ECLI:NL:RBMNE:2018:5020

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 oktober 2018
Publicatiedatum
15 oktober 2018
Zaaknummer
C/16/466579 / KG ZA 18-547
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verwijdering van BKR-registratie en herstelmelding in kort geding

In deze zaak heeft eiser, die in 2007 een betaalrekening bij de Volksbank heeft geopend, verzocht om verwijdering van een achterstandsmelding en herstelmelding uit het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van het BKR. Eiser had een kredietlimiet van € 6.200,00, maar in januari 2017 werd hij geïnformeerd dat de rekening niet onder dezelfde voorwaarden kon worden voortgezet. Eiser heeft een betalingsregeling getroffen, maar de Volksbank meldde een betalingsachterstand bij het BKR. Eiser heeft de vordering op 24 juni 2018 voldaan, maar de achterstandsmelding bleef staan. Eiser stelt dat de meldingen zijn hypotheekaanvraag belemmeren en dat zijn huidige financiële situatie stabiel is. De Volksbank betwist de vordering en stelt dat de registratie terecht is. De voorzieningenrechter oordeelt dat de procedure tijdig is ingediend en dat er voldoende spoedeisend belang is. Echter, de voorzieningenrechter concludeert dat de Volksbank terecht de registratie heeft gehandhaafd, omdat er sprake was van een ongeoorloofde roodstand en dat de belangenafweging in het voordeel van de Volksbank uitvalt. De vordering van eiser wordt afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/466579 / KG ZA 18-547
Vonnis in kort geding van 3 oktober 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. H.F.A. Notenboom te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
DE VOLKSBANK N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. A. van der Grift te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiser] en De Volksbank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met productie 1 tot en met 32;
  • de producties 1 tot en met 28 van De Volksbank;
  • de producties 33 tot en met 45 van [eiser] ;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota van [eiser] ;
  • de pleitnota van De Volksbank.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft in 2007 bij SNS Bank (thans: de Volksbank) een betaalrekening geopend met de mogelijkheid om rood te staan tot een bedrag van € 6.200,00.
2.2.
In januari 2017 heeft de bank [eiser] bericht dat de rekening niet onder dezelfde voorwaarden (met die kredietlimiet) kon worden voortgezet. Het saldo diende voor eind april 2017 aangevuld te worden tot - € 2.500,00 en het saldo diende eens per kwartaal positief te zijn.
2.3.
[eiser] heeft met de Volksbank overlegd over een betalingsregeling. In oktober 2017 zijn [eiser] en de Volksbank overeengekomen dat [eiser] € 50,00 per maand zou betalen gedurende drie maanden.
2.4.
De Volksbank heeft achterstand in de betaling van de vordering op [eiser] gemeld bij het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van het BKR. Met ingang van 25 juli 2017 is een achterstandscodering A en een bijzonderheidscode 2 opgenomen.
2.5.
Uiteindelijk heeft [eiser] de vordering op 24 juni 2018 in één keer voldaan. Met ingang van 26 juni 2018 is daarom een herstelmelding (H) doorgeven aan het BKR.
2.6.
De Volksbank heeft de bijzonderheidscode 2 inmiddels verwijderd, omdat bleek dat die ten onrechte was geregistreerd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – verwijdering van de achterstandsmelding (A) en herstelmelding (H) uit het CKI, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag en met veroordeling van de Volksbank in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn vordering stelt [eiser] dat zijn belang bij het verwijderen van de meldingen zwaarder weegt dan het belang van de Volksbank bij instandhouding van de meldingen. [eiser] stelt dat hij op dit moment geen hypotheek kan krijgen doordat de meldingen in het CKI staan. [eiser] acht verwijdering redelijk omdat zijn huidige financiële situatie stabiel is, er sprake is geweest van goed betaalbedrag omdat hij heeft betaald wat hij kon via de betalingsregeling en hij de vordering in één keer heeft voldaan toen hij weer een baan had.
3.3.
De Volksbank is van mening dat de vordering van [eiser] afgewezen dient te worden. Allereerst omdat de procedure te laat aanhangig is gemaakt en er geen sprake is van een spoedeisend belang. De Volksbank is van mening dat de persoonsgegevens van [eiser] terecht zijn geregistreerd bij het BKR en dat er geen zwaarwegende en concrete omstandigheden zijn die de belangenafweging in het voordeel van [eiser] moeten doen uitvallen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Tijdigheid en spoedeisend belang

