ECLI:NL:RBMNE:2018:4855

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2018
Publicatiedatum
5 oktober 2018
Zaaknummer
C/16/463033 / FL RK 18-1336
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van kinderalimentatie voor jongmeerderjarige in echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 4 oktober 2018 een beschikking gegeven in een alimentatiekwestie betreffende een jongmeerderjarige, aangeduid als [voornaam van verzoekster]. De verzoekster heeft haar moeder gemachtigd om namens haar te procederen in de echtscheidingsprocedure tussen haar ouders, de man en de vrouw. Het verzoek betreft een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie, welke is afgesplitst van de echtscheidingsprocedure. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 28 juni 2018, waarbij de man en de vrouw, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de vrouw in 1993 zijn gehuwd en drie kinderen hebben, waarvan er twee nog minderjarig zijn. De jongmeerderjarige [voornaam van verzoekster] heeft een bijdrage van € 284,50 per maand verzocht, terwijl de man een lagere bijdrage van € 142,-- heeft voorgesteld. De rechtbank heeft de behoefte van [voornaam van verzoekster] vastgesteld op basis van de door de vrouw overgelegde berekeningen, die uitkwamen op € 664,-- per maand voor beide kinderen, wat resulteert in een behoefte van € 332,-- per kind per maand.

De rechtbank heeft de draagkracht van de man beoordeeld over verschillende perioden, rekening houdend met zijn WW-uitkering en latere werk bij twee verschillende bedrijven. De man heeft zijn draagkracht in de periode van 27 mei 2016 tot 1 januari 2017 vastgesteld op € 372,-- per maand, en in de daaropvolgende jaren op respectievelijk € 998,-- en € 987,-- per maand. De rechtbank heeft de beschikbare draagkracht van de vrouw vastgesteld op € 50,-- per maand. Uiteindelijk heeft de rechtbank de door de man te betalen bijdrage aan [voornaam van verzoekster] vastgesteld op € 186,-- per maand voor de periode van 27 mei 2016 tot 1 januari 2017, € 323,-- per maand van 1 januari 2017 tot 1 januari 2018, en € 328,-- per maand vanaf 1 januari 2018 tot de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Lelystad
zaaknummer: C/16/463033 / FL RK 18-1336
datum:

beschikking van de enkelvoudige familiekamer

inzake

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. R.W.A. Offermanns,
hierna als [voornaam van verzoekster] aangeduid,
verzoekster,
en

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. P. Bosma,
hierna als de man aangeduid,
belanghebbende.

Het procesverloop

[voornaam van verzoekster] heeft haar moeder, [A] (hierna aangeduid als de vrouw) op
24 januari 2017 schriftelijk gemachtigd in de echtscheidingsprocedure tussen de man en de vrouw (onder zaaknummer) om namens haar te procederen over de kinderalimentatie na
[datum] 2016, de datum waarop [voornaam van verzoekster] jongmeerderjarig is geworden.
De rechtbank heeft het verzoek van [voornaam van verzoekster] om een door de man te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud en studie onder bovenvermeld zaaknummer afgesplitst van de echtscheidingsprocedure.
Mr. Offermanns, de advocaat van de vrouw in de echtscheidingsprocedure, heeft zich gesteld namens [voornaam van verzoekster] .
Namens [voornaam van verzoekster] zijn geen stukken binnengekomen. De rechtbank heeft in deze zaak dan ook alleen kennisgenomen van de in de echtscheidingsprocedure binnengekomen stukken van partijen voor zover deze betrekking hebben op de kinderalimentatie, te weten:
  • het bij de rechtbank op 27 mei 2016 binnengekomen verzoekschrift van de vrouw in de echtscheidingsprocedure;
  • het bij de rechtbank op 8 oktober 2016 binnengekomen verweerschrift tevens houdende zelfstandige verzoeken van de man in de echtscheidingsprocedure;
  • het bij de rechtbank op 16 januari 2017 binnengekomen aanvullend c.q. gewijzigd verzoekschrift van de vrouw in de echtscheidingsprocedure;
  • een brief van 13 januari 2017, met producties, namens de man;
  • een brief van 20 januari 2017, met producties, namens de man;
  • een F9-formulier van 12 juni 2018, met bijlagen, namens de vrouw, en
  • een faxbericht van 25 juni 2018, met producties, namens de man.
De zaak is gelijktijdig met de echtscheidingszaak behandeld ter zitting met gesloten deuren op 28 juni 2018.
Verschenen zijn:
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Offermanns, en
  • de man, bijgestaan door mr. Bosma.

Vaststaande feiten

De man en de vrouw zijn op [trouwdatum] 1993 met elkaar gehuwd.
De kinderen van de man en de vrouw zijn:
  • de inmiddels meerderjarige [B] , geboren op [geboortedatum] 1996 in de gemeente [geboorteplaats] ;
  • de inmiddels jongmeerderjarige
  • de minderjarige [C] , geboren op [geboortedatum] 2011 in de gemeente [geboorteplaats] .

Beoordeling van de zaak

Kinderbijdrage

[voornaam van verzoekster] heeft vanaf [datum] 2016, de datum waarop zij jongmeerderjarig is geworden, een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud en studie verzocht van € 284,50 per maand.
De man heeft verzocht de aan [voornaam van verzoekster] te betalen onderhoudsbijdrage te bepalen op € 142,-- per maand.
Ingangsdatum
De rechtbank zal de eventuele ingangsdatum van de door de man aan [voornaam van verzoekster] te betalen onderhoudsbijdrage zoals door [voornaam van verzoekster] is verzocht bepalen op [datum] 2016.
Behoefte [voornaam van verzoekster]
Bij faxbericht van 25 juni 2018 zijn namens de vrouw berekeningen betreffende de kinderalimentatie overgelegd. Blijkens deze berekeningen bedroeg de behoefte van [voornaam van verzoekster] en [voornaam van C] in 2016 in totaal € 664,-- per maand, zijnde € 332,-- per kind per maand. Hierbij is uitgegaan van enkel een netto besteedbaar inkomen van de man van € 3.014,-- per maand. Tijdens de zitting op 28 juni 2018 heeft de man te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen deze behoefte, zodat de rechtbank van die behoefte zal uitgaan.
Geïndexeerd naar 2017 levert voormelde bedrag van € 332,-- een behoefte van [voornaam van verzoekster] op van afgerond € 339,-- per maand en naar 2018 een behoefte van € 344,-- per maand.
Draagkracht man
Uit de stukken en de stellingen van de vrouw en de man is het volgende gebleken.
De man heeft vanaf 1 maart 2016 een WW-uitkering ontvangen.
Met ingang van 15 januari 2017 is de man werkzaam geweest bij [bedrijfsnaam 1] B.V.
Dit bedrijf is overgenomen door [bedrijfsnaam 2] B.V. De man is per 1 juli 2018 in dienst getreden bij [bedrijfsnaam 2] .
Gelet op het voormelde zullen betreffende de draagkracht van de man verschillende perioden worden onderscheiden, te weten de periode van 27 mei 2016 tot - om doelmatigheids-redenen - 1 januari 2017, de periode van 1 januari 2017 tot 1 januari 2018, de periode van
1 januari 2018 tot 1 juli 2018 en vanaf 1 juli 2018.
periode vanaf 27 mei 2016 tot 1 januari 2017
Voor de berekening van de draagkracht van de man over deze periode zal worden uitgegaan van de uitkeringsspecificaties betreffende de WW van oktober en november 2016. Blijkens deze specificaties bedroeg de bruto uitkering € 2.873,72 per maand, exclusief 8 % vakantietoeslag. Dit levert, inclusief 8 % vakantietoeslag, een netto besteedbaar inkomen op van € 2.031,-- per maand. Hierbij wordt verwezen naar de aan deze beschikking gehechte berekening.
Uitgaande van voormeld netto besteedbaar gezinsinkomen bedroeg de draagkracht van de man in de periode van 27 mei 2016 tot 1 januari 2017: 70% van [2.031 – (0,3 x 2.031 + 890)] = afgerond € 372,-- per maand.
periode vanaf 1 januari 2017 tot 1 januari 2018
Voor de berekening van de draagkracht van de man over deze periode zal worden uitgegaan van de jaaropgave van het UWV betreffende een WW-uitkering waarop een loon is vermeld van € 6.013,-- en de jaaropgave van [bedrijfsnaam 1] waarop een loon is vermeld van
€ 55.550,--. Dit levert een netto besteedbaar inkomen op van € 3.329,-- per maand. Hierbij wordt verwezen naar de aan deze beschikking gehechte berekening.
Uitgaande van voormeld netto besteedbaar gezinsinkomen bedroeg de draagkracht van de man in de periode van 1 januari 2017 tot 1 januari 2018: 70% van [3.329 – (0,3 x 3.329 + 905)] = afgerond € 998,-- per maand.
periode vanaf 1 januari 2018 tot 1 juli 2018
Voor de berekening van de draagkracht van de man over deze periode zal de rechtbank de namens de man bij faxbericht van 25 juni 2018 overgelegde draagkrachtberekening volgen waarbij is uitgegaan van een bruto salaris van afgerond € 4.613,-- zoals is vermeld op de overgelegde salarisspecificaties over maart tot en met mei 2018 van [bedrijfsnaam 1] . Blijkens deze specificaties is in april 2018 een bruto bedrag van € 2.000,-- uitgekeerd als tantième. De rechtbank heeft hier rekening mee gehouden. De man heeft weliswaar gesteld dat de in april uitgekeerde tantième ziet op 2017, echter hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij, zolang hij bij [bedrijfsnaam 1] zal werken, in de toekomst deze tantième niet meer zal ontvangen. Hierbij is van belang dat in de arbeidsovereenkomst is vermeld dat de man recht heeft op een bonus van maximaal € 10.000,-- per jaar, welke bonus afhankelijk is van vooropgestelde doelstellingen. Uitgaande van deze specificaties bedraagt het netto besteedbaar inkomen
€ 3.329,-- per maand. Hierbij wordt verwezen naar de aan deze beschikking gehechte berekening.
Uitgaande van voormeld netto besteedbaar gezinsinkomen bedroeg de draagkracht van de man in de periode van 1 januari 2018 tot 1 juli 2018: 70% van [3.329 – (0,3 x 3.329 + 920)] =
afgerond € 987,-- per maand.
vanaf 1 juli 2018
Blijkens de overgelegde arbeidsovereenkomst tussen de man en [bedrijfsnaam 2] is het bruto inkomen van de man gelijk aan het bruto inkomen dat de man bij [bedrijfsnaam 1] had. De rechtbank zal er dan ook vanuit gaan dat de draagkracht van de man vanaf 1 juli 2018 gelijk is aan zijn draagkracht tot 1 juli 2018, derhalve € 987,-- per maand.
*** beschikbare draagkracht van de man om in de kosten van [voornaam van verzoekster] te voorzien
Bij de bepaling van de door de man aan [voornaam van verzoekster] te betalen onderhoudsbijdrage zal rekening worden gehouden met het in de beschikking betreffende de echtscheiding tussen de man en de vrouw berekende aandeel van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van [voornaam van C] , zijnde de vastgestelde kinderalimentatie te vermeerderen met de (te verzilveren) zorgkorting, en de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw.
De man stelt tijdens de zitting op 28 juni 2018 voor het eerst dat zijn draagkracht over de drie kinderen van partijen dient te worden verdeeld.
Op 27 mei 2016 was [voornaam van B] nog jongmeerderjarig. Zij is op [datum] 2017 meerderjarig geworden. Tot [datum] 2017 waren partijen dus in ieder geval nog onderhoudsplichtig ten aanzien van [voornaam van B] . Nu niets is gesteld over de behoefte van [voornaam van B] zal de rechtbank haar buiten beschouwing laten wat betreft de bepaling van de door de man aan [voornaam van verzoekster] te betalen onderhoudsbijdrage.
Het aandeel van de man in de kosten van [voornaam van C] is in die beschikking berekend op:
  • € 186,-- per maand met ingang van 27 mei 2016 tot 1 januari 2017;
  • € 323,-- per maand met ingang van 1 januari 2017 tot 1 januari 2018, en
  • € 327,-- per maand met ingang van 1 januari 2018.
De door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud is met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking bepaald op
€ 428,-- bruto per maand. Dit levert voor de man een netto te betalen bedrag op van afgerond € 253,-- per maand.
