ECLI:NL:RBMNE:2018:5178

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 oktober 2018
Publicatiedatum
25 oktober 2018
Zaaknummer
16/659710-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling met tbs en gevangenisstraf

Op 24 oktober 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 20 juni 2017 in Lelystad een poging tot zware mishandeling heeft gepleegd. De verdachte heeft geprobeerd het leven van het slachtoffer te beroven door met een mes in het hoofd van het slachtoffer te steken en zijn keel dicht te knijpen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden. Tijdens de zittingen is er uitgebreid onderzoek gedaan naar de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij de rechtbank de verklaringen van de aangever, getuigen en de verdachte heeft gewogen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, gezien zijn psychische toestand, en heeft daarom besloten tot tbs met voorwaarden in plaats van tbs met dwangverpleging. De rechtbank heeft ook de noodzaak van behandeling voor de verdachte benadrukt, gezien zijn psychische problemen en het risico op recidive. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak om de veiligheid van anderen te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659710-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 oktober 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Almere.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 mei 2018 (waarna een tussenvonnis is gewezen d.d. 8 juni 2018 en het onderzoek is heropend, teneinde de reclassering een maatregelrapport te doen opstellen waarin de mogelijkheden van de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden worden onderzocht), 9 augustus 2018 en 11 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. O.R.R. Hetterscheidt, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht tijdens voornoemde zittingen.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 20 juni 2017 te Lelystad
primair: heeft gepoogd met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven door meerdere malen met een mes in het hoofd van die [slachtoffer] te steken en/of met zijn handen de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen en aldus de ademhaling te beletten/belemmeren;
subsidiair: heeft gepoogd [slachtoffer] van het leven te beroven door meerdere malen met een mes in het hoofd van die [slachtoffer] te steken en/of met zijn handen de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen en aldus de ademhaling te beletten/belemmeren;
meer subsidiair: heeft gepoogd (met voorbedachten rade) [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door meerdere malen met een mes in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] te steken en/of met zijn handen de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen en aldus de ademhaling te beletten/belemmeren.
3 VOORVRAGEN
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde voorbedachte raad niet wettig en overtuigend te bewijzen, zodat verdachte van het primair ten laste gelegde vrijgesproken dient te worden. De officier van justitie acht de subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag wel wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde vanwege het unus testis nullus testis-beginsel. Aangever [slachtoffer] is namelijk de enige die heeft verklaard dat er een mes is gebruikt en dat verdachte de aangever met kracht (en met de handen om de nek) zou hebben getracht te verwurgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Aangever [slachtoffer] heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 20 juni 2017 kwam een jongen mijn kamer binnen en die jongen deed meteen de deur op slot. Ik zag dat hij in zijn rechterhand een mes vast had, dit leek op een aardappelschilmesje. Hij probeerde mij twee tot drie keer te steken met het mes. Ik voelde dat ik twee handen om mijn nek had zitten. Hij drukte mij tegen de muur aan en kneep mijn luchtpijp dicht. Ik zag dat hij zijn armen helemaal gestrekt had en mij met zijn volle gewicht tegen te muur drukte en wurgde. Ik kreeg bijna geen lucht meer. Hij haalde met zijn rechterarm uit terwijl hij het mes nog in zijn hand had. Ik voelde dat hij mij op mijn hoofd raakte. Ik voelde meteen pijn ergens in de buurt van mijn voorhoofd. Op de rechter kant van mijn voorhoofd zit een snee van ongeveer een centimeter breed, dat gelijmd moest worden. Ik heb erg last van mijn slokdarm, met slikken voel ik pijn. [2]
De forensisch arts van GGD Flevoland heeft het letsel van aangever beschreven:
“vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel: Ja
Toelichting: Kneuzing inwendig weefsel hals / keelgebied
(….)
Lichaamsdeel: hoofd
Beschrijving: Boven rechter wenkbrauw een streepvormige verwonding, scherp (….)
lengte ongeveer 2 cm.
Soort: snijwond
Past bij toedracht: het geconstateerde letsel kan goed passen bij de door de
onderzochte persoon aangegeven toedracht.
