ECLI:NL:RBMNE:2018:4290

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 september 2018
Publicatiedatum
5 september 2018
Zaaknummer
C/16/15/529 R
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.C. Hagedoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toerekenbaarheid van tekortkomingen in de sollicitatieplicht binnen de schuldsaneringsregeling

Op 5 september 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar, geboren in 1975. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. De schuldenaar was sinds 21 juli 2015 onderworpen aan deze regeling, maar had te maken met persoonlijke problematiek, waaronder verslaving en psychische klachten, die zijn vermogen om te solliciteren beïnvloedden. De bewindvoerder had verzocht om verlenging van de schuldsaneringsregeling, maar de rechtbank oordeelde dat de tekortkomingen in de sollicitatieplicht niet aan de schuldenaar konden worden toegerekend, gezien zijn ontheffingen van de sollicitatieplicht door de rechter-commissaris in verband met zijn hulpverlening.

De rechtbank overwoog dat de schuldenaar gedurende de regeling steeds ontheven was van de sollicitatieplicht en dat de bewindvoerder onvoldoende bewijs had geleverd dat de schuldenaar op dat moment niet aan zijn verplichtingen voldeed. De rechtbank verwees naar een arrest van de Hoge Raad van 30 juni 2017, waarin werd gesteld dat verlenging van de schuldsaneringsregeling alleen mogelijk is als de schuldenaar toerekenbaar tekortschiet in zijn verplichtingen. De rechtbank concludeerde dat het belang van de schuldeisers geen zelfstandige grond voor verlenging kan zijn. De rechtbank stelde het salaris van de bewindvoerder vast op maximaal € 3.190,08, te betalen uit het aanwezige actief van de schuldenaar.

Deze uitspraak benadrukt de noodzaak om de persoonlijke omstandigheden van de schuldenaar in overweging te nemen bij de beoordeling van zijn verplichtingen binnen de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft de belangen van de schuldenaar en de schuldeisers zorgvuldig afgewogen en kwam tot de conclusie dat de schuldenaar niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn tekortkomingen in de sollicitatieplicht, gezien de context van zijn hulpverlening en persoonlijke problemen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/15/529 R
uitspraakdatum: 5 september 2018
uitspraak op grond van artikel 354 van de Faillissementswet
(“einduitspraak met schone lei”)

enkelvoudige kamer

Bij vonnis van deze kamer van 21 juli 2015 is de schuldsanering uitgesproken ten aanzien van:

