ECLI:NL:RBMNE:2018:5161
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- P.K. Oosterling-van der Maarel
- R. Veldhuisen
- V.M.A. Sinnige
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van twee bedreigingen in Almere
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1974 in Marokko en thans gedetineerd, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 12 oktober 2018 uitspraak gedaan. De zaak betreft bedreigingen die de verdachte in de periode van 1 februari 2018 tot en met 24 mei 2018 heeft geuit jegens een slachtoffer in Almere. De rechtbank heeft op 28 september 2018 een terechtzitting gehouden, waar de officier van justitie, mr. P.E.F. Poppe, de verdachte beschuldigde van twee feiten van bedreiging. De officier van justitie stelde dat de verdachte aanwezig was op de plaats delict en dat de verklaringen van het slachtoffer en getuigen betrouwbaar waren. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.G.D. Rutten, pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende wettig bewijs was voor de beschuldigingen.
De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de getuigen in overweging genomen, maar kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er aanwijzingen waren voor ongepast gedrag van de verdachte, de verklaringen van het slachtoffer gemotiveerd werden betwist en er onvoldoende ondersteunend bewijs in het dossier aanwezig was. Daarom heeft de rechtbank besloten om de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten.
De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het beoordelen van de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen. De rechtbank verklaarde het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en sprak de verdachte vrij.