(….)
Lichaamsdeel: hals
Beschrijving: in de hals zowel aan de linker- als rechterzijde zijn rode streepvormige
verkleuringen zichtbaar in lengte variërend van 0,5 cm tot 2 cm. Deze zijn passend bij inwerking van mechanisch geweld van buitenaf.
Soort: drukwond.” [3]
Verdachte heeft verklaard:
(….) “ik heb hem bij zijn keel gegrepen. Ik heb hem een klap op zijn gezicht gegeven met mijn rechterhand. (….) Ik heb hem met beide handen bij zijn keel gepakt en tegen de muur geduwd. (….) [4]
Uit de verklaring van verdachte volgt verder dat hij een aardappelschilmesje bij zich had. [5]
Bewijsoverwegingen
Geen unus testis-situatie
Volgens het tweede lid van art. 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt dat de verklaring van aangever in voldoende mate wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder door de verklaring van verdachte, zodat er geen sprake is van een unus testis-situatie. De rechtbank heeft geen redenen te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van aangever, zodat de rechtbank van deze verklaring zal uitgaan. De rechtbank heeft ook de overtuiging bekomen dat verdachte zich aan het door aangever beschreven geweldsincident schuldig heeft gemaakt, onder meer gelet op de verklaring van getuige [getuige 1] . Getuige [getuige 1] stond ten tijde van het geweldsincident via Skype in contact met aangever en zij heeft onder meer verklaard dat aangever iets moest opdrinken van de persoon die zijn kamer binnen kwam, hetgeen ook aangever heeft verklaard. Voorts heeft getuige [getuige 1] verklaard dat zij hoorde dat aangever schreeuwde dat hij werd gewurgd en om hulp riep.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld hoe het door verdachte toegepaste geweld gekwalificeerd dient te worden.
Vrijspraak primair
De rechtbank is van oordeel, zoals ook is gesteld door de officier van justitie en de verdediging, dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Vervolgens zal de rechtbank een oordeel moeten geven over de resterende impliciet ten laste gelegde poging tot doodslag.
Ten aanzien van het tenlastegelegde wurgen, overweegt de rechtbank als volgt. De steller van de tenlastelegging heeft, gelet op de tekst van de tenlastelegging, gedoeld op de gedraging waarbij verdachte met beide handen de keel van aangever heeft dichtgeknepen. De rechtbank acht deze gedraging wettig en overtuigend bewezen. Uit zowel de verklaring van aangever als de verklaring van verdachte volgt dat voornoemde gedraging op een eerder moment plaatsvond dan het door verdachte toepassen van een nekklem. Deze nekklem, waar verdachte ook van zegt dat hij deze heeft toegepast, is waargenomen door getuigen [getuige 2] en [getuige 3] toen zij de kamer binnenkwamen en waarna het geweldsincident stopte. De gedraging van verdachte die deze getuigen hebben gezien is, gelet op het voorgaande, geen gedraging die aan verdachte ten laste is gelegd, zodat deze gedraging ook niet kan worden betrokken bij de beoordeling van een (aanmerkelijke) kans op de dood van dan wel zwaar lichamelijk letsel bij aangever.
De rechtbank acht op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen aldus bewezen dat verdachte de keel van aangever heeft dichtgeknepen en aldus zijn ademhaling heeft belemmerd. Over de kracht waarmee dit is gebeurd en de duur hiervan bevat het dossier geen bewijs. De rechtbank acht eveneens bewezen dat verdachte een mes heeft gebruikt ten tijde van dit geweldsincident. Uit de verklaring van aangever kan worden opgemaakt dat verdachte hem heeft geslagen terwijl hij daarbij een mes in zijn hand had. Steun daarvoor vindt de rechtbank in de letselbeschrijving, waarin staat vermeld dat aangever een snijwond op zijn voorhoofd had.
Naar het oordeel van de rechtbank leveren de bewezen feitelijkheden geen aanmerkelijke kans op de dood van aangever op, zodat verdachte van het primair tenlastegelegde integraal zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak subsidiair
De steller van de tenlastelegging heeft onder subsidiair de poging doodslag nogmaals maar dan expliciet en zelfstandig opgenomen.
