ECLI:NL:RBMNE:2018:5458

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 augustus 2018
Publicatiedatum
8 november 2018
Zaaknummer
16/707011-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling en bedreiging van een minderjarige zoon na verjaring van een deel van de tenlastelegging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 10 augustus 2018, stond de verdachte terecht voor de beschuldiging van mishandeling en bedreiging van zijn minderjarige zoon over een periode van zes jaar. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat begon met een openbare terechtzitting op 27 juli 2018. De officier van justitie, mr. H. Leepel, vorderde een veroordeling op basis van de verklaringen van de zoon en andere getuigen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.J. Daniels, pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen.

De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de zoon, hoewel ernstig, niet voldoende ondersteund werden door ander bewijs. De rechtbank wees op de inconsistenties in de verklaringen van de moeder van de zoon en het gebrek aan getuigen die de mishandelingen of bedreigingen konden bevestigen. Bovendien werd vastgesteld dat een deel van de tenlastelegging was verjaard, waardoor het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk werd verklaard in de vervolging voor dat deel.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlasteleggingen van mishandeling en bedreiging, omdat er onvoldoende wettig bewijs was om tot een veroordeling te komen. De benadeelde partij, de zoon, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank besloot dat de kosten van de procedure door beide partijen zelf gedragen moesten worden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/707011-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 augustus 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] (Marokko)
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
( [postcode] ) [woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 juli 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H. Leepel en van hetgeen verdachte en mr. S.J. Daniels, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1in de periode van 1 januari 2010 tot en met 21 augustus 2016 te Utrecht zijn zoon [slachtoffer] meerdere keren heeft mishandeld;
feit 2in de periode van 1 januari 2010 tot en met 21 augustus 2016 te Utrecht [slachtoffer] , meerdere keren met de dood heeft bedreigd.

