Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
enkelvoudige kamer
[schuldenares] ,
Motivering
vanuit eigen middelente voldoen.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 mei 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure betreffende de schuldsaneringsregeling van een schuldenares. De rechtbank heeft een voordracht tot tussentijdse beëindiging van de schuldsanering afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de boedelachterstand niet aan de schuldenares zelf kon worden toegerekend, maar aan haar beschermingsbewindvoerder. Deze had zonder overleg met de toezichthoudende kantonrechter en in het zicht van de wettelijke schuldsaneringsregeling geld van de beheerrekening overgemaakt naar de privérekening van de schuldenares. De rechtbank heeft de beschermingsbewindvoerder opgedragen om ervoor te zorgen dat de boedelachterstand zo spoedig mogelijk wordt ingelopen.
De zaak kwam aan het licht na een verslag van de Wsnp-bewindvoerder, die meldde dat de beschermingsbewindvoerder geld had overgemaakt naar de schuldenares vlak voor de toelating tot de Wsnp. Dit leidde tot een onderzoek naar de financiële handelingen van de beschermingsbewindvoerder. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de beschermingsbewindvoerder verantwoordelijk gehouden moest worden voor de ontstane boedelachterstand, aangezien de schuldenares onder bewind stond vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand. De rechtbank benadrukte dat de beschermingsbewindvoerder had moeten afwachten met het overmaken van gelden tot na de toelating tot de Wsnp.
De rechtbank concludeerde dat de boedelachterstand van € 834,17 aan de beschermingsbewindvoerder kon worden toegerekend en dat hij deze zo spoedig mogelijk vanuit eigen middelen moest voldoen. De beslissing van de rechtbank was een belangrijke stap in het waarborgen van de rechten van de schuldeisers en het handhaven van de integriteit van de schuldsaneringsregeling.