Nu de rechtbank zich bij de beoordeling van het primair ten laste gelegde reeds een oordeel heeft gevormd omtrent de – impliciete – poging tot doodslag, bestaat er geen noodzaak dit op deze plaats andermaal te doen. Verdachte zal van het subsidiair ten laste gelegde mitsdien worden vrijgesproken.
Meer subsidiair tenlastegelegde bewezen
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte, in het bijzonder het gedurende enige tijd met beide handen dichtknijpen van de keel en het slaan in de richting van het hoofd terwijl verdachte een mes in zijn hand had, naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken. Het tenlastegelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
meer subsidiair
op 20 juni 2017 te Lelystad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet,
- de kamer waarin die [slachtoffer] zich bevond is binnengegaan en direct de deur op slot heeft gedaan en
- met een mes in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] heeft gestoken en
- met zijn handen de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en aldus de ademhaling van die [slachtoffer] heeft belemmerd, terwijl hij, verdachte, die [slachtoffer] tegen een muur aandrukte,

zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.

Voor zover in het meer subsidiair bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Beroep op noodweer
Ter terechtzitting heeft de raadsman (subsidiair) aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het eigen lijf.
Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat aangever de initiator is geweest van geweld door verdachte meermalen in zijn scrotum te trappen en in het gezicht te slaan.
De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de raadsman aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt zijn weerlegging in de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Uit de hiervoor onder 4.3 genoemde bewijsmiddelen volgt juist dat verdachte de initiator is geweest van het geweld. De verklaring van aangever over het verloop van het geweldsincident wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] daar waar het gaat om het moment waarop het geweld een aanvang heeft genomen en het hulpgeroep van aangever, waarbij zij aangever ook hoort zeggen dat hij wordt gewurgd.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de hem verweten gedragingen niet heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van zijn eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor.
Het verweer wordt verworpen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot zware mishandeling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Beroep op noodweerexces
Ter terechtzitting heeft de raadsman aangevoerd dat, indien het beroep op noodweer wordt verworpen, de verdachte heeft gehandeld uit noodweerexces als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is echter van oordeel, zoals hiervoor onder 6 reeds uiteengezet, dat een noodweersituatie niet aannemelijk is geworden, zodat het verweer wordt verworpen.
Verdere beoordeling van de strafbaarheid
Pro Justitia rapportages van 1 augustus 2017 (psycholoog) en 21 augustus 2017 (psychiater)
Verdachte heeft niet willen meewerken aan het psychologisch en psychiatrisch onderzoek, naar aanleiding waarvan voornoemde rapportages zijn opgesteld. De psycholoog en de psychiater hebben daardoor geen antwoord kunnen geven op de aan hen voorgelegde onderzoeksvragen.
Pro Justitia rapport van 24 april 2018 (observatie in het Pieter Baan Centrum (PBC))
Vervolgens is verdachte geobserveerd in het PBC. Ook hier heeft verdachte niet mee willen werken aan de verrichte onderzoeken.
Psycholoog P.E. Geurkink heeft gerapporteerd dat verdachte door zijn weigering geen inzicht in zijn belevingswereld en wijzen van psychisch functioneren heeft gegeven. Vanuit de beschikbare informatie zijn er duidelijk aanwijzingen dat er sprake is van chronisch psychotische pathologie, met als kern wanen met grootheid, maar ook verwardheid en agressie. Dit speelt al lang, mogelijk al vanaf 2006. Hij voegt zich telkens onvoldoende naar de behandeling die hij krijgt waardoor hij steeds weer psychisch ontregelt en psychotisch wordt, al dan niet in combinatie met het gebruik van middelen. Gezien het voorgaande is het zeer waarschijnlijk dat hij lijdt aan een vorm van schizofrenie, hetgeen ook door verschillende psychiaters en psychologen eerder is vastgesteld, aldus voornoemde psycholoog.
