Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 september 2018 in de zaak tussen
[eiser 1], eiser 1
[eiser 2], eiser 2
(gemachtigde: drs. C. van Oosten),
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 27 september 2018 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van eisers in hun verzoek om handhaving tegen het conservatorium van de [naam stichting] in Utrecht. Eisers, woonachtig nabij het conservatorium, hadden eerder handhavingsverzoeken ingediend die door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, niet in behandeling waren genomen. De rechtbank oordeelde dat verweerder ten onrechte eisers niet-ontvankelijk had verklaard in hun bezwaar tegen het handhavingsbesluit. De rechtbank stelde vast dat eisers belanghebbenden zijn bij de handhavingsbesluiten, omdat zij direct geraakt worden door de geluidsoverlast van het conservatorium. De rechtbank oordeelde dat het niet in behandeling nemen van de handhavingsverzoeken onterecht was, aangezien eisers hun verzoeken per fax hadden ingediend, wat door verweerder niet correct was behandeld. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eisers. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers, die op € 1.002,- werden vastgesteld, en het betaalde griffierecht van € 168,- diende te worden vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van de erkenning van belanghebbendheid in handhavingsprocedures en de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met ingediende verzoeken.