[schuldenaar] ,

geboren op [geboortedatum] -1975 te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna: [schuldenaar] .
De rechtbank heeft, conform het verzoek van bewindvoerder en onder verwijzing naar de Recofa-richtlijnen voor schuldsaneringen, geen verificatievergadering bepaald aangezien het uit te delen actief na aftrek van de boedelkosten minder dan € 2.000,-- bedraagt.
Op 29 augustus 2018 heeft een terechtzitting als bedoeld in artikel 353 Fw plaatsgevonden. Op deze terechtzitting zijn verschenen:
  • [schuldenaar] , voornoemd;
  • mr. J.M. van der Linden, de advocaat van [schuldenaar] ;
  • mevrouw [A] , de bewindvoerder;
  • mevrouw [B] , de beschermingsbewindvoerder;
  • mevrouw E. Meijer, psycholoog bij [naam instelling 1] ;
  • mevrouw [C] , reclasseringsmedewerker.
De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat de voornaamste tekortkoming gelegen is in de nakoming van de sollicitatie- en inspanningsplicht. [schuldenaar] is sinds toelating steeds (onder voorwaarden) ontheven van de sollicitatieplicht, eerst ten behoeve van een werk-leertraject en later in verband met een terugval in zijn verslaving. Sinds maart 2018 is de sollicitatieplicht geheel van kracht; [schuldenaar] heeft sindsdien onvoldoende aantoonbaar gesolliciteerd, aldus de bewindvoerder. De sollicitatiebewijzen zijn ongedateerd.
De bewindvoerder adviseert een verlenging voor de duur van twee jaar. Zij is van mening dat [schuldenaar] tijdens de regeling heeft gewerkt aan zijn eigen herstel en zich daardoor onvoldoende heeft ingespannen voor zijn schuldeisers.
Namens [schuldenaar] is aangevoerd dat een verlenging van de schuldsaneringsregeling niet gebaseerd kan worden op de periode waarin [schuldenaar] (onder voorwaarden) ontheven was van de sollicitatieplicht. In dat kader is verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van
30 juni 2017.
Voor zover wordt vastgesteld dat [schuldenaar] wel is tekortgeschoten in de nakoming van zijn sollicitatie- en inspanningsplicht, kan dit niet aan hem worden toegerekend. [schuldenaar] heeft zich binnen zijn mogelijkheden ingespannen, aldus de advocaat van [schuldenaar] .
De rechtbank overweegt als volgt.
Ter beoordeling ligt voor of er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de sollicitatieplicht, en of deze tekortkoming aan [schuldenaar] kan worden toegerekend.
De rechtbank acht voor deze beoordeling het volgende van belang:
[schuldenaar] is per 21 juli 2015 toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. Het verzoek tot toelating is voorzien van schriftelijke verklaringen van [naam instelling 2] waaruit blijkt dat [schuldenaar] in het verleden bekend was met middelenmisbruik en gediagnosticeerd is met ADHD, dysthymie en een persoonlijkheidsstoornis met ontwijkende trekken. De psychische klachten spelen al een aantal jaar. Tijdens de toelatingszitting is [schuldenaar] gevraagd of er sprake is van een verslaving. [schuldenaar] heeft verklaard dat hij geen drugs gebruikt en niet verslaafd is. Ook heeft hij verklaard dat hij zich lichamelijk goed voelt, maar geestelijk af en toe wat minder: dat gaat op en neer. [schuldenaar] was op dat moment in afwachting van zijn behandeling bij [naam instelling 3] en slikte medicijnen voor ADHD en depressieve klachten. Ten tijde van toelating is ook besproken dat [schuldenaar] via een traject van de gemeente zou gaan werken bij [naam restaurant] . Dit betrof werk met behoud van uitkering en [schuldenaar] zou ondertussen de koksopleiding volgen.
[schuldenaar] is op 31 augustus 2015 gekeurd door [naam organisatie] ; hij wordt niet volledig arbeidsongeschikt geacht, maar ‘het volgen van het traject bij de [naam restaurant] zal [schuldenaar] waarschijnlijk wel de meeste kans bieden op een duurzame plaatsing in een baan’, aldus [naam organisatie] . Op 4 september 2015 heeft de bewindvoerder verzocht om een ontheffing van de sollicitatieplicht in verband met een werk-leertraject bij de [naam restaurant] . Daarbij schrijft zij dat afhankelijk van het resultaat van het traject bij [naam restaurant] , tijdens de eindzitting bepaald wordt of de regeling verlengd moet worden met de looptijd van het traject. De rechter-commissaris heeft toestemming verleend zoals verzocht.
Het traject bij de [naam restaurant] is in augustus 2016 geëindigd. Zoals later tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris op 12 januari 2017 blijkt, vanwege de persoonlijke problematiek van [schuldenaar] na een relatiebreuk. [schuldenaar] is teruggevallen in zijn verslaving en heeft een strafbaar feit gepleegd. Hij heeft hulp van [naam instelling 3] , [naam restaurant] en de reclassering.
