ECLI:NL:RBMNE:2018:5021

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2018
Publicatiedatum
16 oktober 2018
Zaaknummer
UTR 18/121
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling aanvraag omgevingsvergunning voor mantelzorgwoning en vereisten voor mantelzorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 oktober 2018 uitspraak gedaan over een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een mobiele mantelzorgwoning. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde M.G.M. Fortuin, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eemnes, dat de aanvraag voor de vergunning niet nodig achtte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag niet voldeed aan de vereisten voor een vergunningvrije mantelzorgwoning zoals beschreven in Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).

De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij het primaire besluit van 4 juli 2017 en het bestreden besluit van 30 november 2017 aan de orde kwamen. De rechtbank heeft de zitting op 5 juli 2018 gehouden, waarbij de aanvrager niet aanwezig was. De rechtbank heeft de aanvrager de gelegenheid gegeven om een verklaring in te brengen over de mantelzorgbehoefte. De rechtbank concludeert dat de verklaring van de huisarts onvoldoende bewijs levert voor de noodzaak van mantelzorg, en dat de aanvrager geen dringende behoefte aan de mantelzorgwoning heeft.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om binnen 12 weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de aanvraag aan het bestemmingsplan en de afwijkingsmogelijkheden moet worden getoetst. Tevens is bepaald dat het door eiseres betaalde griffierecht moet worden vergoed en dat de proceskosten van eiseres door verweerder moeten worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 oktober 2018.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18/121

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 oktober 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: M.G.M. Fortuin),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eemnes, verweerder
(gemachtigde: B. te Velde).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij], te Amsterdam (gemachtigde: mr. A.B. Blomberg).

Procesverloop

Bij besluit van 4 juli 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat geen omgevingsvergunning vereist is voor het plaatsen van een mobiele mantelzorgwoning op [adres] .
Bij besluit van 30 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juli 2018. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, vergezeld door haar echtgenoot. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en heeft derde-partij in de gelegenheid gesteld een verklaring in te brengen over de al aanwezige, de benodigde en de te ontvangen mantelzorg. Bij brief van 11 juli 2018 heeft de rechtbank de verklaring van derde-partij ontvangen. Bij brief van 21 juli 2018 heeft de rechtbank de reactie van eiseres ontvangen. Bij brief van 23 juli 2018 heeft de rechtbank de reactie van verweerder ontvangen.
Partijen hebben vervolgens toestemming gegeven zonder nadere zitting uitspraak te doen, waarna de rechtbank het onderzoek op 4 september 2018 heeft gesloten.