3.VOORVRAGEN

3.1
ontvankelijkheid officier van justitie ten aanzien van feit 2
Op bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht zoals onder feit 2 ten laste is gelegd staat een strafbedreiging van maximaal twee jaar gevangenisstraf. Artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat voor misdrijven waarop een strafbedreiging van maximaal 3 jaren gevangenisstraf is gesteld een verjaringstermijn van 6 jaren geldt.
De verjaring wordt gestuit bij een daad van vervolging, in dit geval het uitbrengen van een dagvaarding. Op 18 juni 2018 is door de officier van justitie een dagvaarding uitgebracht.
Aldus dient het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging van verdachte voor het ten laste gelegde over de periode van 1 januari 2010 tot en met 17 juni 2012.
3.2
overige voorvragen
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is – voor zover geen sprake is van verjaring – ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen. Ten aanzien van feit 2 acht de officier van justitie een korte periode dan tenlastegelegd bewezen, te weten een periode vanaf december 2014 tot en met 21 augustus 2016. De officier van justitie acht de verklaring van [voornaam van slachtoffer] betrouwbaar. [voornaam van slachtoffer] verklaart consistent en gebruikt in zijn verklaring en in zijn “verhaal” dezelfde woorden. Uit de rapportages volgt dat er na een incident telkens snel gesprekken met de hulpverlening zijn. De verklaring van [voornaam van slachtoffer] wordt ondersteund door de verklaring van zijn moeder, zijn broer, [D] en de stukken van de huisarts. Voorts zijn er geen aanwijzingen dat [voornaam van slachtoffer] beïnvloed is door zijn moeder. [voornaam van slachtoffer] spaart bij […] zijn moeder niet. Verder volgt uit het dossier dat moeder psychische problemen had, maar ook dat zij haar zoon probeert te beschermen. Voorts heeft zij nooit geprobeerd [voornaam van slachtoffer] bij zijn vader weg te houden en stemde zij in met omgangsregelingen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt allereerst dat [voornaam van slachtoffer] ten tijde van het tenlastegelegde nog (heel) jong was. Uit het dossier volgt dat [voornaam van slachtoffer] erg teleurgesteld was in zijn vader (verdachte) en over hoe deze met hem omging. Ook had de moeder van [voornaam van slachtoffer] een heel slechte relatie met verdachte en waren er incidenten tussen [voornaam van slachtoffer] en zijn moeder.
Dit alles maakt dat zeer behoedzaam moet worden omgegaan met de verklaring van [voornaam van slachtoffer] .
Uit het dossier volgt dat niemand, anders dan [voornaam van slachtoffer] zelf, ooit gezien of gehoord heeft dat [voornaam van slachtoffer] door verdachte werd geslagen of bedreigd. De thuiswonende broer [A] , de gezinscoach [B] , [C] de ex-stiefvader van [voornaam van slachtoffer] en de vrijwilligster [D] die vanaf februari 2013 bijna wekelijks bij [voornaam van slachtoffer] thuis kwam, hebben geen verwondingen bij [voornaam van slachtoffer] gezien.
De verklaring van de moeder van [voornaam van slachtoffer] is gebaseerd op hetgeen [voornaam van slachtoffer] haar zelf heeft verteld. Zij heeft zelf nooit gezien dat [voornaam van slachtoffer] werd geslagen door verdachte. Zij verklaart inconsistent over het letsel bij [voornaam van slachtoffer] .
In eerste instantie verklaart zij dat [voornaam van slachtoffer] vaak huilend thuis kwam en vertelde dat hij geslagen was door zijn vader maar dat zij nooit letsel of blauwe plekken bij [voornaam van slachtoffer] had gezien. Vervolgens verklaart zij dat zij letsel bij [voornaam van slachtoffer] heeft gezien nadat [voornaam van slachtoffer] haar verteld had dat verdachte hem met een lamel had geslagen. Zij zou foto’s van dit letsel hebben gemaakt, echter zij kon deze foto’s niet meer terugvinden. [voornaam van slachtoffer] zelf heeft in zijn verklaring en zijn “verhaal van [voornaam van slachtoffer] ” echter geen melding gemaakt van letsel na dit door hem genoemde incident.
Op 21 augustus 2016 zou [voornaam van slachtoffer] op straat zijn bedreigd door verdachte en zijn gevallen terwijl hij wegrende, waardoor hij een verwonding aan zijn nek opgelopen had.
Getuige [getuige] was er op 21 augustus 2016 bij toen verdachte en [voornaam van slachtoffer] elkaar op straat tegen kwamen. Hij heeft verklaard dat verdachte de naam van zijn zoon riep en dat [voornaam van slachtoffer] vervolgens wegrende. Hij heeft geen bedreiging(en) gehoord. Er bevindt zich geen ander (steun)bewijs in het dossier.
Het gegeven dat [voornaam van slachtoffer] slecht op school presteerde nadat er een incident met verdachte zou zijn geweest hoeft niet te betekenen dat dit specifiek ten gevolge van een (strafbaar) incident was. Er was immers in het algemeen sprake van een moeizame relatie tussen [voornaam van slachtoffer] en verdachte.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat niet valt uit te sluiten dat zich incidenten tussen [voornaam van slachtoffer] en verdachte hebben voorgedaan. De verklaringen die zich naast de verklaringen van [voornaam van slachtoffer] in het dossier bevinden ondersteunen zijn verklaringen echter onvoldoende. Daardoor is er onvoldoende wettig (en overtuigend) bewijs en zal de rechtbank verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde vrijspreken.

5.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 900.00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 800,00, met daarbij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om de vordering van de benadeelde partij, gelet op de bepleite vrijspraak, af te wijzen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering van de benadeelde partij te matigen en zich daarbij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu de verdachte van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Ontvankelijkheid officier van justitie
- verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vervolging van verdachte ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde voor wat betreft de periode 1 januari 2010 tot en met 17 juni 2012;
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 en 2 (voor het overige) ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Benadeelde partij
- verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, voorzitter, mrs. L.C. Michon en C. van de Lustgraaf, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 augustus 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in op of omstreeks de periode 01 januari 2010 t/m 21 augustus 2016 te Utrecht opzettelijk mishandelend zijn kind, althans een persoon, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2004),
- ( meermalen) met een (opgerolde) lamelle, althans met een voorwerp in het gezicht/tegen het hoofd heeft geslagen en/of
- ( telkens) (meermalen) in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt en/of
- ( telkens) (meermalen) tegen ledematen en/of tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt en/of geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2010 t/m 21 augustus 2016 te Utrecht, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2004) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [voornaam van slachtoffer] (telkens) dreigend de woorden toegevoegd:
- " ik pak je, ik dood je" en/of
- " ik ga je doodmaken" (terwijl hij daarbij die [voornaam van slachtoffer] bij de keel vast had gepakt) en/of
- " als je het tegen je moeder zegt, dan maak ik je dood",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht