ECLI:NL:RBMNE:2018:5002

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 oktober 2018
Publicatiedatum
12 oktober 2018
Zaaknummer
660366-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Midden-Nederland inzake verkeersdelicten en verzet tegen ambtenaren

Op 12 oktober 2018 heeft de rechtbank Midden-Nederland een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 juli 2016 in de gemeente Gooise Meren verschillende verkeersdelicten heeft gepleegd. De verdachte heeft zich met geweld verzet tegen ambtenaren, waarbij hij politievoertuigen heeft geraakt en letsel heeft veroorzaakt bij de betrokken verbalisanten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte onder invloed van alcohol verkeerde en zonder geldig rijbewijs reed. Tijdens de zittingen op 6 maart, 28 augustus en 28 september 2018 is het bewijs tegen de verdachte besproken, waaronder getuigenverklaringen en dashcambeelden van de politie. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan wederspannigheid, het beschadigen van politievoertuigen, en het veroorzaken van gevaar op de weg. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, een taakstraf van 150 uren, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van zijn handelen schade hebben geleden. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder psychische problemen en een strafrechtelijk verleden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/660366-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 oktober 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
thans uit andere hoofde gedetineerd in de [verblijfplaats] , te [plaatsnaam] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 maart 2018 en – na het wijzen van een tussenvonnis op 20 maart 2018, waarin het onderzoek werd heropend – het onderzoek op de terechtzittingen van 28 augustus 2018 en 28 september 2018.
De voorzitter heeft ter terechtzitting van 28 september 2018 vastgesteld dat in het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 maart 2018 per abuis is vermeld dat die terechtzitting achter gesloten deuren heeft plaats gevonden. Alle hierboven genoemde terechtzittingen hebben in het openbaar plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officieren van justitie mr. N.M. van Collenburg en mr. H.J. Starrenburg en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouwen mr. I Stas, advocaat te Almere en mr. H.M.A.W. Erven, advocaat te Lelystad, alsmede de benadeelde partijen [verbalisant 3] en [verbalisant 4] en hun advocaat mr. B.S. van der Klauw, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit tussenvonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:op 26 juli 2016 te Amsterdam en/of Muiderberg, gemeente Gooise Meren, zich met geweld/bedreiging met geweld heeft verzet tegen de ambtenaren: [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] door rijgedrag waarbij hij de auto met [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft geraakt en is ingereden op de auto met [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , waarbij [verbalisant 3] en [verbalisant 4] letsel hebben overgehouden, te weten pijn en/of stijve spieren in nek en rug;
Feit 2:op 26 juli 2016 te Muidenberg, gemeente Gooise Meren, opzettelijk twee politievoertuigen heeft vernield/beschadigd/ onbruikbaar gemaakt;
Feit 3:op 26 juli 2016 te Amsterdam en/of Muiderberg, gemeente Gooise Meren, gevaar en hinder heeft veroorzaakt op de weg;
Feit 4:op 26 juli 2016 te Amsterdam en/of op de A1 richting Naarden tussen Amsterdam en Muiderberg, gemeente Gooise Meren en/of op de A1 ter hoogte van Muiderberg, gemeente Gooise Meren onder invloed van alcohol (400 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht) heeft gereden;
Feit 5:op 26 juli 2016 te Amsterdam en/of op de A1 richting Naarden tussen Amsterdam en Muiderberg en/of op de A1 ter hoogte van Muiderberg, gemeente Gooise Meren heeft gereden met een ongeldig verklaard rijbewijs;
Feit 6 (16-652488-17):op 20 april 2017 te Almere zich bij zijn aanhouding met geweld/bedreiging met geweld heeft verzet tegen de ambtenaren [verbalisant 5] , [verbalisant 6] , [verbalisant 7] en/of [verbalisant 8] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting van 28 september 2018 vrijspraak bepleit van het onder feit 1, feit 2, feit 4 en feit 6 ten laste gelegde. Met betrekking tot het onder feit 3 en feit 5 heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 [1]
Op 26 juli 2016 omstreeks 02.30 uur hebben de verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] gezien dat een voertuig met het kenteken [kenteken] een rood verkeerslicht negeerde op de [straatnaam] te [plaatsnaam] . De verbalisanten hebben het voertuig dat de A10 opreed gevolgd en geprobeerd in te halen. Het voertuig maakte een onverwachts felle stuurbeweging naar links en blokkeerde het voertuig van de verbalisanten zodat zij niet in konden halen. Verbalisanten hebben op de A10 meerdere malen geprobeerd het voertuig in te halen, maar werden telkens geblokkeerd doordat het voertuig hen afsneed en van rijbaan wisselde. Dit gebeurde met felle stuurbewegingen. Op de A10 West geldt een maximale snelheid van 80 kilometer per uur. De bestuurder van het voertuig heeft dit maximum ruimschoots overschreden met circa 60 kilometer per uur. Verbalisanten hebben gezien dat de bestuurder moeite had om het voertuig onder controle te houden. Het voertuig slipte en slingerde door de bocht. De snelheid van het voertuig was in de bocht zo’n 140 à 150 kilometer per uur. Verbalisanten hebben gezien dat het voertuig diverse malen tussen het overige verkeer slalomde op een wijze dat de bestuurder de andere verkeersdeelnemers in gevaar bracht. Het voertuig heeft zijn weg vervolgd over de A1 richting Naarden. [2]
De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden [functie] van politie [eenheid 1] en de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , beiden [functie] van politie [eenheid 2] , hebben uitvoering gegeven aan de zogenaamde inboxprocedure met als doel het gevaarlijke rijgedrag van verdachte in de Peugeot te doen stoppen. [3]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] reden aan de linkerzijde van de Peugeot. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat de bestuurder hem aankeek. Beide verbalisanten zagen dat verdachte een zijdelingse beweging naar links maakte en opzettelijk tegen hen aanreed. De Peugeot deed dit om een aanrijding te veroorzaken en om mogelijk aan zijn aanhouding te ontkomen. Zij voelden door de aanrijding een harde klap. Zij zagen daarna dat het voertuig van de [eenheid 2] die voor de Peugeot reed tot stilstand kwam door middel van krachtig remmen. De Peugeot kwam achterop dat dienstvoertuig tot stilstand. Verbalisanten [verbalisant 11] en [verbalisant 12] hebben de bestuurder van de Peugeot aangehouden. Dit bleek [verdachte] te zijn. [4]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben op 26 juli 2016 aangifte gedaan. Tijdens het uitvoeren van de inboxprocedure probeerde verdachte te ontkomen door het voertuig waarin verbalisanten zaten van achteren aan te rijden. Als gevolg van deze aanrijding hebben beide verbalisanten hevige pijn in hun nek en rug en zijn met de ambulance afgevoerd naar het ziekenhuis. Verbalisant [verbalisant 4] heeft over zijn letsel verklaard dat naast de pijn de spieren in zijn nek en rug stijf zijn. [5]
Verbalisant [verbalisant 13] heeft de dashcambeelden van het politievoertuig met zicht op de inboxprocedure beschreven. Op de beelden is te zien dat drie opvallende politievoertuigen rondom het achtervolgde voertuig gaan rijden. Op het moment dat één voertuig voor, één voertuig naast en één voertuig achter het achtervolgde voertuig reden, gingen alle remlichten van alle voertuigen branden. De politievoertuigen dwongen het achtervolgde voertuig naar de rechterzijde van de weg en dwongen het voertuig op deze manier tot remmen. De snelheid in het beeld loopt terug van 150 naar 75 kilometer per uur. Op de beelden is te zien dat het achtervolgde voertuig een Peugeot is en dat de remlichten van deze Peugeot plotseling uitgaan en dat deze scherp naar links stuurt, kennelijk in een poging om, tussen het voorste en linker politievoertuig door, te ontkomen. De ruimte tussen deze twee voertuigen is te klein om tussendoor te kunnen. De Peugeot ramt vervolgens het politievoertuig voor en naast hem. [6] Deze dashcambeelden zijn ter terechtzitting van 6 maart 2018 getoond.