4.1.
De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat de Algemene Verordening Gegevensbescherming (verder: AVG) van toepassing is op de BKR-registraties van [eiser] . Op grond van artikel 35 lid 2 van de Uitvoeringswet AVG moet een procedure aanhangig worden gemaakt door middel van een verzoekschrift binnen zes weken na ontvangst van het antwoord van de verwerkingsverantwoordelijk op (onder meer) het bezwaar van de betrokkene tegen de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] de onderhavige procedure tijdig aanhangig heeft gemaakt. In reactie op een verzoek van Dynamiet Nederland namens [eiser] om afschriften of kopieën van documenten die de codering en de (hoogte) van de betalingsachterstand betreffen had de bank al gemeld de registratie niet te zullen verwijderen, maar [eiser] heeft pas op 25 juni 2018 daadwerkelijk verzocht om verwijdering van de achterstandscodering en bijzonderheidscodering 2. Daar heeft de bank op 2 augustus 2018 afwijzend op gereageerd. Omdat de dagvaarding vervolgens op 11 september 2018 is ingediend, is de procedure tijdig aanhangig gemaakt.
4.2.
De bank betwist het spoedeisend belang en wijst er op dat er geen sprake is van een koopovereenkomst met daarin een aan een termijn gekoppeld financieringsvoorbehoud. De voorzieningenrechter is van oordeel dat hoewel niet is gebleken dat [eiser] nu binnen een bepaalde concrete termijn de financiering voor een concreet huis rond moet hebben, het spoedeisend belang bij de vordering voldoende is onderbouwd.
Inhoudelijke beoordeling
4.3.
Bij de beoordeling van de vordering speelt het volgende toetsingskader.
In artikel 21 lid 1 van de AVG is bepaald dat de betrokkene ( [eiser] ) te allen tijde het recht heeft om vanwege specifieke, persoonlijke redenen bewaar te maken tegen de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens. De verwerkingsverantwoordelijke (de Volksbank), moet de verwerking van de persoonsgegevens staken tenzij hij daarvoor dwingende gerechtvaardigde gronden aanvoert die zwaarder wegen dan de belangen, rechten en vrijheden van de betrokkene. Bij de registratie van persoonsgegevens, en handhaving daarvan bij latere wijziging van omstandigheden, moet zijn voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De inbreuk op de belangen van de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokkene mag niet onevenredig zijn in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel (proportionaliteitsbeginsel). En het doel waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt dient in redelijkheid niet op een andere, voor de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokkene minder nadelige wijze, te kunnen worden verwezenlijkt (subsidiariteitsbeginsel).
Doelstelling van de verwerking van de persoonsgegevens door het BKR en in het CKI is om de betrokkene ( [eiser] ) te beschermen tegen overkreditering en andere problematische schuldsituaties en om krediet- en betalingsrisico’s van de deelnemers (waaronder Santander en andere financiële instellingen) te beperken. Deze doelen kunnen worden bereikt doordat kredietaanbieders (waaronder de Volksbank), ingevolge artikel 4:32 lid 1 Wet financieel toezicht, gehouden zijn deel te nemen aan het CKI en dus verplicht zijn over te gaan tot het doen van een BKR-registratie ingeval van (aanhoudende) betalingsachterstanden.
4.4.
Bij de behandeling van deze zaak werd duidelijk dat de persoonsgegevens van [eiser] bij het BKR zijn geregistreerd omdat er sprake was van een ongeoorloofde roodstand, te weten roodstand hoger dan de overeengekomen limiet van € 6.200,00. [eiser] heeft deze ongeoorloofde roodstand 11 maanden lang laten bestaan. Dat de voorwaarden voor roodstand op zijn rekening in 2017 werden aangepast en het saldo verder moest worden aangezuiverd naar minus € 2.500,00 speelde daarbij geen rol. Daarover waren partijen nog in gesprek.
4.5.
[eiser] heeft aangevoerd dat hem niet duidelijk was dat er twee verschillende kwesties speelden (de ongeoorloofde roodstand en het terugbrengen van het krediet). Hij ging er vanuit dat hij de uitkomst van het overleg over een verdere betalingsregeling kon afwachten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter maakt het feit dat [eiser] geruime tijd een ongeoorloofde roodstand had boven het bij aanvang van het krediet overeengekomen bedrag van € 6.200,00 de zaak wel anders. [eiser] kende de kredietlimiet en vulde gedurende de looptijd van de rekening het saldo meermalen aan tot dat bedrag. Dat er vervolgens in 2017 verder moest worden ingelopen op dat krediet, was een nieuwe omstandigheid waarover partijen in overleg waren. [eiser] ontving ook in die periode brieven van de Volksbank met het verzoek om het saldo aan te vullen maar hij heeft dat niet gedaan. Als hem is ontgaan dat er toen sprake was van een overschrijding van de limiet van € 6.200,00 en het verzoek dus niet of niet alleen zag op het verder inlopen van het saldo, dan komt dat voor zijn rekening.
4.6.
De voorzieningenrechter acht voldoende duidelijk dat er sprake is geweest van betalingsachterstanden en dat de Volksbank gehouden was om over te gaan tot de BKR-registratie. De vraag is nu of de bank bij de weigering om tot verwijdering van de registratie over te gaan, (voldoende) rekening heeft gehouden met de belangen van [eiser] .
4.7.
[eiser] heeft aangevoerd dat hij een groot belang heeft bij verwijdering van de BKR-registraties omdat hij nu bij zijn moeder woont en hij graag met zijn nieuwe partner een nieuw huis wil kopen. Omdat hij niet in aanmerking komt voor een huurwoning, is het kopen van een huis zijn enige optie. De Volksbank heeft aangevoerd dat het willen kopen van een woning geen zwaarwegende omstandigheid is en dat er niet zoiets bestaat als een recht om een woning te kopen. Ter zitting is nog naar voren gekomen dat de bijzonderheidscodering 2 inmiddels is verwijderd, hetgeen er mogelijk toe kan leiden dat [eiser] wel een hypothecair krediet kan verkrijgen, al dan niet tegen een hogere rente.
4.8.
Omdat er gedurende een lange periode sprake is geweest van een betalingsachterstand (ongeoorloofde roodstand) en er wellicht toch mogelijkheden zijn voor [eiser] om financiering te krijgen, is niet voldoende aannemelijk dat handhaving van de BKR-registratie niet proportioneel is. Daarbij is van belang dat niet naar voren is gekomen hoe het doel waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt in redelijkheid op een andere, voor de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokkene minder nadelige wijze, kunnen worden verwezenlijkt.
4.9.
De vordering tot verwijdering van de achterstandsmelding (A) en herstelmelding (H) uit het CKI, zal dan ook worden afgewezen.
4.10.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Volksbank worden begroot op:
- griffierecht € 626,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.442,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van De Volksbank tot op heden begroot op € 1.442,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2018. [1]

Voetnoten

1.type: