ECLI:NL:RBMNE:2018:4499

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 september 2018
Publicatiedatum
19 september 2018
Zaaknummer
653162-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en andere diefstallen door verdachte in Almere

Op 19 september 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1983 in Angola, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen, waaronder een tasjesroof met geweld. De rechtbank heeft het vonnis uitgesproken na een terechtzitting op 5 september 2018, waar de officier van justitie, mr. T. Tanghe, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. E.J. van der Stel, hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdachte werd beschuldigd van vijf feiten, waaronder diefstal met geweld op 21 september 2017, waarbij hij een tas van een vrouw heeft weggenomen, en meerdere winkeldiefstallen in mei en juli 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en de verdachte gewogen en kwam tot de conclusie dat er voldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De verdachte heeft bekend de tas te hebben weggenomen, maar ontkende geweld te hebben gebruikt. De rechtbank oordeelde echter dat het dossier voldoende bewijs bevatte voor de diefstal met geweld. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uren. Daarnaast is de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij, die een bedrag van € 484,10 vorderde. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte ook veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met inachtneming van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/653162-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 september 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] (Angola),
gedetineerd in de [verblijfplaats] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 september 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. E.J. van der Stel, advocaat te Almere, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] en haar gemachtigde [A] naar voren hebben gebracht.
Tevens is [B] , reclasseringswerker van [instelling 1] ter terechtzitting verschenen.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 21 september 2017 te Almere een tas heeft gestolen toebehorende aan [slachtoffer] met gebruikmaking van geweld;
feit 2:op 21 september 2017 te Almere een geldbedrag toebehorende aan [slachtoffer] heeft gestolen door middel van een valse sleutel;
feit 3:op 17 mei 2018 te Almere meerdere sixpacks bier heeft gestolen bij de [winkel 1] ;
feit 4:op 18 mei 2018 te Almere meerdere blikjes Bacardi heeft gestolen bij de [winkel 2] ;
feit 5:op 7 juli 2018 te Almere een fiets heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 en 5 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
feit 1:
Bewijsmiddelen [1]
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 21 september 2017 omstreeks 00.05 uur weg ging van haar werk te Almere. Zij liep naar de [straatnaam] en zag dat een man haar tegemoet kwam. Toen zij op de [straatnaam] liep en bijna bij haar scooter was zag zij dat deze man links naast haar kwam lopen. De man sprak haar aan en vroeg naar een bepaald adres. Zij zag dat de man ineens met twee handen haar rechterhand vastpakte en probeerde haar telefoon met veel kracht uit haar rechterhand te grijpen. Zij is toen heel hard gaan gillen. Zij voelde dat de man haar rechterhand nog steeds vasthield en dat hij ondertussen haar mond probeerde af te dekken met zijn andere hand. De man bleef aan haar telefoon trekken. Toen de man ineens losliet zag en voelde zij dat hij haar tas van haar linkerarm rukte. In haar tas zaten onder meer een pinpas van de ING en contant geld. Hierna zag zij dat de man wegrende richting het station Almere Centrum. [2]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de tas van het meisje heeft weggenomen.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij zich niets van geweld of bedreiging met geweld kan herinneren bij de diefstal van de tas. In die nacht had hij middelen gebruikt waaronder marihuana en alcohol. Hij had geen geld meer en was behoorlijk in de war. De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat de tenlastegelegde diefstal met geweld niet bewezen kan worden. De verdachte heeft weliswaar bekend de tas te hebben weggenomen, maar hij heeft ontkend geweld te hebben gebruikt. De rechtbank is van oordeel dat het dossier voldoende bewijs bevat dat verdachte aangeefster bij haar handen heeft vastgepakt en aan haar telefoon heeft getrokken waarna hij vervolgens een hand voor haar mond heeft gedaan. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster, te meer nu verdachte heeft verklaard dat hij ten tijde van de diefstal in de war was en onder invloed van verdovende middelen. De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 21 september 2017 te Almere heeft schuldig gemaakt aan diefstal met geweld.
feit 2:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 september 2018;
  • de aangifte van [slachtoffer] met als bijlage een printscreen van de transactie.
feit 3:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen [4] :
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 september 2018;
  • de aangifte door [aangever 1] namens [winkel 1] ;
feit 4:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 4 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen [6] :
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 september 2018;
  • de aangifte van [aangever 2] namens [winkel 2] .
feit 5:
Bewijsmiddelen [8]
Verbalisant [verbalisant] heeft op de camerabeelden van cameratoezicht Almere van 7 juli 2018 gezien dat verdachte om 06.54 uur op het Baltimoreplein richting een witte fiets in de fietsenstalling loopt. Hij ziet dat verdachte iets uit zijn broekzak haalt en dat hij met twee handen kracht zet en een draaiende beweging maakt. Vervolgens ziet verbalisant [verbalisant] dat hij met twee handen de slotketting om een zilveren staaf wikkelt, waardoor de slotketting uiteindelijk knapt. Om 06.55 uur ziet hij verdachte, met de vernielde slotketting, wegfietsen in de richting van Doemere. [9]
Verdachte heeft op 7 juli 2018 bij de politie verklaard dat hij in opdracht van een andere jongen een fiets heeft opgehaald in het centrum van Almere Buiten en daarmee is weggefietst. [10] Op 8 juli 2018 heeft hij bij de politie verklaard dat de sleutel die hij had meegekregen van de jongen niet in het slot van de fiets paste en dat hij het fietsslot met een ijzeren staaf heeft verbroken. [11]
Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft ter zitting bepleit dat verdachte met toestemming van de eigenaar de fiets heeft weggenomen. Verdachte heeft daarover verklaard dat de jongen die hem de opdracht had gegeven de fiets op te halen tegen hem had gezegd dat in het geval de sleutel niet zou passen hij het slot mocht forceren. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte niet aannemelijk is. Het dossier biedt in het geheel geen aanknopingspunten die de verklaring van de verdachte zouden kunnen ondersteunen. De jongen die aan de verdachte zou hebben gevraagd de fiets op te halen is onbekend gebleven. Echter, ook indien de rechtbank de verklaring van verdachte zou volgen, dan baat het hem niet. Op het moment dat de verdachte begreep dat de sleutel niet paste, had hij immers moeten beseffen dat de sleutel en de fiets niet bij elkaar hoorden en dat hij door het forceren van het slot bezig was met het wederrechtelijk toe-eigenen van een fiets die niet aan hem toebehoorde. De rechtbank acht daarom op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 7 juli 2018 te Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een fiets die aan een ander toebehoorde heeft weggenomen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
hij op 21 september 2017 te Almere, op de openbare weg, de [straatnaam] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met inhoud, waaronder een bankpas en contant geld, toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer] bij haar hand heeft vast gepakt en aan haar telefoon in haar hand heeft getrokken en
- vervolgens een hand voor haar mond heeft gedaan, en
- een tas van de arm van die [slachtoffer] heeft losgetrokken;
feit 2:
hij op 21 september 2017 te Almere, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van 13,40 euro, toebehorende aan [slachtoffer] , waarbij verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door zonder toestemming gebruik te maken van de bankpas van die [slachtoffer] ;
feit 3:
hij op 17 mei 2018 te Almere, sixpacks bier, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 4:
hij op 18 mei 2018 te Almere, een 4 pack Bacardi, blikjes Bacardi Razz, meerdere blikjes Bacardi en blikjes Mojito, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 5:
hij op 7 juli 2018 te Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening een fiets, die aan een ander of anderen dan aan verdachte toebehoorde, heeft weggenomen
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 3, feit 4 en feit 5:
telkens, diefstal.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen met eventueel een onvoorwaardelijk gedeelte dat de tijd van de voorlopige hechtenis beslaat. De verdediging heeft verzocht rekening te houden met het feit dat als verdachte niet vrij komt vóór 1 oktober 2018 hij de kamer die hij huurt zal kwijtraken.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld waarbij hij kort na middernacht een jonge vrouw met geweld heeft bestolen van haar tas. Een beroving op straat is een buitengewoon naar feit dat naast schade en angst bij het slachtoffer ook voor onrust in de samenleving zorgt. Dit volgt ook uit de slachtofferverklaring die op zitting namens [slachtoffer] is voorgedragen. Het slachtoffer ondervindt nog steeds erg veel last en angst van de voor haar zeer ingrijpende beroving. Daarnaast heeft verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan diefstallen. Het ging zelfs zo ver dat verdachte op 18 mei 2018, kort nadat hij was vrijgelaten na het verhoor wegens de winkeldiefstal op 17 mei 2018 en daarvoor een dagvaarding had ontvangen, direct naar een supermarkt is gegaan en zich aldaar weer schuldig heeft gemaakt aan een winkeldiefstal.
Persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 juli 2018, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor meerdere vermogensdelicten. Deze veroordelingen hebben verdachte niet kunnen weerhouden van het opnieuw plegen van strafbare feiten. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met een reclasseringsadvies van 28 december 2017 uitgebracht door [instelling 1] . De reclassering concludeert bij verdachte sprake is van psychische problematiek (PTSS) in combinatie met alcoholgebruik. Daarnaast heeft verdachte financiële problemen. Aan de andere kant is het belangrijk dat verdachte gemotiveerd lijkt om aan zijn problemen te werken. Ter voorkoming van recidive adviseert de reclassering verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandelverplichting, een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een drugs- en alcoholverbod indien wenselijk in het kader van de behandeling of begeleiding, een leefstijltraining en bewindvoering. Ter zitting heeft reclasseringswerker [B] gepersisteerd bij dit advies. Daarbij heeft hij verklaard dat, voor het geval de verdachte zijn woning zal verliezen indien hij ook na 1 oktober 2018 nog gedetineerd is, de wachttijd om in aanmerking te komen voor opname in een instelling voor begeleid wonen veelal langer dan een jaar bedraagt.
Verdachte heeft ter zitting uitgebreid verklaard over zijn traumatische (oorlogs)ervaringen tijdens zijn jeugd in Angola en over recente traumatische gebeurtenissen met betrekking tot zijn eigen kinderen in Nederland. Dit heeft een zodanige impact op het leven van verdachte gehad dat hij spanningen ervaarde die er toe hebben geleid dat hij erg in de war was en hij overging tot het plegen van strafbare feiten. Verdachte heeft ter zitting ook verklaard dat dit geen excuus is voor hetgeen hij heeft gedaan en dat hij veel spijt heeft van deze verkeerde keuzes.
Oplegging straf en maatregel
Gelet op de hiervoor beschreven aard en ernst van het feit is naar het oordeel van de rechtbank een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt gepast.
Met betrekking tot de duur van de gevangenisstraf zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het binnen de Rechtspraak gehouden Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit is de rechtbank van oordeel dat het feit op het grensvlak ligt van een tasjesroof en een straatroof. De oriëntatiepunten gaan voor een tasjesroof uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden en voor een straatroof van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, indien sprake is van recidive. De rechtbank zal met betrekking tot dit feit uitgaan van een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, passend en geboden is. Dat betekent, zo begrijpt de rechtbank, dat verdachte zijn kamer vooralsnog zal kunnen behouden. Daarnaast acht de rechtbank het passend verdachte een forse taakstraf op te leggen voor de duur van 150 uren.
De bijzondere voorwaarden acht de rechtbank noodzakelijk. Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zal de rechtbank die dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Voorts zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ten behoeve van aangevers ter zake van geleden schade, zoals nader in dit vonnis onder 9 zal worden besproken en beslist.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.153,29. Dit bedrag bestaat uit € 153,29 materiële schade en € 2.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering van de benadeelde partij toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toewijzing van de wettelijke rente.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft met betrekking tot de materiële schade verzocht de kosten van de telefoonrekening toe te wijzen tot een bedrag van maximaal € 10,81 en de kosten van de benzine af te wijzen. Aangaande de immateriële schade heeft de verdediging verzocht het gevorderde bedrag te matigen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten van de materiële schade, te weten de tas, de apotheekkosten, de pinpas en de buskaartjes komen voor vergoeding in aanmerking. Wat betreft de schadepost van de telefoonrekening zoekt de rechtbank aansluiting bij de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt door naar de servicenummers te bellen kort na het incident, te weten € 10,81. Aangaande de schadepost van de benzine acht de rechtbank een bedrag van € 10,- redelijk om voor vergoeding in aanmerking te komen. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat het gevorderde bedrag van de immateriële schade gematigd dient te worden tot een bedrag van € 400,-.