Op 29 juli 2016 heeft [aangever 1] namens de Politie [eenheid 2] aangifte gedaan van vernieling van een personenauto van het merk Volvo, type V70, met het kenteken [kenteken] . Dit is gebeurd op 26 juli 2016 op de autosnelweg A1 ter hoogte van hectometerpaal 16.0, in de gemeente Gooise Meren. De schade ontstaan aan de Volvo wordt gecalculeerd op 5.028,22 euro. [7]
Op 29 juli 2016 heeft [aangever 2] namens Regiopolitie […] aangifte gedaan van vernieling van een personenauto van het merk Volvo, type V70, met het kenteken [kenteken] . Dit is gebeurd op 26 juli 2016 op de autosnelweg A1 ter hoogte van hectometerpaal 16.0, in de gemeente Gooise Meren. De schade ontstaan aan de Volvo wordt gecalculeerd op 6.388,61 euro. [8]
Na de aanhouding van verdachte op 26 juli 2016, omstreeks 02.43 uur, bleek dat hij onder invloed van alcohol was op het moment van de achtervolging. [9]
Verdachte heeft op 26 juli 2016 in zijn politieverhoor verklaard dat hij zin had om te rijden en dat hij volgens hem 2 grote bier en ongeveer 3 Joseph Guy op had. Hij was aangeschoten en wilde niet blazen. Als hij niet had gedronken was hij wel gestopt. [10]
In het politieverhoor op 27 juli 2016 heeft verdachte verklaard dat hij niet is gestopt omdat hij dacht dat hij over de limiet zou zijn. [11]
Uit de ademanalyse blijkt dat de startdatum en tijd 26 juli 2016 om 04:07 uur was. Het ademonderzoekresultaat betrof 400 µg/l. Het apparaat is NMI goedgekeurd tot 5 oktober 2016. De bedienaar heeft verklaard de ademonderzoekprocedure conform de voorschriften te hebben uitgevoerd. [12]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging feit 1 en feit 2
Gelet op de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan wederspannigheid met lichamelijk letsel ten gevolge en aan het beschadigen van twee politievoertuigen. De verklaring van verdachte dat hij zich op het moment van de inboxprocedure wilde overgeven en dat hij op het politievoertuig is geklapt doordat dit plotselinge remde, wordt weerlegd door de inhoud van het dossier, met name de beschrijving van de dashcambeelden.
Bewijsoverweging feit 3
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het veroorzaken van gevaar en hinder op de weg.
Bewijsoverweging feit 4
De verdediging heeft ter terechtzitting van 6 maart 2018 bepleit dat uit het dossier niet blijkt of is voldaan aan de strikte voorwaarden voor het ademonderzoek. Het resultaat van de ademanalyse moet daarom worden uitgesloten van het bewijs. Ook bevat het dossier geen bevel medewerking en is niet te controleren of het resultaat aan verdachte is meegedeeld en of hij is gewezen op het recht van tegenonderzoek. De verdediging verwijst hierbij naar het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer en een uitspraak van de Hoge Raad (vindplaats NJ 2012, 350).