Psychiater A.W.M.M. Stevens komt tot vergelijkbare bevindingen. Er zijn aanwijzingen voor antisociale persoonlijkheidstrekken. In hoeverre sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis kon niet onderzocht worden. Hoewel er aanwijzingen zijn voor een schreefgroei van de persoonlijkheid (al op jonge leeftijd blijk geven van het zich niet conformeren aan de norm, contacten met justitie, et cetera), zijn er onvoldoende gegevens om een persoonlijkheidsstoornis vast te kunnen stellen dan wel uit te kunnen sluiten.
Over de vraag of verdachte al dan niet toerekeningsvatbaar was ten tijde van het tenlastegelegde hebben de psycholoog en psychiater geen uitspraken kunnen doen.
Pro Justitia rapportages 4 april 2017 (psycholoog) en 21 april 2017 (psychiater)
De Pro Justitia rapportages van 4 april en 21 april 2017 zijn in het kader van een andere strafzaak opgemaakt. Gelet op het geringe tijdsverloop tussen de persoonlijkheidsonderzoeken die hebben geleid tot voornoemde rapportages en het plegen van het onderhavige feit op 20 juni 2017, en gelet op de weigerende houding bij de hiervoor genoemde persoonlijkheidsonderzoeken in het kader van onderhavige strafzaak, acht de rechtbank deze rapportages zeer relevant bij de beoordeling van de vraag of / in hoeverre het thans bewezenverklaarde aan verdachte kan worden toegerekend en de rechtbank zal de conclusies in deze rapportages dan ook in haar beoordeling betrekken.
GZ-Psycholoog M.H. Keppel heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van schizofrenie van het paranoïde type en van een stoornis in het gebruik van cocaïne en cannabis. Daarnaast is sprake van antisociale persoonlijkheidstrekken.
Psychiaters Th.J.G. Bakkum en V.F.M. Buijs hebben vergelijkbare conclusies als voornoemde psycholoog getrokken. Zij hebben geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van schizofrenie en een stoornis in het cannabisgebruik. Daarnaast werden antisociale persoonlijkheidstrekken waargenomen.
Voornoemde deskundigen hebben geconcludeerd dat deze stoornissen aanwezig waren ten tijde van het – in die zaak – tenlastegelegde en zij hebben in die zaak geadviseerd het tenlastegelegde in het geheel niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank komt in onderhavige zaak niet tot de conclusie dat het bewezenverklaarde in zijn geheel niet aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank stelt echter wel vast, gelet op de bevindingen van alle voornoemde rapportages in samenhang bezien – in het bijzonder de Pro Justitia rapportages van 4 april 2017 en 21 april 2017 – dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, namelijk schizofrenie. De rechtbank gaat er, gelet op de korte tijdspanne sinds deze conclusies van voornoemde deskundigen en het thans bewezenverklaarde, vanuit dat deze ziekelijke stoornis ook aanwezig was ten tijde van het thans bewezenverklaarde en dat deze stoornis de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde in ieder geval in enige mate heeft beïnvloed. Verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 25 mei 2018 goed kunnen verwoorden wat zijn toestand was ten tijde van het bewezenverklaarde en verdachte noemt zijn toestand van destijds ‘rand-psychotisch’, hetgeen hij wijt aan het niet goed ingeregeld zijn op medicatie. Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, kan niet worden vastgesteld dat verdachte volledig psychotisch was ten tijde van het plegen van het feit. De rechtbank is gelet op het voorgaande wel van oordeel dat het thans bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte moet worden toegerekend.