De rechter-commissaris heeft [schuldenaar] tijdens het verhoor ontheven van de sollicitatieplicht tot 20 oktober 2017 en daarbij besproken dat de schuldsaneringsregeling verlengd zou worden omdat [schuldenaar] tijdens de schuldsaneringsregeling alleen aan zichzelf heeft gewerkt, zonder zich in te spannen voor de schuldeisers. Deze ontheffing is op 13 november 2017 door de rechter-commissaris verlengd tot 15 maart 2018, onder de voorwaarde dat de schuldsaneringsregeling met minimaal vijf maanden wordt verlengd, waarbij de rechtbank aan het einde van de regeling zal beslissen over de uiteindelijke duur daarvan.
Over de periode sinds 15 maart 2018 heeft [schuldenaar] eind juni 2018 een overzicht van 17 sollicitaties en een aantal (ongedateerde) bewijsstukken overgelegd. De behandelaar van [schuldenaar] heeft ter zitting verklaard dat zij het overzicht en het document met bewijsstukken samen hebben opgesteld, waarbij de data van de bewijsstukken is weggevallen vanwege het kopiëren van de inhoud vanuit een e-mail naar een Word-bestand. [schuldenaar] heeft volgens zijn behandelaar serieus gesolliciteerd en is zelfs uitgenodigd voor een gesprek.
Vanwege de hulpverlening die betrokken is bij [schuldenaar] en het feit dat hij geen verklaring omtrent gedrag kan krijgen, heeft hij geen geschikte baan gevonden. Het perspectief voor [schuldenaar] op de arbeidsmarkt is ook tijdens de zitting besproken. [schuldenaar] blijft voorlopig onder behandeling bij [naam instelling 1] . Het traject met de jobcoach blijft ook doorlopen. [schuldenaar] blijft de komende maanden proefdraaien in de groenvoorziening. Als dat goed blijft verlopen, wordt er gezocht naar een werkgever die hem in dienst wil nemen als hovenier in opleiding.
Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat [schuldenaar] gedurende de regeling steeds is ontheven van de sollicitatieplicht in verband met (hulpverlenings)trajecten gericht op zijn persoonlijke welzijn. Hij heeft hierdoor geen baten gerealiseerd voor zijn schuldeisers.
De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheid geen grond vormt voor een verlenging van de schuldsaneringsregeling.
De rechter-commissaris heeft [schuldenaar] tot 15 maart 2018 steeds ontheven van zijn sollicitatieplicht. Het feit dat [schuldenaar] de sollicitatieplicht niet nakwam, kan daardoor niet worden aangemerkt als een toerekenbare tekortkoming. Dat in de laatste ontheffings- beschikking van de rechter-commissaris d.d. 13 november 2017 staat opgenomen dat de regeling minimaal moet worden verlengd voor de duur van vijf maanden en de rechtbank aan het einde van de regeling definitief zal moeten beslissen over de termijn, maakt dat niet anders. De rechtbank kan immers aan het einde van de regeling de termijn daarvan slechts verlengen als de schuldenaar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Verlenging is in dit stadium van de regeling niet meer mogelijk op andere dan wettelijke gronden, zoals hiervoor genoemd, zodat het belang van de schuldeisers geen zelfstandige grond voor verlenging kan zijn. Dit volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 30 juni 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1203).
Nu [schuldenaar] ontheven was van zijn sollicitatieplicht in verband met zijn persoonlijke problematiek en de daarvoor benodigde hulpverlening, kan hem op dit moment niet meer worden toegerekend dat hij vanwege die problematiek niet in staat was zich in te spannen voor zijn schuldeisers.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het dossier – ook bij toelating – diverse stukken en indicaties bevat op basis waarvan in een eerder stadium aan de orde gesteld had kunnen worden dat [schuldenaar] mogelijk niet in staat moest worden geacht de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling na te komen, zodat daaraan tijdig de nodige consequenties verbonden konden worden. Immers, bij aanvang van de schuldsanerings-regeling komt de rechter nog een zekere beoordelingsvrijheid toe als het gaat om een verlenging van de termijn. Ook de rechter-commissaris heeft gedurende de regeling de bevoegdheid om de termijn te verlengen. Van deze bevoegdheden is geen gebruik gemaakt.
In het licht van de voornoemde omstandigheden, acht de rechtbank de door de bewindvoerder gestelde tekortkomingen in de sollicitatieplicht sinds maart 2018, van geringe betekenis. De rechtbank stelt vast [schuldenaar] niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen.
De vergoeding voor de bewindvoerder is berekend op € 3.190,08 (inclusief onkosten en omzetbelasting). Voor zover actief aanwezig is, kan de bewindvoerder de vergoeding als salaris opnemen.

Beslissing

De rechtbank:
stelt vast dat de schuldenaar niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen;
stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 3.190,08 en brengt dit bedrag ten laste van de schuldenaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn en in het openbaar uitgesproken op
5 september 2018. [1]