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen wel volgt dat aan de strikte waarborgen waarmee de ademanalyse is omkleed, is voldaan. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Dat verdachte aan de ademanalyse heeft meegewerkt staat niet ter discussie. Hem wordt ook niet verweten ondanks een daartoe gegeven bevel niet te hebben meegewerkt aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. De vraag of hem hiertoe een bevel is gegeven, is daarmee naar het oordeel van de rechtbank irrelevant. In artikel 6 van het ten tijde van het ten laste gelegde feit geldende Besluit Alcoholonderzoeken is bepaald dat een ademanalyse niet plaatsvindt binnen twintig minuten na het eerste directe contact dat een opsporingsambtenaar met de verdachte heeft gehad, leidend tot de verdenking van een gedraging in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Weliswaar blijkt uit het dossier niet wanneer het eerste directe contact met verdachte heeft plaatsgevonden dat heeft geleid tot deze verdenking, maar uit het dossier blijkt wel dat verdachte om 02.43 uur is aangehouden en dat de ademanalyse om 04.07 uur is afgenomen. Dat verdachte tussen het moment van zijn aanhouding en het afnemen van de ademanalyse nog alcoholhoudende drank heeft gedronken is gesteld noch gebleken. Gelet hierop kan worden vastgesteld dat in dit opzicht is voldaan aan de strikte waarborgen waarmee de ademanalyse is omkleed.
De raadsvrouw heeft nog expliciet gewezen op de omstandigheid dat niet blijkt dat verdachte is gewezen op de mogelijkheid een tegenonderzoek te laten verrichten. Ten tijde van het ten laste gelegde feit bestond voor verdachte volgens artikel 10a van het Besluit Alcoholonderzoeken weliswaar de mogelijkheid de wens kenbaar te maken tot het verrichten van een tegenonderzoek, maar niet de verplichting dat verdachte hierop behoorde te worden gewezen. Dit voorschrift is nadien ingevoerd, en wel per 1 juli 2017 in artikel 11 lid 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. Ook in zoverre kan derhalve niet worden geconcludeerd dat niet is voldaan aan de strikte waarborgen omtrent de ademanalyse.
Uit het in de bewijsmiddelen genoemde rapport van de ademanalyse volgt tenslotte dat deze conform de voorschriften is uitgevoerd en met een goedgekeurd ademanalyseapparaat.
De slotsom van het voorgaande is dat t het resultaat van de ademanalyse voor het bewijs kan worden gebezigd.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
Feit 5
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder feit 5 ten laste gelegde bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 maart 2018;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 26 juli 2016, genummerd PL1300-2016161804-3, opgemaakt door de politie [eenheid 1] , met als bijlage een pagina uit het RDW-register, pagina 80 en 82.
Bewijsmiddelen feit 6 [13]
Op 20 april 2017 zijn de verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 5] , beiden [functie] van de politie [eenheid 3] , in verband met meldingen van huiselijk geweld ter controle naar de woning van verdachte aan de [adres] te [woonplaats] gegaan. [14]
Bij de woning aangekomen ontstond bij verbalisanten de verdenking dat verdachte zich schuldig had gemaakt aan huiselijk geweld in de vorm van mishandeling van zijn moeder. Daarop is besloten over te gaan tot aanhouding van verdachte. [15]
Verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , beiden [functie] van politie [eenheid 3] , zijn ook betrokken geweest bij de aanhouding van verdachte. [16]
Toen verbalisanten verdachte wilde aanhouden teneinde hem te transporteren naar het politiebureau, zagen en voelden zij dat verdachte zich onmiddellijk begon te verzetten tegen de aanhouding. Zij zagen en voelden dat verdachte zich probeerde los te rukken door zijn armen en lichaam een andere kant op te bewegen dan de richting waarin verbalisanten hem wilden brengen. Hierop is verdachte op de grond gelegd. Verbalisanten zagen en voelden dat verdachte zich nog steeds probeerde los te rukken. [17]
Verdachte is na zijn aanhouding voorgeleid bij de hulpofficier van justitie. [18]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 6 maart 2018 verklaard dat hij zich aan het tegenhouden was toen de politie hem naar de grond probeerde te krijgen.
