ECLI:NL:RBMNE:2018:4397

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 september 2018
Publicatiedatum
13 september 2018
Zaaknummer
466588 / HA RK 18-267
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in civiele procedure na eindvonnis

Op 12 september 2018 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het verzoek tot wraking van mr. A.M.N. Verhoef, de behandelend kantonrechter in een civiele zaak. Het verzoeker, handelend onder de naam [bedrijfsnaam] en wonende te [woonplaats], heeft op 4 september 2018 per e-mail een wrakingsverzoek ingediend. Dit verzoek was gebaseerd op de vrees voor vooringenomenheid van de rechter, die op 22 augustus 2018 een eindvonnis had gewezen in de zaak met het nummer 6914744 LC EXPL 18-1490.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat, volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Echter, het middel van wraking kan niet meer worden toegepast nadat de rechter een einduitspraak heeft gedaan, omdat de procedure dan is geëindigd. Aangezien de rechter op 22 augustus 2018 een eindvonnis heeft gewezen, concludeerde de wrakingskamer dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn wrakingsverzoek.

De wrakingskamer heeft besloten dat een mondelinge behandeling van het verzoek niet nodig was, gezien de kennelijke niet-ontvankelijkheid. Tevens heeft de wrakingskamer verzoeker geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van 22 augustus 2018, en verwees zij naar de website van de rechtspraak voor verdere informatie hierover. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 466588 / HA RK 18-267
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 12 september 2018op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] , handelend onder de naam [bedrijfsnaam] ,
wonende te [woonplaats],
(verder te noemen: verzoeker),

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft per e-mail van 4 september 2018 een verzoek ingediend tot wraking van mr. A.M.N. Verhoef, als behandelend kantonrechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer 6914744 LC EXPL 18-1490. De rechter heeft in die zaak op 22 augustus 2018 eindvonnis gewezen.
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het volgende, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De beoordeling

2.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.2.
Het middel van wraking is toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter, bij wie uit zijn gedrag of overtuiging vooringenomenheid blijkt tegenover een partij -althans aan een partij die daarover de objectief gerechtvaardigde vrees heeft - (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter een einduitspraak heeft gedaan, omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het wijzen van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechter die deze einduitspraak heeft gedaan.
2.3.
De rechter heeft op 22 augustus 2018 vonnis gewezen. Met dit vonnis is de procedure met het zaaknummer 6914744 LC EXPL 18-1490 geëindigd.
2.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn wrakingsverzoek.
2.5.
Op grond van deze kennelijke niet-ontvankelijkheid kan, overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 9.1, gelezen in samenhang met paragraaf 4 van het wrakingsprotocol van deze rechtbank, een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek achterwege blijven.
2.6.
Ter voorlichting van verzoeker overweegt de wrakingskamer het volgende. Uit de e-mail van 4 september 2018 blijkt dat verzoeker daarmee, naast zijn wrakingsverzoek, hoger beroep heeft willen instellen tegen het vonnis van 22 augustus 2018. Voor informatie over de hoger beroepsinstantie waarbij hoger beroep van een vonnis van de kantonrechter kan worden ingediend, in welke gevallen dat wel of niet kan en de wijze waarop dit dient te geschieden, verwijst de wrakingskamer naar de website van de rechtspraak (https://www.rechtspraak.nl/Uw-Situatie/Hoger-beroep/Handelszaak).

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling civielrecht en bestuursrecht en de president van deze rechtbank;
Deze beslissing is gegeven door mr. drs. S.C. Hagedoorn, voorzitter, en mr. C.A. de Beaufort en mr. M.J. Slootweg als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. S. Meurs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.