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd ten aanzien van het door haar bewezen geachte de verdachte te veroordelen tot
  • een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek van het voorarrest;
  • terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat TBS met dwangverpleging dient te volgen, gelet op het grote herhalingsgevaar, het feit dat sprake is van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en dat er sprake is van een zwaar misdrijf. Het beveiligingsniveau van TBS met voorwaarden is te laag in verband met de problematiek van verdachte en de nog bestaande onduidelijkheid rond diagnostiek en recidivegevaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – onder verwijzing naar het ‘Reclasseringsadvies TBS met voorwaarden’ van Tactus Reclassering Flevoland van 4 oktober 2018, opgesteld door mevrouw L. van der Veen, reclasseringswerker (hierna: het maatregelrapport) – verzocht aan verdachte een TBS met voorwaarden op te leggen. Er is aangetoond dat verdachte hulp nodig heeft. Verdachte is bereid zich aan de geadviseerde voorwaarden te houden, hij staat welwillend tegenover behandeling. Verdachte is zich bewust van de bestaande problematiek.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een persoon die eveneens was opgenomen in de instelling waar verdachte verbleef. Verdachte heeft het slachtoffer aangevallen met een mes, daarmee in de richting van diens hoofd gestoken en verder de keel van het slachtoffer dichtgeknepen. Dat het slachtoffer niet daadwerkelijk zwaar letsel heeft opgelopen is te danken aan toegesnelde medewerkers van de betreffende instelling. De verdachte heeft het slachtoffer pijn toegebracht en heeft de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Dit was een zeer angstige situatie voor het slachtoffer.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op:
- een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 29 augustus 2018, waaruit volgt dat verdachte meermalen ter zake van strafbare feiten is veroordeeld, ook voor strafbare feiten met een geweldscomponent;
- de hiervoor onder 7 genoemde rapportages, waaruit de rechtbank onder meer heeft afgeleid dat het strafbare feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend en dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, namelijk schizofrenie;
- het maatregelrapport;
- hetgeen verdachte en zijn raadsman ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden naar voren hebben gebracht.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van het strafbare feit kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) nemen voor ‘opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen)’ een gevangenisstraf van zeven maanden tot uitgangspunt en voor ‘opzettelijk toebrengen van zeer zwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen)’ een gevangenisstraf van 12 maanden tot uitgangspunt. Nu het hier een poging betreft, zal de rechtbank daar in strafverminderende zin rekening mee houden, evenals het feit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht. Desalniettemin acht de rechtbank, gelet op de aard en ernst van het feit, een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
TBS / TBS met voorwaarden
De rechtbank stelt vast dat het bewezen verklaarde een misdrijf is als bedoeld in artikel 37a, eerste lid aanhef en onder 1˚, van het Wetboek van Strafrecht, waardoor terbeschikkingstelling mogelijk is. Het bewezenverklaarde betreft een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een ander als bedoeld in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht. Gelet op de aard en ernst van het agressieve geweldsdelict dat zonder noemenswaardige aanleiding door verdachte is gepleegd, bezien in het licht van de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte zoals deze volgt uit voornoemde rapportages, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van een maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) eist.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden welke vorm van terbeschikkingstelling opgelegd dient te worden: terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege of terbeschikkingstelling met de oplegging van voorwaarden.
Op dat punt achtte de rechtbank zich eerder onvoldoende voorgelicht. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 25 mei 2018 heeft verdachte onder meer verklaard dat hij enorm lijdt onder detentie en dat hij open staat voor elke positieve stap, dat hij open staat voor diagnostiek en dat hij met de reclassering wil meewerken. Ten tijde van het tenlastegelegde was verdachte niet goed ingeregeld op medicatie, waardoor er sprake was van achterdocht bij verdachte. Nu, gedurende detentie, is verdachte naar eigen zeggen goed ingeregeld op medicatie. Het voorgaande heeft geleid tot het wijzen van het tussenvonnis van 8 juni 2018, bij welk tussenvonnis de rechtbank de opdracht heeft gegeven de reclassering een maatregelrapport op te laten maken waarin de mogelijkheden van de oplegging van TBS met voorwaarden worden onderzocht. Dit heeft geleid tot het maatregelrapport van 4 oktober 2018. Hierin geeft Tactus Reclassering aan dat er invulling kan worden gegeven aan TBS met voorwaarden en dat zij het toezicht hierop kan uitoefenen. Zij hebben daarbij diverse voorwaarden geadviseerd en verdachte heeft zich bereid verklaard aan deze voorwaarden mee te werken.
Aan de officier van justitie moet enerzijds worden toegegeven dat het hier om een ernstig strafbaar feit gaat. Anderzijds merkt de rechtbank op dat er, in het kader van het opleggen van TBS, zwaardere strafbare feiten voorstelbaar zijn. Immers, verdachte wordt thans veroordeeld voor een poging tot zware mishandeling.
Alles wijst erop dat verdachte behandeling nodig heeft, hetgeen hij zelf ook inziet en waarvoor hij zich naar eigen zeggen ook wil inzetten. De rechtbank heeft verdachte nu meermalen op zitting gezien en met hem gesproken. Verdachte is nu goed/beter ingeregeld op medicatie, mede daardoor is het in de loop der tijd, gedurende de voorlopige hechtenis, beter met hem gegaan, hoewel de detentie hem an sich zwaar valt. Ter zitting kan verdachte zich goed uitdrukken en ter zitting is de rechtbank gebleken dat hij inzicht heeft in zijn problematiek en dat hij inziet dat hij daar behandeling voor nodig heeft. Verdachte komt authentiek en oprecht over wanneer hij zegt dat hij een klinische behandeling nodig heeft. Hij zegt deze kans, een TBS met voorwaarden, indien hem die geboden wordt, met beide handen aan te grijpen. De rechtbank ziet niet dat hetgeen hij hier over zegt louter is ingegeven om een TBS met dwangverpleging die boven zijn hoofd hangt te ontlopen.
De officier van justitie heeft terecht gewezen op de nog bestaande onduidelijkheid rond diagnostiek en recidivegevaar. Dit laat onverlet dat verdere duidelijkheid hieromtrent kan worden verkregen gedurende de behandeling en de verdere voorwaarden waar verdachte zich aan dient te houden. Met het oog op een voortvarende behandeling is het voor verdachte van belang dat hij daaraan meewerkt en daarbij openheid betracht. Bovendien hangt de mogelijkheid van omzetting naar TBS met dwangverpleging boven zijn hoofd. De impact van het opleggen van TBS met voorwaarden moet dan ook niet onderschat worden.
Alles overwegende acht de rechtbank het opleggen van TBS met dwangverpleging nu een brug te ver en bovendien niet noodzakelijk. De rechtbank ziet in het voorgaande voldoende aanleiding om verdachte de kans te bieden behandeling te ondergaan in het kader van TBS met voorwaarden. De rechtbank zal ter bescherming van de veiligheid van anderen voorwaarden stellen die het gedrag van verdachte betreffen, te weten de voorwaarden zoals geadviseerd in het maatregelrapport en zoals hierna in het dictum te noemen. Naar het oordeel van de rechtbank is met de te stellen voorwaarden de veiligheid van anderen voldoende gewaarborgd.
Dadelijke uitvoerbaarheid TBS met voorwaardenDe rechtbank zal bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Voor het geval de voorwaarden worden overtreden en alsnog dwangverpleging wordt bevolen, overweegt de rechtbank reeds nu het volgende:
De maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

9.BESLAG

Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten een mes, zoals ook gevorderd door de officier van justitie, verbeurd verklaren. Met behulp van dit voorwerp is het meer subsidiair bewezenverklaarde feit begaan.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 37a, 37b, 38, 38a, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij
de volgende voorwaarden betreffende het gedragvan de ter beschikking gestelde, namelijk dat deze
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • meewerkt aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat verdachte:
 zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
 een of meer vingerafdrukken laat nemen en een geldig identiteitsbewijs laat zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
 zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
 de reclassering helpt aan een actuele foto waarop zijn/haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
 meewerkt aan huisbezoeken;
 de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
 zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van de reclassering;
 meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
  • als de reclassering dat nodig acht, meewerkt aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling zoals een FPK of FPA. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per kalenderjaar;
  • niet naar het buitenland of naar de Nederlandse Antillen gaat, zonder toestemming van het openbaar ministerie;
  • zich laat opnemen bij GGZ NHN, PFA Intensief of een soortelijke intramurale zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de (klinische) behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. De opname duurt maximaal 24 maanden of zoveel korter als de leiding van de zorginstelling in overleg met de reclassering wenselijk acht. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de ter beschikking gestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • zich, na de klinische behandeling, laat behandelen door een door de reclassering nader te bepalen zorgverlener. De behandeling duurt zolang de terbeschikkingstelling loopt of zoveel korter als de reclassering in samenspraak met de zorgverlener nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de terbeschikkingstelling loopt of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • geen drugs gebruikt en meewerkt aan controles op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de ter beschikking gestelde wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek en bloedonderzoek.
