, hier vervolgens niets mee gedaan, en uiteindelijk, zeven maanden na ontvangst van de brief van de Belastingdienst, en na meerdere verzoeken hierom, de onderliggende overeenkomst van geldlening opgevraagd en aan de Belastingdienst verzonden. Vervolgens heeft de bewindvoerder de zaak laten rusten, en verzocht of het verhoor dat op zijn verzoek was gepland geen doorgang hoefde te vinden. Toen de rechter-commissaris dit heeft geweigerd, heeft de bewindvoerder nog de aankoopakte van de vakantiewoning opgevraagd. Hierdoor ontstaat bij de rechtbank de indruk dat de bewindvoerder, wanneer de rechter-commissaris had ingestemd met het afzeggen van het verhoor omdat [saniet] volgens mededeling van de bewindvoerder alle ontbrekende informatie had aangeleverd, hetgeen niet klopt, geen verdere actie zou hebben ondernomen met betrekking tot de door de Belastingdienst aangedragen punten. De rechtbank vindt dit een ernstig verzuim, te meer omdat de bewindvoerder ook al diverse anonieme telefoontjes had ontvangen met betrekking tot de vakantiewoning van [saniet] .
4.8.
Op grond van het voorgaande is de voordracht van de rechter-commissaris tot het ontslag van de bewindvoerder toewijsbaar.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
ontslaat de heer [bewindvoerder] als bewindvoerder in bovengenoemde schuldsaneringsregeling;
5.2.
benoemt tot bewindvoerder mevrouw M.W. van Dijk;
Postbus 14135;
3508 SE Utrecht;
5.3.
bepaalt dat de ontslagen bewindvoerder rekening en verantwoording aflegt aan de in zijn plaats benoemde bewindvoerder.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.A.M. Penders en in het openbaar uitgesproken op
21 augustus 2018.