ECLI:NL:RBMNE:2018:4362

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2018
Publicatiedatum
12 september 2018
Zaaknummer
C/16/17/786 R
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.W.F. Houthoff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de voordracht tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens boedelachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 mei 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure betreffende de schuldsaneringsregeling van een schuldenares. De rechtbank heeft een voordracht tot tussentijdse beëindiging van de schuldsanering afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de boedelachterstand niet aan de schuldenares zelf kon worden toegerekend, maar aan haar beschermingsbewindvoerder. Deze had zonder overleg met de toezichthoudende kantonrechter en in het zicht van de wettelijke schuldsaneringsregeling geld van de beheerrekening overgemaakt naar de privérekening van de schuldenares. De rechtbank heeft de beschermingsbewindvoerder opgedragen om ervoor te zorgen dat de boedelachterstand zo spoedig mogelijk wordt ingelopen.

De zaak kwam aan het licht na een verslag van de Wsnp-bewindvoerder, die meldde dat de beschermingsbewindvoerder geld had overgemaakt naar de schuldenares vlak voor de toelating tot de Wsnp. Dit leidde tot een onderzoek naar de financiële handelingen van de beschermingsbewindvoerder. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de beschermingsbewindvoerder verantwoordelijk gehouden moest worden voor de ontstane boedelachterstand, aangezien de schuldenares onder bewind stond vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand. De rechtbank benadrukte dat de beschermingsbewindvoerder had moeten afwachten met het overmaken van gelden tot na de toelating tot de Wsnp.

De rechtbank concludeerde dat de boedelachterstand van € 834,17 aan de beschermingsbewindvoerder kon worden toegerekend en dat hij deze zo spoedig mogelijk vanuit eigen middelen moest voldoen. De beslissing van de rechtbank was een belangrijke stap in het waarborgen van de rechten van de schuldeisers en het handhaven van de integriteit van de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
locatie Lelystad
zaaknummer: C/16/17/786 R
nummer verklaring: CDS1700815636
uitspraakdatum: 17 mei 2018
uitspraak op grond van artikel 350 lid 3 van de Faillissementswet
(“voorstel tussentijdse beëindiging schuldsanering”)

enkelvoudige kamer

Bij vonnis van deze kamer van 13 december 2017 is de definitieve schuldsanering (Wsnp) uitgesproken ten aanzien van:

[schuldenares] ,

geboren op [geboortedatum] -1985 te [geboorteplaats] (Polen),
wonende [adres] [postcode] [woonplaats] ,
hierna: schuldenares.
Bij openbaar verslag van 9 januari 2018 heeft de Wsnp-bewindvoerder (mevrouw [naam Wsnp-bewindvoerder] ) laten weten dat de beschermingsbewindvoerder (de heer [naam beschermingsbewindvoerder] ) het tegoed op de spaarrekening (€ 2.150,-) van schuldenares vlak voor de toepassing van de Wsnp heeft overgemaakt naar de privérekening van schuldenares.
Bij brief van 23 januari 2018 heeft mevrouw [naam Wsnp-bewindvoerder] het volgende laten weten:
- Medio november 2017 was het saldo op de spaarrekening van schuldenares
€ 2.150,-. Schuldenares spaarde elke maand € 50,- en daarnaast zijn er belastingteruggaven op de spaarrekening overgemaakt. Tijdens de toelatingszitting op 13 december 2017 is aan [naam beschermingsbewindvoerder] gevraagd wat er met de belastingteruggaven is gebeurd; hier had hij toen geen antwoord op;
- Op datum toepassing Wsnp (13 december 2017) stond er nog maar € 300,83 op de spaarrekening. De gelden zouden onder andere zijn besteed aan een boxspring-bed van € 696,50. De beschermingsbewindvoerder heeft inmiddels wel een bedrag van
€ 400,- overgemaakt naar de boedelrekening;
- Na aftrek van het boxspring-bed en het bedrag dat [naam beschermingsbewindvoerder] heeft overgemaakt naar de boedelrekening blijft er derhalve nog een bedrag van € 1.053,50 over wat naar de boedel moet, aldus [naam Wsnp-bewindvoerder] . ING zal het resterende bedrag van € 300,83 nog overmaken naar de boedelrekening.
Bij brief van 16 februari 2018 heeft [naam beschermingsbewindvoerder] desgevraagd gereageerd op de brief van [naam Wsnp-bewindvoerder] . Hij stelt dat de berekening van [naam Wsnp-bewindvoerder] niet juist is. Voorts zijn er alleen noodzakelijke uitgaven gedaan. Schuldenares moest verhuizen vanwege haar zwangerschap. Zij moest hiervoor geld lenen van de gemeente om de borg te kunnen betalen. Voorts moest er een complete inrichting worden aangeschaft. Vanwege lichamelijke klachten is er een duurder bed gekocht. Daarnaast is er geld besteed aan tandartskosten, aldus [naam beschermingsbewindvoerder] .
Bij brief van 8 maart 2018 heeft [naam Wsnp-bewindvoerder] weer gereageerd op de brief van [naam beschermingsbewindvoerder] . Zij is mening dat de kwesties met betrekking tot de zwangerschap en de verhuizing reeds een jaar speelden en derhalve nu niet meer relevant zijn. Volgens de bewindvoerder gaat het erom dat het saldo op spaarrekening vlak voor toelating tot de Wsnp is afgenomen met
€ 1.849,17.
Op 4 april 2018 heeft de rechter-commissaris de Wsnp-regeling voorgedragen voor tussentijdse beëindiging omdat schuldenares haar schuldeisers heeft benadeeld door kort voor de toelating tot de Wsnp een groot deel van het aanwezige saldo op de spaarrekening te besteden aan (consumptieve) uitgaven ten behoeve van zichzelf. Voorts heeft zij kennelijk getracht om de belastinggelden verborgen te houden door hiervan geen melding te maken op de toelatingszitting. Dit getuigt niet van een saneringsgerichte houding, aldus de rechter-commissaris.
Op 26 april 2018 heeft een terechtzitting als bedoeld in artikel 353 Fw plaatsgevonden. Op deze terechtzitting zijn verschenen schuldenares, de heer [naam beschermingsbewindvoerder] (en collega) en mevrouw [naam Wsnp-bewindvoerder] .
[naam Wsnp-bewindvoerder] heeft ter zitting laten weten dat [naam beschermingsbewindvoerder] verantwoordelijk dient te worden gehouden voor de ontstane boedelachterstand (en dus niet schuldenares). Immers, het vermogen van schuldenares is onder bewind gesteld wegens lichamelijke of geestelijke toestand. [naam beschermingsbewindvoerder] heeft kort voor toelating Wsnp bedragen overgemaakt naar schuldenares, terwijl deze bedragen aan de boedel toebehoren. [naam beschermingsbewindvoerder] is hiermee tekort geschoten met betrekking tot zijn zorgtaak, aldus [naam Wsnp-bewindvoerder] . [naam Wsnp-bewindvoerder] pleit voor afwijzing van de voordracht tot tussentijdse beëindiging onder de verplichting dat [naam beschermingsbewindvoerder] de ontstane boedelachterstand moet inlossen.
[naam beschermingsbewindvoerder] heeft ter zitting laten weten dat hij zich verbaast over de aantijgingen van [naam Wsnp-bewindvoerder] . Met het geld zijn alleen noodzakelijke spullen aangeschaft (boxspring-bed en gebitsprothese). In het verleden is er wel eens extra leefgeld overgemaakt, dit had misschien niet mogen gebeuren.

