ECLI:NL:RBMNE:2018:4561

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 september 2018
Publicatiedatum
25 september 2018
Zaaknummer
466645 HA RK 18-269
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • mr. drs. S.M. van Lieshout
  • mr. H.A. Brouwer
  • mr. R.J. Praamstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen kantonrechter in verband met geschil over bewindvoering en recht op bescherming

Op 25 september 2018 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door verzoeker tegen mr. C.J. Hofman, de behandelend kantonrechter in een eerdere zaak. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de kantonrechter niet de nodige bescherming had geboden aan verzoeker in verband met de weigering van de bewindvoerder om een betaald LinkedIn-account te activeren. Verzoeker stelde dat deze weigering in strijd was met zijn mensenrechten, zoals vastgelegd in VN-resoluties. Tijdens de zitting op 3 september 2018 had de kantonrechter al aangegeven dat de evaluatie van de bewindvoering naar een andere zitting kon worden verplaatst, maar verzoeker wilde hier geen gebruik van maken.

De wrakingskamer heeft de feiten en omstandigheden die door verzoeker zijn aangevoerd, beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond. De kantonrechter had geen persoonlijke vooringenomenheid getoond en de eerdere beslissingen van de kantonrechter, die verzoeker onwelgevallig waren, vormden geen grond voor de vrees voor partijdigheid. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en de procedure in de oorspronkelijke stand voortgezet.

De beslissing is openbaar uitgesproken en de griffier heeft de betrokken partijen op de hoogte gesteld van deze beslissing. De wrakingskamer heeft de procedure van verzoeker met zaaknummer 6434027 MT VERZ 17-11454 opgedragen om voort te zetten in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 466645 HA RK 18-269
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
25 september 2018op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker),

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 3 september 2018;
- de brief van verzoeker van 3 september 2018;
- de schriftelijke reactie van mr. C.J. Hofman van 7 september 2018.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 11 september 2018 met gesloten deuren behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • verzoeker;
  • mevrouw [bewindvoerder] , bewindvoerder over de goederen van verzoeker, als belanghebbende.
Mr. Hofman is met bericht van verhindering niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek en het verweer

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. C.J. Hofman als behandelend kantonrechter (hierna te noemen: de kantonrechter), in de zaak met het zaaknummer 6434027 MT VERZ 17-11454. In deze zaak heeft de kantonrechter op 3 september 2018 een mondelinge behandeling gehouden naar aanleiding van de vijfjaarlijkse evaluatie. Van de zitting van 3 september 2018 is proces-verbaal opgemaakt.
2.2.
Verzoeker heeft het volgende aan het verzoek tot wraking ten grondslag gelegd. Verzoeker wenst een betaald LinkedIn-account. De bewindvoerder van verzoeker wil dit niet activeren, dan wel betalen. Hierdoor worden universele rechten van de mens geschonden, namelijk de artikelen 19 en 23 van de betreffende VN resolutie. Een persoon heeft recht op bescherming van de rechter indien er in strijd met de wet wordt gehandeld, op grond van artikel 8 van de VN resolutie. De kantonrechter heeft nagelaten om de bewindvoerder op te dragen geld ter beschikking te stellen voor dit account en ook heeft de kantonrechter nagelaten om de bewindvoerder mee te delen dat het blokkeren van dit betaalde account in strijd is met de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid om te mogen werken. Hierdoor heeft de kantonrechter verzoeker deze bescherming niet geboden.
2.3.
De kantonrechter heeft niet berust in de wraking. Voordat verzoeker de brief, met daarin het wrakingsverzoek, aan de kantonrechter heeft overhandigd, heeft de kantonrechter met verzoeker besproken dat de vijfsjaarsevaluatie naar een andere zitting kan worden verplaatst, waar hij dan waarschijnlijk een andere rechter zou treffen. Ook heeft de kantonrechter aangeboden een deskundige te benoemen die kan onderzoeken of bewind voor verzoeker nog steeds noodzakelijk is om zijn vermogensrechtelijke belangen te beschermen. Verzoeker wilde van deze mogelijkheden geen gebruik maken. De kantonrechter vindt niet dat zij een vooringenomen standpunt heeft. In toezicht is het nu eenmaal zo dat in dezelfde zaak meer dan eens op uiteenlopende kwesties een beslissing moet worden genomen. Iedere keer weer wordt zo’n kwestie bekeken en beoordeeld.
De bewindvoerder heeft het beheer over het vermogen van verzoeker. Om te beschikken over het vermogen heeft de bewindvoerder voor bedragen boven de € 1.500,00 machtiging nodig van de kantonrechter. In het geval van het betaalde LinkedIn-account is geen machtiging verzocht, omdat het om een lager bedrag gaat. De bewindvoerder heeft het overzicht van het vermogen van de verzoeker en moet inschatten of de uitgave in verhouding staat tot het vermogen en wat de bijbehorende risico’s zijn. Volgens de kantonrechter heeft de bewindvoerder binnen de ruimte gehandeld die de wet de bewindvoerder geeft. De kantonrechter ziet geen aanleiding de bewindvoerder in dezen een aanwijzing te geven.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De rechtbank onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn of haar overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De rechtbank zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Persoonlijke vooringenomenheid bij de rechter is niet gesteld of gebleken.
3.4.
Verzoeker meent dat de kantonrechter de indruk heeft gewekt vooringenomen te zijn doordat de kantonrechter eerder de bewindvoerder geen aanwijzing heeft gegeven om geld vrij te maken voor een betaald LinkedIn-account. Dat de kantonrechter in een eerder geval een de verzoeker onwelgevallige beslissing heeft genomen of (in zijn ogen) heeft nagelaten een beslissing te nemen, betekent naar het oordeel van de wrakingskamer niet dat thans sprake is van een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid.
3.5.
De feiten en omstandigheden die namens verzoeker ter onderbouwing van het wrakingsverzoek naar voren zijn gebracht, leveren geen grond op voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden en kunnen dus geen grond vormen voor wraking.
3.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.
4. De beslissing
De wrakingskamer:
4.1. verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2. draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, de bewindvoerder, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Toezicht en de president van deze rechtbank;
4.3. bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 6434027 MT VERZ 17-11454 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter, en mr. H.A. Brouwer en mr. R.J. Praamstra als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. A. Minkjan, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2018.
de griffier mr. H.A. Brouwer