Bewijsoverweging feit 6
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verzet bij zijn aanhouding. Dat de zaak waarvoor verdachte werd aangehouden is geseponeerd doet hier niet af.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
Feit 1:
hij op 26 juli 2016 in de gemeente Gooise Meren, zich met geweld en bedreiging met geweld, heeft verzet tegen ambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en [verbalisant 3] en [verbalisant 4] werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten [functies] van de politie [eenheid 2] en [eenheid 1] , die een reeks van gevaarlijke verkeersgedragingen van verdachte trachtten te beëindigen door een zogenaamde, met (als zodanig herkenbare politie-)voertuigen uitgevoerde, ‘inboxprocedure’,
  • door geen snelheid (meer) te verminderen, terwijl de situatie daartoe noopte en
  • (vervolgens) te versnellen en
  • (vervolgens) plotseling naar links, in de richting van het voertuig van die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] te sturen
waardoor hij, verdachte, vervolgens het politievoertuig links van hem, met daarin die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , heeft geraakt en waardoor hij, verdachte, vervolgens op het politievoertuig voor hem, met daarin die [verbalisant 3] en [verbalisant 4] is ingereden, terwijl dit misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden, te weten het inrijden op het politievoertuig voor hem, verdachte, enig lichamelijk letsel, te weten pijn en stijve spieren in nek en rug bij die [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] ten gevolge heeft gehad;
Feit 2:
hij op 26 juli 2016 in de gemeente Gooise Meren, telkens opzettelijk en wederrechtelijk
  • een personenauto, Volvo, type V70, net kenteken [kenteken]
  • een personenauto, Volvo, type V70, met kenteken [kenteken]
toebehorende aan Politie [eenheid 2] en Regiopolitie […] , heeft beschadigd;
Feit 3:
hij op 26 juli 2016, te Amsterdam en in de gemeente Gooise Meren, (terwijl hij onder de invloed was van alcoholhoudende drank) als bestuurder van een motorrijtuig (met kenteken [kenteken] ), heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de A10 en de Al en aldaar
  • het rode verkeerslicht heeft genegeerd en
  • (vervolgens) felle stuurbewegingen heeft gemaakt en
  • (vervolgens) de weg voor medeweggebruikers heeft geblokkeerd en
  • (vervolgens) de maximale snelheid ter plaatse met ongeveer 60 km/uur heeft overschreden en
  • (vervolgens) met ongeveer 140 km/uur door de bocht is gereden (terwijl toen ter plekke de maximale toegestane snelheid 80 km/uur was) en
  • (vervolgens) zigzaggend tussen het overige verkeer herhaaldelijk van rijbaan heeft gewisseld
door welke gedragingen gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd;
Feit 4:
hij op 26 juli 2016 te Amsterdam en op de Al richting Naarden tussen Amsterdam en Muiderberg, gemeente Gooise Meren en op de Al ter hoogte van Muiderberg, gemeente Gooise Meren, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 400 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
Feit 5:
hij op 26 juli 2016 te Amsterdam en op de A1 richting Naarden tussen Amsterdam en Muiderberg, en op de Al ter hoogte van Muiderberg, gemeente Gooise Meren, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, Rijksweg Al0 en Rijksweg Al, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
Feit 6 (gevoegde zaak, parketnummer 16-652488-17):
hij op 20 april 2017 te Almere, zich met geweld, heeft verzet tegen ambtenaren, te weten [verbalisant 5] , [functie] van politie [eenheid 3] en [verbalisant 6] , [functie] van politie [eenheid 3] en [verbalisant 7] , [functie] van politie [eenheid 3] en [verbalisant 8] , [functie] van politie [eenheid 3] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten het op verdenking van het overtreden van artikel 300 jo. 304 Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, aanhouden teneinde deze ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
Feit 2:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd;
Feit 3:overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 4:overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (400 µg/l);
Feit 5:overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 6 (16-652488-17):wederspannigheid.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 28 september 2018 andermaal gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
-
feit 1, feit 2, feit 4, feit 5 en feit 6:
een gevangenisstraf van 2 maanden, geheel voorwaardelijk;
-
feit 1, feit 2, feit 4, feit 5 en feit 6:
een taakstraf van 100 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen hechtenis;
-
feit 3:een taakstraf van 30 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 15 dagen hechtenis;
-
feit 3:een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden;
-
feit 4:een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden;
-
feit 5:een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de eendaadse samenloop bij feit 1 en feit 2. De verdediging acht de vordering van de officier van justitie redelijk.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 26 juli 2016 schuldig gemaakt aan ernstige verkeersdelicten. Verdachte heeft zonder geldig rijbewijs en met teveel drank op een auto bestuurd. Nadat hij doorkreeg dat hij werd gevolgd door een politieauto heeft hij als een dolleman met zijn auto, met daarin twee passagiers, geprobeerd de politieauto voor te blijven op de snelweg. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij niet gesnapt wilde worden omdat hij teveel alcohol had gedronken. Verdachte heeft gedurende deze dollemansrit verschillende verkeersovertredingen begaan en daarmee de medeweggebruikers, zijn passagiers en zichzelf ernstig in gevaar gebracht. Zo is hij door rood licht gereden, heeft hij zich niet aan de maximale snelheid gehouden en is hij zigzaggend tussen het overige verkeer herhaaldelijk van rijbaan gewisseld. Deze manoeuvres hebben uiteindelijk geleid tot een door de [eenheid 2] uitgevoerde inboxprocedure waarmee geprobeerd is verdachte aan te houden. Hiertegen heeft verdachte zich verzet door op het laatste moment geen snelheid meer te verminderen terwijl de situatie daartoe noopte en heeft hij vervolgens plotseling naar links gestuurd waardoor hij politievoertuigen heeft geraakt. Daarnaast heeft verdachte zich op 20 april 2017 verzet bij zijn aanhouding.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van een Uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 9 juli 2018, waaruit blijkt dat de rechtbank op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht bij de straftoemeting acht zal hebben te slaan op een tussenliggende veroordeling.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van een op verdachte betrekkelijk adviesrapport van 27 augustus 2018, uitgebracht door de Reclassering Nederland. Dit rapport is opgesteld voor zowel de onderhavige zaak als de zaak met parketnummer 16/652509-18. In de daarin opgenomen referenteninformatie ziet de rechtbank bevestigd dat verdachte kampt met psychische problemen. De reclassering concludeert dat het verdachte momenteel ontbreekt aan voldoende beschermende factoren en dat het risico op recidive daarom wordt ingeschat als gemiddeld. Ook wordt in dit rapport de vaststelling van verschillende bijzondere voorwaarden geadviseerd, te verbinden aan een voorwaardelijke strafoplegging. Bij de stukken bevindt zich het na te melden vonnis, waaruit blijkt dat deze geadviseerde bijzondere voorwaarden reeds zijn opgelegd bij het veroordelende vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 19 september 2018 met het hiervoor genoemde parketnummer en dat deze voorwaarden bovendien dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard.
Op te leggen sancties
Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 4, feit 5, feit 6:
De rechtbank overweegt dat ten tijde van de heropening van het gesloten onderzoek de rechtbank aanknopingspunten bestonden voor het beeld dat verdachte het laakbare en de ernst van de feiten niet in zag. Daarbij komt, dat de indruk was gewettigd dat verdachte leek te kampen met allerlei problematiek. Deze indruk is bevestigd door de inhoud van het nadien verschenen en eerder in dit vonnis genoemde reclasseringsrapport. De aard en ernst van de bewezen geachte feiten in aanmerking nemend, en gelet op het strafrechtelijk verleden van verdachte rechtvaardigden op zichzelf de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Echter, bij de eerste behandeling op 6 maart 2018 waren de feiten al gedateerd en nadat het gesloten onderzoek is heropend is de tijd voortgeschreden. Na de heropening van onderhavige zaak is verdachte veroordeeld in een andere strafzaak en is hem een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd met bijzondere voorwaarden die dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard. De detentieperiode in die zaak zal spoedig eindigen. Daarbij komt, dat de situatie van verdachte veranderd is, en lijkt het vizier van verdachte ondertussen gericht te zijn op het vinden van een situatie waarin orde, rust en regelmaat centraal staan. Dit een en ander maakt dat de rechtbank andere strafmodaliteiten nu passender vindt, te meer gelet op de hiervoor genoemde veroordeling. De aard en ernst van de feiten en een juiste normmarkering in aanmerking nemend, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden passend en geboden is. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank deze evenwel in voorwaardelijke vorm opleggen. Daarnaast acht de rechtbank het aangewezen om aan verdachte een taakstraf op te leggen voor de duur van 150 uren te vervangen door 75 dagen hechtenis. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat het mede in het belang van de verkeersveiligheid passend is dat aan de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 maanden wordt opgelegd. Daarbij houdt de rechtbank op de voet van artikel 62 Wetboek van Strafrecht rekening met de sancties voor de overtreding, zoals hieronder wordt beslist.
Ten aanzien van feit 3:
Aangaande de overtreding is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 30 uren te vervangen door 15 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 maanden passende sancties zijn.
Schadevergoedingsmaatregel:
Voorts zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ten behoeve van aangevers ter zake van geleden schade, zoals nader in dit vonnis onder 9 zal worden besproken en beslist.

9.BENADEELDE PARTIJEN

Benadeelde partij [verbalisant 4]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [verbalisant 4] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van door hem geleden materiële en immateriële schade ten gevolge van het ten laste gelegde. De hoogte van de materiële schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 385,00, bestaande uit de medische kosten. De hoogte van de immateriële schade wordt begroot op een bedrag van
€ 870,00.
Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 4] niet betwist en heeft verklaard bereid te zijn de geleden schade te vergoeden.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 1 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op
€ 1.255,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 juli 2016 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [verbalisant 4] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.255,00 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 juli 2016 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 22 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 4] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [verbalisant 3]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [verbalisant 3] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van door hem geleden immateriële schade ten gevolge van het ten laste gelegde. De hoogte van de immateriële schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 870,00.
Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 3] niet betwist en heeft verklaard bereid te zijn de geleden schade te vergoeden.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 1 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op
€ 870,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 juli 2016 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [verbalisant 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 870,00 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 juli 2016 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 17 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36f, 57, 62, 63, 180, 181 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 5, 8, 9, 177, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5 en feit 6 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5 en feit 6 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 4, feit 5 en feit 6:
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 150 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 75 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
6 maanden;
Ten aanzien van feit 3:
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 30 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 15 dagen hechtenis;
- ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden;
Benadeelde partij [verbalisant 4]
  • wijst de vordering van [verbalisant 4] toe tot een bedrag van € 1.255,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [verbalisant 4] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2016 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 4] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [verbalisant 3]
  • wijst de vordering van [verbalisant 3] toe tot een bedrag van € 870,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [verbalisant 3] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2016 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 3] aan de Staat € 870,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2016 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 17 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Veldhuisen, voorzitter, mrs. J.F. Haeck en
P.K. Oosterling-van der Maarel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 oktober 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 26 juli 2016 te Amsterdam en/of Muiderberg, gemeente Gooise Meren, althans in Nederland zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen (een) ambtena(a)r(en), [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten [functies] van de politie [eenheid 2] en/of [eenheid 1] , die een reeks van gevaarlijke verkeersgedragingen van verdachte trachtten te beëindigen door een zogenaamde, met meerdere (als zodanig herkenbare politie-)voertuigen uitgevoerde, ‘inboxprocedure’,
  • door geen snelheid (meer) te verminderen, terwijl de situatie daartoe noopte en/of