Overwegingen

1. Derde-partij de heer [derde-partij] (de aanvrager) heeft op 19 juni 2017 bij verweerder een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het plaatsen van een mobiele mantelzorgwoning op het perceel van zijn dochter aan de [adres] te [woonplaats] . Bij zijn aanvraag heeft hij een verklaring van zijn huisarts overgelegd.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder vastgesteld dat de aanvraag voldoet aan de vereisten voor een vergunningvrije mantelzorgwoning en dat daarom voor de bouw geen omgevingsvergunning vereist is. In geschil is of verweerder terecht heeft aangenomen dat sprake is van een vergunningvrije mantelzorgwoning zoals bedoeld in Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Is er sprake van mantelzorg?
3. Er is sprake van huisvesting in verband met mantelzorg als iemand (eventueel met een partner) in of bij een woning gaat wonen, en mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van die woning. Mantelzorg is intensieve zorg of ondersteuning ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie van een hulpbehoevende. Het gaat om zorg of ondersteuning die niet beroepsmatig wordt aangeboden, maar op basis van een bestaande sociale relatie met de hulpbehoevende. De hulp moet de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgen. De behoefte aan mantelzorg kan met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur worden aangetoond. Dat is vastgelegd in artikel 1 van Bijlage II Bor.
4. Eiseres heeft aangevoerd dat geen sprake is van mantelzorg. Er is geen concrete zorgvraag in de zin van intensieve zorg of ondersteuning. De aanvrager is kwiek en mobiel en woont zelfstandig in Amsterdam. Een verklaring van de eigen huisarts is volgens eiseres niet toegestaan, en de verklaring voldoet niet aan de eisen.
5. Bij de aanvraag heeft de aanvrager een verklaring van zijn huisarts van 6 juni 2017 overgelegd. De huisarts verklaart daarin dat de aanvrager toenemende zorgbehoefte ervaart in verband met progressie van kwetsbaarheid als gevolg van verschillende gezondheidsklachten, waarvoor verzoek aanpassing woonomstandigheden. Deze verklaring van de huisarts, in combinatie met wat is besproken tijdens de hoorzitting, is voor verweerder de reden geweest om aan te nemen dat sprake is van mantelzorg.
6. De rechtbank stelt voorop dat in de regelgeving niet is vastgelegd dat een verklaring afkomstig moet zijn van een onafhankelijke arts. Een mantelzorgverklaring van de eigen huisarts volstaat daarom in principe. De rechtbank is echter van oordeel dat uit de verklaring van de huisarts onvoldoende blijkt dat er behoefte is aan mantelzorg als bedoeld in Bijlage II Bor. De verklaring spreekt namelijk alleen over een door de aanvrager zelf ervaren toenemende zorgbehoefte en niet duidelijk is waar die zorg dan uit zou bestaan.
Ter zitting is onvoldoende duidelijk geworden of er daadwerkelijk behoefte is aan intensieve zorg of ondersteuning. De aanvrager was namelijk in verband met een vakantie in het buitenland niet zelf aanwezig om de vragen van de rechtbank te beantwoorden. De rechtbank heeft daarom de aanvrager in de gelegenheid gesteld een verklaring in te brengen over zijn mantelzorgbehoefte. De aanvrager heeft vervolgens schriftelijk verklaard dat zijn behoefte aan zorg en ondersteuning niet zodanig is dat hij de mantelzorg(woning) op heel korte termijn nodig heeft, maar dat de aanvraag was bedoeld om alvast duidelijkheid te krijgen voor het moment dat hij wel een mantelzorgwoning nodig heeft. De rechtbank stelt daarom vast dat niet voldaan is aan de vereisten voor mantelzorg als bedoeld in Bijlage II Bor. De beroepsgrond slaagt.
Wat zijn de consequenties?
7. Verweerder heeft in reactie op de verklaring van de aanvrager gesteld dat het bestreden besluit gezien de op dat moment bekende informatie terecht en op goede gronden is genomen. Verweerder ziet daarom geen aanleiding om het bestreden besluit te wijzigen en volstaat met erop te wijzen dat een (toekomstige) mantelzorgwoning op de beoogde locatie vergunningvrij kan worden gerealiseerd mits er sprake is van mantelzorg.
8. De rechtbank volgt deze denkwijze van verweerder niet. Al in bezwaar heeft eiseres het standpunt naar voren gebracht dat de aanvrager geen mantelzorg als bedoeld in Bijlage II Bor nodig heeft. Verweerder heeft de verklaring van de huisarts als uitgangspunt genomen. De rechtbank is echter zoals al hiervoor overwogen van oordeel dat uit deze verklaring onvoldoende blijkt dat sprake is van een mantelzorgbehoefte. Het had daarom op de weg van verweerder gelegen om nader onderzoek of uitvraag te doen. Nu verweerder dit niet heeft gedaan en uit nadere uitvraag in beroep blijkt dat de aanvraag preventief bedoeld is, is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen en heeft verweerder ten onrechte geconcludeerd dat de aangevraagde mantelzorgwoning vergunningvrij kon worden gerealiseerd. De rechtbank vindt het dan ook onbegrijpelijk dat verweerder na ontvangst van de verklaring van de aanvrager het bestreden besluit handhaaft.
9. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen, het primaire besluit herroepen en verweerder een termijn van 12 weken geven om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Nu de aangevraagde mantelzorgwoning niet vergunningvrij kan worden gerealiseerd, ligt het op de weg van verweerder om de aanvraag te beoordelen aan de hand van het bestemmingsplan en de afwijkingsmogelijkheden. Zo lang er een aanvraag ligt die niet is ingetrokken dient verweerder daarop te beslissen.
De andere beroepsgronden
10. Eiseres heeft verder nog argumenten aangevoerd over de beoogde locatie voor de mantelzorgwoning. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de locatie van een vergunningvrije mantelzorgwoning geen nadere eisen kunnen worden gesteld. Dit standpunt van verweerder is als zodanig juist. Nu de rechtbank echter heeft vastgesteld dat geen sprake is van een vergunningvrije mantelzorgwoning, dient verweerder bij het toetsen van de aanvraag aan het bestemmingsplan en de afwijkingsmogelijkheden de argumenten van eiseres ten aanzien van de locatie van de mantelzorgwoning wel mee te wegen.
11. Eiseres heeft vervolgens aangevoerd dat voor de bouw van de mantelzorgwoning bomen gekapt moeten worden. Bomenkap maakt echter geen onderdeel uit van het bestreden besluit en valt daarmee buiten de reikwijdte van dit geding.
Conclusie
12. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
13. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder de aanvraag alsnog zal moeten toetsen aan het bestemmingsplan en de afwijkingsmogelijkheden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van 12 weken.
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze proceskosten bestaan uit de reiskosten van de gemachtigde van eiseres. Deze bedragen in totaal € 10,98.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen 12 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 10,98.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.A. Braeken, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van der Knijff, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
11 oktober 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.