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 484,10 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2017 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 484,10, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 9 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 57, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
200 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
100 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
3 jarenvast;
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen 72 uur na vrijlating zal melden bij […] Reclassering ( [adres] te [vestigingsplaats] ), waarna hij zich zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich zal laten behandelen voor alcohol- en middelenproblematiek en PTSS bij [instelling 2] of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
* zich, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, kort klinisch zal laten opnemen ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek voor de duur van maximaal zeven weken, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling of behandelaar zullen worden gegeven;
* na de klinische behandeling zal verblijven in een 24-uursvoorziening, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan het (dag-) programma dat deze voorziening met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit nodig acht;
* zich zal onthouden van het gebruik van cocaïne en/of alcohol, wanneer en zolang de reclassering en de behandelaar dit noodzakelijk achten, waarbij hij zal meewerken aan middelencontrole;
* indien geïndiceerd in de loop van het toezicht, zal deelnemen aan een gedragsinterventie bestaande uit een GI-GGZ Leefstijltraining, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens de instelling aan verdachte zullen worden gegeven zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich zal houden aan de aanwijzingen van- en afspraken met de reclassering, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan de voortzetting van de bewindvoering en toestemming zal geven voor het contact tussen de reclassering en zijn bewindvoerder.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
150 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 75 dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 484,10;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2017 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 484,10 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 9 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Ludwig, voorzitter, mrs. H.J. Bos en G.D. Kleijne, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 september 2018.
Mr. Kleijne is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 21 september 2017 te Almere, in elk geval in het arrondissement Midden-Nederland, op de openbare weg, de [straatnaam] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met inhoud, waaronder een bankpas en contant geld, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer] bij haar hand(en) heeft vast gepakt en/of aan haar hand en/of de telefoon in haar hand heeft getrokken en/of
- ( vervolgens) een hand voor haar mond heeft gedaan, althans heeft getracht voor haar mond te doen, en/of
- een tas van de arm van die [slachtoffer] heeft (los)getrokken;
feit 2:
hij op of omstreeks 21 september 2017 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer) 13,40 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van de bankpas van die [slachtoffer]
feit 3:
hij op of omstreeks 17 mei 2018 te Almere, in elk geval in Nederland, één of meerdere sixpack(s) bier, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 4:
hij op of omstreeks 18 mei 2018 te Almere, in elk geval in Nederland, een 4 pack Bacardi en/of een of meerdere blikje(s) Bacardi Razz en/of een of meerdere blikje(s) Bacardi en/of een of meerdere blikje(s) Mojito Eén, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 5:
hij op 7 juli 2018 te Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening een fiets, die aan een ander of anderen dan aan verdachte toebehoorde, heeft weggenomen.

Voetnoten

1.Wanneer met betrekking tot feit 1 en feit 2 wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 september 2017, genummerd 2017288889, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 59. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 1 en 2.
3.Pagina 3 en 5.
4.Wanneer met betrekking tot feit 3 wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 mei 2018, genummerd PL0900-2018138892, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 21. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
5.Een geschrift, inhoudende landelijke aangifteformulier winkeldiefstal, pagina 3 tot en met 5.
6.Wanneer met betrekking tot feit 4 wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 juni 2018, genummerd 2018156028, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 26. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
7.Pagina 3 en 4.
8.Wanneer met betrekking tot feit 5 wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 juli 2018, genummerd 2018194869 en 2018196210, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 70. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
9.Pagina 24.
10.Pagina 55.
11.Pagina 60.