  • (vervolgens) te versnellen en/of
  • (vervolgens) plotseling naar links, in de richting van het voertuig van die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] te sturen
waardoor hij, verdachte, (vervolgens) het politievoertuig links van hem, met daarin die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] , heeft geraakt en/of waardoor hij, verdachte, (vervolgens) op het politievoertuig voor hem, met daarin die [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] is ingereden, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden, te weten het inrijden op het politievoertuig voor hem, verdachte, enig lichamelijk letsel, te weten pijn en/of stijve spieren in nek en rug bij die [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] ten gevolge heeft gehad;
Feit 2:
hij op of omstreeks 26 juli 2016 te Muiderberg, gemeente Gooise Meren, althans in het arrondissement Midden Nederland, althans in Nederland telkens opzettelijk en wederrechtelijk
  • een personenauto, Volvo, type V70, net kenteken [kenteken]
  • een personenauto, Volvo, type V70, met kenteken [kenteken]
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Politie [eenheid 2] en/of Regiopolitie […] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt;
Feit 3:
hij, op of omstreeks 26 juli 2016, te Amsterdam en 1 of Muiderberg, gemeente Gooise Meten, althans in Nederland (terwijl hij onder de invloed was van alcoholhoudende drank) als bestuurder van een motorrijtuig (met kenteken [kenteken] ), heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de A10 en / of de Al en aldaar
  • het rode verkeerslicht heeft genegeerd en/of
  • (vervolgens) (een) felle stuurbeweging(en) heeft gemaakt en/of
  • (vervolgens) de weg voor medeweggebruikers en/of verbalisanten heeft geblokkeerd en/of
  • (vervolgens) de maximale snelheid ter plaatse met ongeveer 60 km/uur heeft overschreven en/of
  • (vervolgens) met ongeveer 140 km/uur door de bocht is gereden (terwijl toen ter plekke de maximale toegestane snelheid 80 km/uur was) en/of
  • (vervolgens) zigzaggend tussen het overige verkeer herhaaldelijk van rijbaan heeft gewisseld
door welke gedraging(en) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Feit 4:
hij op of omstreeks 26 juli 2016 te Amsterdam en/of op de Al richting Naarden tussen Amsterdam en Muiderberg, gemeente Gooise Meren en / of op de Al ter hoogte van Muiderberg, gemeente Gooise Meren, althans in Nederland als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 400 microgram, in elk geval hoger dan 220
microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
Feit 5:
hij op of omstreeks 26 juli 2016 te Amsterdam en/of op de Al richting Naarden tussen Amsterdam en Muiderberg, en/of op de Al ter hoogte van Muiderberg, gemeente Gooise Meren, althans in Nederland, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of neer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan he. daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, Rijksweg Al0 en/of Rijksweg Al, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
Feit 6 (gevoegde zaak, parketnummer 16-652488-17):
hij op of omstreeks 20 april 2017 te Almere, althans in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, te weten [verbalisant 5] , [functie] van politie [eenheid 3] en/of [verbalisant 6] , [functie] van politie [eenheid 3] en/of [verbalisant 7] , [functie] van politie [eenheid 3] en/of [verbalisant 8] , [functie] van politie [eenheid 3] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten het op verdenking van het overtreden van artikel 300 jo. 304 Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig
strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, aanhouden teneinde deze ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, door te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambten(a)ar(en) verdachte trachtte(n) te geleiden.

Voetnoten

1.Wanneer hierna met betrekking tot het onder feit 1 tot en met feit 5 ten laste gelegde wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 oktober 2016, genummerd PL2600-2016051987, opgemaakt door politie [eenheid 2] , doorgenummerd pagina 1 tot en met 108. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 79 en 80.
3.Pagina 59 en 62.
4.Pagina 62 en 63.
5.Pagina 32, 71 en 72.
6.Pagina 68.
7.Pagina 84 en 85.
8.Pagina 95 en 96.
9.Pagina 4, 11 en 80.
10.Pagina 20.
11.Pagina 27.
12.Pagina 81.
13.Wanneer hierna met betrekking tot het onder feit 6 ten laste gelegde wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 april 2017, genummerd PL2600-2017117693, opgemaakt door politie [eenheid 3] , doorgenummerd pagina 1 tot en met 31. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
14.Pagina 1.
15.Pagina 2 en 6.
16.Pagina 4.
17.Pagina 4.
18.Pagina 8.