De man heeft gelet op het voormelde betreffende de kosten van [voornaam van verzoekster] een beschikbare draagkracht van:
  • € 186,-- (= 372 -/- 186) over de periode van [datum] 2016 tot 1 januari 2017:
  • € 675,-- (= 998 -/- 323) over de periode van 1 januari 2017 tot 1 januari 2018;
  • € 660,-- (= 987 -/- 327) over de periode van 1 januari 2018 tot de datum waarop de echtscheidingsbeschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
  • € 407,-- (= 987 -/- 327 -/- 253) vanaf de datum waarop de echtscheidingsbeschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Draagkracht vrouw
Vast staat dat de vrouw sinds 27 mei 2016 een bijstandsuitkering ontvangt.
Tussen partijen is niet in geschil dat de draagkracht van de vrouw om bij te dragen in de kosten van de kinderen in totaal € 50,-- per maand bedraagt, zodat de rechtbank daar ook vanuit zal gaan.
*** beschikbare draagkracht van de vrouw om in de kosten van [voornaam van verzoekster] te voorzien
Bij de bepaling van de beschikbare draagkracht van de vrouw om in de kosten van [voornaam van verzoekster] te voorzien zal rekening worden gehouden met het aandeel van de vrouw in de kosten van [voornaam van C] . Dit wordt berekend door de behoefte van [voornaam van C] te verminderen met het aandeel van de man in de kosten van [voornaam van C] (= door hem te betalen kinderalimentatie vermeerderd met de (te verzilveren) zorgkorting.
De behoefte van [voornaam van C] is gelijk aan de behoefte van [voornaam van verzoekster] . Hierbij wordt verwezen naar hetgeen hiervoor is overwogen betreffende de behoefte van [voornaam van verzoekster] .
Het aandeel van de vrouw in de kosten van [voornaam van C] bedraagt:
  • € 146,-- (= 332 - 186) over de periode van [datum] 2016 tot 1 januari 2017:
  • € 16,-- (= 339 - 323) over de periode van 1 januari 2017 tot 1 januari 2018;
  • € 17,-- (= 344 - 327) vanaf 1 januari 2018.
De vrouw heeft gelet op het voormelde betreffende de kosten van [voornaam van verzoekster] over de periode van [datum] 2016 tot 1 januari 2017 geen beschikbare draagkracht en een beschikbare draagkracht van:
  • € 34,-- (= 50 - 16) over de periode van 1 januari 2017 tot 1 januari 2018;
  • € 33,-- (= 50 - 17) vanaf 1 januari 2018.
Draagkrachtvergelijking
periode vanaf [datum] 2016 tot 1 januari 2017
Zoals hiervoor is overwogen bedroeg de beschikbare draagkracht van de man om in de kosten van [voornaam van verzoekster] te voorzien over de periode vanaf [datum] 2016 tot 1 januari 2017 € 186,-- per maand en had de vrouw geen beschikbare draagkracht om in de kosten van [voornaam van verzoekster] te voorzien. Een draagkrachtvergelijking kan dan ook achterwege worden gelaten. De man zal zijn volledige beschikbare draagkracht dienen aan te wenden om in de kosten van [voornaam van verzoekster] te voorzien.
periode vanaf 1 januari 2017 tot 1 januari 2018
Over de periode vanaf 1 januari 2017 tot 1 januari 2018 bedroeg de beschikbare draagkracht van de man om in de kosten van [voornaam van verzoekster] te voorzien € 675,-- per maand en de beschikbare draagkracht van de vrouw om in die kosten te voorzien € 34,-- per maand. De gezamenlijke draagkracht bedroeg dan ook € 709,-- per maand. Dit is voldoende om volledig in de behoefte van [voornaam van verzoekster] in 2017 van € 339,-- per maand te voorzien. Na vergelijking van ieders draagkracht becijfert de rechtbank het aandeel van de man in de kosten van [voornaam van verzoekster] op afgerond € 323,-- per maand en dat van de vrouw op afgerond € 16,-- per maand.
periode vanaf 1 januari 2018 tot de datum waarop de echtscheidingsbeschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand
Vanaf 1 januari 2018 tot de datum waarop de echtscheidingsbeschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand bedraagt de beschikbare draagkracht van de man om in de kosten van [voornaam van verzoekster] te voorzien € 660,-- per maand en de beschikbare draagkracht van de vrouw om in die kosten te voorzien € 33,-- per maand. De gezamenlijke draagkracht bedroeg dan ook € 693,-- per maand. Dit is voldoende om volledig in de behoefte van [voornaam van verzoekster] in 2018 van € 344,-- per maand te voorzien. Na vergelijking van ieders draagkracht becijfert de rechtbank het aandeel van de man in de kosten van [voornaam van verzoekster] op afgerond € 328,-- per maand en dat van de vrouw op afgerond € 16,-- per maand.
vanaf de datum waarop de echtscheidingsbeschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand
Vanaf de datum waarop de echtscheidingsbeschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand bedraagt de beschikbare draagkracht van de man om in de kosten van [voornaam van verzoekster] te voorzien € 407,-- per maand en de beschikbare draagkracht van de vrouw om in die kosten te voorzien € 33,-- per maand. De gezamenlijke draagkracht bedroeg dan ook € 440,-- per maand. Dit is voldoende om volledig in de behoefte van [voornaam van verzoekster] in 2018 van € 344,- per maand te voorzien. Na vergelijking van ieders draagkracht becijfert de rechtbank het aandeel van de man in de kosten van [voornaam van verzoekster] op afgerond € 318,-- per maand en dat van de vrouw op afgerond € 26,-- per maand.
Conclusie
Op grond van het voormelde zal de rechtbank de door de man aan [voornaam van verzoekster] te betalen bijdrage in haar kosten van levensonderhoud en studie bepalen op:
  • € 186,-- per maand met ingang van [datum] 2016 tot 1 januari 2017;
  • € 323,-- per maand met ingang van 1 januari 2017 tot 1 januari 2018;
  • € 328,-- per maand met ingang van 1 januari 2018 tot de datum waarop de echtscheidingsbeschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
  • € 318,-- per maand met ingang van de datum waarop de echtscheidingsbeschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de man aan [voornaam van verzoekster] voldoet als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud en studie, voortaan telkens bij vooruitbetaling te voldoen:
  • € 186,-- per maand met ingang van [datum] 2016 tot 1 januari 2017;
  • € 323,-- per maand met ingang van 1 januari 2017 tot 1 januari 2018;
  • € 328,-- per maand met ingang van 1 januari 2018 tot de datum waarop de echtscheidingsbeschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
  • € 318,-- per maand met ingang van de datum waarop de echtscheidingsbeschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevraagde af.
Aldus gegeven door mr. P.A.M. Wijffels, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.K. Franken, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

Hoger beroep

Mocht u, verzoeker of belanghebbende, zich niet met de beslissing van de rechtbank kunnen verenigen, dan kunt u daartegen hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hoger beroep dient binnen een bepaalde termijn te worden ingesteld, tenzij een ander dat al heeft gedaan. Die termijn is voor verzoeker en voor de verschenen belanghebbende, aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden, drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak. De termijn is voor andere belanghebbenden drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden. Voor het instellen van hoger beroep is tussenkomst van een advocaat verplicht.