Motivering

De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een boedelachterstand. Vaststaat dat het saldo op de spaarrekening van schuldenares medio november 2017 € 2.150,- bedroeg en dat het saldo op de dag van de toelating tot de Wsnp nog maar € 300,83 bedroeg (ING gaat dit bedrag nog overmaken naar de boedelrekening). Het verschil van € 1.849,17 komt in beginsel aan de boedel toe. Inmiddels is er een bedrag van € 1.015,- overgemaakt naar de boedelrekening. Dit houdt in dat er sprake is van een boedelachterstand € 834,17. [naam beschermingsbewindvoerder] heeft verklaard dat dit geld is uitgegeven aan een boxspring-bed en dat het eigen risico met betrekking tot de zorgverzekering is betaald.
De rechtbank acht het zeer kwalijk dat [naam beschermingsbewindvoerder] zonder overleg met de toezichthoudend kantonrechter en in het zicht van de Wsnp gelden van de spaarrekening heeft overgemaakt naar schuldenares in privé. [naam beschermingsbewindvoerder] had zich ervan moeten vergewissen dat deze gelden mogelijk voor de schuldeisers gereserveerd hadden moeten worden. Hij had – naar het oordeel van de rechtbank – in ieder geval de toelating tot de Wsnp moeten afwachten. Na de toelating tot de Wsnp had hij vervolgens al het spaargeld moeten overmaken naar de boedelrekening. Voor (medisch) noodzakelijke uitgaven ten behoeve van schuldenares had hij vervolgens in contact moeten treden met de Wsnp-bewindvoerder en de rechter-commissaris (mogelijk kan hij dit alsnog doen). Door dit na te laten heeft [naam beschermingsbewindvoerder] in ieder geval de suggestie gewekt dat hij in het zicht van de Wsnp heeft getracht om gelden te onttrekken aan de boedel. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat de boedelachterstand is toe te rekenen aan [naam beschermingsbewindvoerder] (en dus niet aan schuldenares). Immers, het vermogen van schuldenares is onder bewind gesteld vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand, waardoor zij niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Van een beschermingsbewindvoerder mag worden verwacht dat hij deze belangen voor haar waarneemt. [naam beschermingsbewindvoerder] heeft dat in dit geval nagelaten. De rechtbank zal [naam beschermingsbewindvoerder] derhalve opdragen om het de boedelachterstand zo spoedig mogelijk
vanuit eigen middelente voldoen.
Beslissing
De rechtbank:
wijst af de voordracht tot tussentijdse beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
verstaat dat [naam beschermingsbewindvoerder] de boedelachterstand van € 834,17 zo spoedig mogelijk vanuit eigen middelen voldoet.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.F. Houthoff en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2018. [1]