In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 oktober 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Esconado Beleggingen B.V. en LAM Property B.V. Esconado vorderde de ontruiming van twee bedrijfspanden op grond van artikel 7:290 BW, maar de kantonrechter heeft de vordering afgewezen. De rechter oordeelde dat Esconado niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij op dat moment zodanige schade lijdt door de tekortkomingen van LAM dat zij niet kan wachten op de uitkomst van een bodemprocedure. De huurovereenkomsten betroffen panden die bestemd waren voor de exploitatie van horecabedrijven, maar door Bibob-problemen kon LAM niet aan haar exploitatieverplichtingen voldoen. De kantonrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang was voor Esconado om de ontruiming te vorderen. De huur werd tijdig betaald en de panden verkeerden niet in een verwaarloosde staat. De rechter heeft Esconado in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 600,00 voor de gemachtigde van LAM.