  • geen alcohol gebruikt en meewerkt aan controles op dit alcoholverbod, zolang dit door de reclassering is geïndiceerd. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak ter beschikking gestelde wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek, bloedonderzoek en ademonderzoek (blaastest);
  • meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan bewindvoering of schuldhulpverlening in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen. De ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
  • meewerkt aan controle van het gebruik van drugs en, indien door de reclassering geïndiceerd, alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de ter beschikking gestelde wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn ademonderzoek (blaastest), urineonderzoek en bloedonderzoek;
  • openheid geeft over zijn sociale contacten, inclusief partner en geeft toestemming aan de reclassering om contact op te nemen met deze persoon;
  • geen schulden maakt. Hij geeft inzage in zijn financiële zaken en hij accepteert begeleiding/controle indien de reclassering dit nodig acht;
  • zich inzet voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding;
  • niet deelneemt aan kansspelen, zolang dit door de reclassering is geïndiceerd;
- geeft opdracht aan Tactus Reclassering Flevoland de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- beveelt de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart het inbeslaggenomen mes verbeurd.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.M.A. Sinnige, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en
J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 oktober 2018.
Mrs. Sinnige, Wiersma en Laanstra, voornoemd, zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 20 juni 2017 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- de kamer waarin die [slachtoffer] zich bevond is binnengegaan en direct de deur op slot heeft gedaan en/of
- die [slachtoffer] de volgende woorden heeft toegevoegd: "Ik heb hier een drankje voor je, die kan je nu opdrinken anders vermoord ik je ter plekke" en/of "Je drinkt dit op of ik vermoord je" en/of "Als je niet drinkt dan snijd ik je strot door", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- meerdere malen met een mes in het hoofd van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of
- met zijn handen de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en aldus de ademhaling van die [slachtoffer] heeft belet en/of belemmert, terwijl hij, verdachte, die [slachtoffer] tegen een muur aandrukte en/of (vervolgens) een mes tegen de keel van die [slachtoffer] heeft gehouden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 20 juni 2017 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet,
- de kamer waarin die [slachtoffer] zich bevond is binnengegaan en direct de deur op slot heeft gedaan en/of
- die [slachtoffer] de volgende woorden heeft toegevoegd: "Ik heb hier een drankje voor je, die kan je nu opdrinken anders vermoord ik je ter plekke" en/of "Je drinkt dit op of ik vermoord je" en/of "Als je niet drinkt dan snijd ik je strot door", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- meerdere malen met een mes in het hoofd van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of
- met zijn handen de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen waardoor die [slachtoffer] geen lucht meer kreeg, terwijl hij, verdachte, die [slachtoffer] tegen een muur aandrukte en/of een mes tegen de keel van die [slachtoffer] heeft gehouden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 20 juni 2017 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer] , opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- de kamer waarin die [slachtoffer] zich bevond is binnengegaan en direct de deur op slot heeft gedaan en/of
- meerdere malen met een mes in de richting van het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of
- met zijn handen de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en aldus de ademhaling van die [slachtoffer] heeft belet en/of belemmert, terwijl hij, verdachte, die [slachtoffer] tegen een muur aandrukte en/of (vervolgens) een mes tegen de keel van die [slachtoffer] heeft gehouden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 juni 2017, genummerd 2017187646, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 55. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 29, hetgeen is vermeld onder ‘Feit’, ‘Plaats delict’ en ‘Pleegdatum / tijd’. pagina 29, de laatste alinea. Pagina 30, alinea’s 3 en 6. Pagina 31.
3.De letselrapportage betreffende aangever [slachtoffer] van Forensische Geneeskunde GGD Flevoland, opgemaakt op 22 juni 2017 door mevrouw N.C.A.M. Lachmann, forensisch arts FMG van GGD Flevoland. Pagina’s 2 en 3.
4.Pagina 19, alinea 10. Pagina 20, alinea 5.
5.Pagina 21.