ECLI:NL:RBMNE:2018:548

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2018
Publicatiedatum
14 februari 2018
Zaaknummer
16/653382-17; 16/652573-16; 16/068506-17; 16/659969-16 (tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling, diefstal en bedreiging met oplegging van ISD-maatregel

Op 13 februari 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van mishandeling, diefstal en bedreiging. De zaak betreft meerdere feiten die zich hebben voorgedaan in Lelystad. De rechtbank heeft de verdachte beschuldigd van het mishandelen van zijn levensgezel, het stelen van een pinpas, geld en een telefoon van een ander, en het bedreigen van twee buren. Tijdens de zitting op 30 januari 2018 heeft de officier van justitie de feiten als wettig en overtuigend bewezen verklaard, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit voor enkele feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 december 2017 zijn levensgezel heeft mishandeld door haar meerdere malen te slaan. Daarnaast heeft hij op 23 augustus 2016 een pinpas, geld en een telefoon van een ander gestolen. De bedreiging van de buren vond plaats op 8 april 2017, waarbij de verdachte hen met de dood bedreigde. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, maar heeft de bewezenverklaring van de mishandeling, diefstal en bedreiging gehandhaafd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de problematiek van de verdachte, waaronder alcoholmisbruik, en heeft besloten tot oplegging van een ISD-maatregel voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/653382-17; 16/652573-16; 16/068506-17 en 16/659969-16 (tul) (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 februari 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1980] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein te Nieuwegein .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.A. Nieli en van hetgeen verdachte en mr. J.B. van Faassen, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/653382-17 (hierna: feit 1):
op 9 december 2017 te Lelystad zijn levensgezel [slachtoffer 1] heeft mishandelend door haar één of meermalen met zijn vuisten op het hoofd, althans het lichaam, te slaan en haar meerdere malen met een (dweil)stok tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan.
Parketnummer 16/652573-16
1. hierna: feit 2)
op 23 augustus 2016 te Lelystad een pinpas, geld en een telefoon van [slachtoffer 2] heeft gestolen.
2. ( hierna: feit 3)
op 23 augustus 2016 te Lelystad [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar driemaal tegen het hoofd te slaan.
3. ( hierna: feit 4)
op 24 augustus 2016 te Lelystad, tussen 00.15 en 17.00 uur, in een woning aan de [adres 1] een PlayStation 4 en/of het spel Grand Theft Auto 5 en/of een joystick van [benadeelde] heeft gestolen door middel van braak, verbreking en/of inklimming door een (dichtgetimmerd) kattenluikje in de achterdeur te vernielen en vervolgens de knip(pen) van die achterdeur te ontgrendelen.
Parketnummer 16/068506-17 (hierna: feit 5):
op 8 april 2017 te Lelystad [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feiten 3 en 4 wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor feit 3 (mishandeling van [slachtoffer 2] ) en feit 4 (diefstal met braak). Daartoe heeft hij aangevoerd dat het dossier voor feit 3 enkel de aangifte als bewijsmiddel bevat en dat voor feit 4 het enkele aantreffen van een DNA-spoor op de plaats delict onvoldoende is voor een bewezenverklaring. Voor dat laatste is belangrijk dat verdachte regelmatig in de woning van aangeefster kwam, zodat niet valt uit te sluiten dat hij op enig moment voor de inbraak het blikje bier in haar woning heeft achtergelaten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 3 (mishandeling van [slachtoffer 1] )
Alleen door aangeefster [slachtoffer 1] is verklaard dat zij door verdachte is geslagen. Nu het dossier verder geen aanvullend bewijs bevat en verdachte dit feit ontkent, zal de rechtbank verdachte hiervan vrijspreken.
Ten aanzien van feit 4 (diefstal met braak)
In de woning van aangeefster [slachtoffer 1] is ingebroken waarbij de in de tenlastelegging genoemde goederen zijn weggenomen. Uit het dossier blijkt dat op het aanrecht in de keuken van de woning een leeg blikje bier is aangetroffen, dat volgens aangeefster niet in haar woning lag toen zij die had verlaten. Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is gebleken dat het op dit blikje aangetroffen speeksel een DNA-profiel bevat dat matcht met het DNA-profiel van verdachte (de kans dat het DNA op het blikje afkomstig is van een willekeurige derde is kleiner dan één op één miljard).
Op grond van het rapport van het NFI stelt de rechtbank vast dat het verdachte is geweest die uit dit blikje heeft gedronken. Verder is het aannemelijk dat hij dit blikje in de woning van aangeefster heeft gebracht, ook gezien zijn alcoholverslaving en zijn regelmatige aanwezigheid daar, zelfs nog op de dag vóór de inbraak. Maar het is onbekend wanneer het blikje in de woning is achtergelaten. Dit bewijsmiddel is, zelfs in samenhang met de verklaring van aangeefster dat het blikje niet in haar woning lag toen ze haar woning verliet, naar het oordeel van de rechtbank dan ook onvoldoende om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde diefstal met braak te komen. Dit, nu verdachte vaak in de woning was en het niet uit te sluiten is dat aangeefster het blikje over het hoofd heeft gezien na het zeer recente bezoek van verdachte voor de inbraak. Nu verder aanvullend bewijs ontbreekt en verdachte het ten laste gelegde ontkent, zal de rechtbank hem hiervan vrijspreken.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS VAN DE OVERIGE FEITEN

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de overige ten laste feiten gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor de feiten 1 (mishandeling van [slachtoffer 1] ) en 5 (bedreiging) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor de onder 2 ten laste gelegde diefstal heeft hij vrijspraak bepleit voor wat betreft de telefoon en de pinpas en zich gerefereerd ten aanzien van het weggenomen geldbedrag.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen voor feit 1 (mishandeling van [slachtoffer 1] ) [1]
Het onder 1 ten laste gelegde feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft dit feit bekend en de raadsman heeft voor dit feit geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 januari 2018;
  • het proces-verbaal van aangifte door J. [slachtoffer 1] , blad 1 t/m 3 en de bij dit proces-verbaal gevoegde foto’s van het letsel.
Bewijsmiddelen voor feit 2 (diefstal van [slachtoffer 1] ) [2]
Aangeefster [benadeelde] heeft verklaard dat zij op 23 augustus 2016 omstreeks 20.00 uur thuis kwam en zag dat verdachte langs was geweest. Verdachte had nog een sleutel van haar woning. Omstreeks 20.10 uur kwam verdachte aangelopen. Zij vertelde hem dat hij niet meer welkom was en de huissleutel moest inleveren. Enkele uren later belde verdachte haar met de vraag of hij wat kleding en schoenen mocht halen. Eenmaal bij de woning ontstond er een ruzie tussen aangeefster en verdachte. Aangeefster is vervolgens weggelopen. Zij zag dat verdachte haar woning inging. Toen zij later in haar woning kwam, zag zij dat uit haar portemonnee haar pinpas en € 300,- aan contant geld was gestolen. Ook haar telefoon van het merk Samsung was gestolen. [3]
In de fouillering van verdachte zat een witte Samsung telefoon. Verbalisant heeft het mobiele nummer gebeld dat aangeefster van haar weggenomen Samsung telefoon had opgegeven en hoorde dat de telefoon toen overging. [4]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de verklaring van aangeefster over de pinpas en het geld wel klopt, hij heeft deze spullen meegenomen. Het geld heeft hij meegenomen omdat zij geld van zijn pinpas had gehaald toen hij vast zat. [5]
Bewijsoverweging voor feit 2
De rechtbank overweegt dat verdachte over de pinpas wisselend heeft verklaard. Bij de politie heeft hij verklaard dat de verklaring van aangeefster over de pinpas en het geld wel klopt, en dat zij haar geld en pinpas weer terug krijgt als hij vrij is. Tijdens het verhoor in raadkamer en ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij tijdens zijn detentie zijn pinpas aan aangeefster had uitgeleend en dat hij op 23 augustus 2016 zijn eigen pinpas heeft meegenomen en niet die van aangeefster. Dit draaien van verdachte over wat hij gedaan heeft, geeft de rechtbank reden om de juistheid van de verklaring van aangeefster aan te nemen dat het haar pinpas was die is gestolen. Dit betekent dat zij bewezen acht dat verdachte het geld en de pinpas heeft weggenomen. Ditzelfde geldt voor de diefstal van de telefoon. De politie heeft aangeefster geconfronteerd met de verklaring van verdachte dat hij de telefoon aan haar had gegeven en hem daarom had teruggepakt, waarop aangeefster heeft verklaard dat dit niet waar is en dat verdachte liegt. De rechtbank heeft ook op dit punt geen aanleiding om aan de juistheid van de verklaring van aangeefster te twijfelen. Dit maakt dat het onder 2 ten laste gelegde feit integraal wettig en overtuigend bewezen is.
Bewijsmiddelen voor feit 5 (bedreiging) [6]
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij op 8 april 2017 omstreeks 04.30 uur wakker werd van hard geschreeuw voor haar woning. Ze keek uit het raam en zag daar de buurman van [adres 2] staan. Ze zag dat hij in haar voortuin stond en naar hen wees waardoor het voor haar duidelijk was dat de bedreigingen op haar, haar man en haar kinderen gericht was. De bedreigingen die geuit werden, waren: “Ik maak je kinderen af, ik weet waar je woont, ik bind een touw om je nek, ik maak je dood, ik maak je af.” Dit duurde minimaal twee uur lang. [7]
Getuige [slachtoffer 4] , de man van [slachtoffer 3] , heeft verklaard dat de overbuurman schreeuwde: “Ik maak jullie helemaal kapot. Jij kankerhoer! Je man maak ik ook dood!” Hij zag dat de buurman ondertussen naar hun woning liep en de voortuin inliep en voor hun voordeur ging staan. Ondertussen schreeuwde hij: “Die rooie van jullie zie ik ook wel lopen met de hond, met dat touwtje. Ik knoop dat touw om de nek en de hond van jullie kinderen. Als ik het zelf niet kan doen dan zal ik mijn leger inschakelen en dan doen die het!”. Zijn kinderen hebben beiden rood haar, waardoor hij wist dat het om zijn kinderen ging. Getuige is naar beneden gegaan en kon zien dat verdachte door het raam van hun voordeur keek en met zijn vinger naar hen wees. [8]
Bewijsoverweging voor feit 5
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De ten laste gelegde bewoordingen die zien op het in brand steken van de woning van aangeefster en getuige als zij op vakantie of niet thuis zijn en hen de straat uit terroriseren, leveren geen bedreiging op met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling, zodat de rechtbank verdachte van die onderdelen van de tenlastelegging zal vrijspreken.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 9 december 2017 te Lelystad, opzettelijk zijn levensgezel, te weten [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door meerdere malen (met zijn vuisten) tegen/op het hoofd te slaan en deze [slachtoffer 1] meerdere malen met een dweilstok, tegen/op het hoofd te slaan.
2.
op 23 augustus 2016 te Lelystad, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas en geld en een telefoon, toebehorende aan [benadeelde] ;
5.
hij op 8 april 2017 te Lelystad, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd:
-"Ik maak je kinderen af" en
-"Ik bind een touw om je nek" en
-"Ik maak je dood" en
-"Ik maak je af" en
-"Ik maak jullie helemaal kapot. Jij kankerhoer! Je man maak ik ook dood!" en
-"Die rooie van jullie zie ik ook wel lopen met de hond, met dat touwtje. Ik knoop dat touw om de nek van jullie kinderen. Als ik het zelf niet kan doen dan zal ik mijn leger inschakelen en dan doen die het!"
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 en 5 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Ten aanzien van feit 2:
diefstal.
Ten aanzien van feit 5:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte is alleen met betrekking tot feit 5 (bedreiging) door M.L. Sikkens en J. Heerschop, beiden GZ-psycholoog, een rapport van 25 augustus 2017 opgemaakt.
Het rapport houdt onder meer het volgende in. Er is bij verdachte sprake van een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol en een lichte stoornis in het gebruik van cannabis. Een mogelijke verstandelijke beperking kon binnen het huidige onderzoek niet met zekerheid geconcludeerd worden, maar wordt zeker niet uitgesloten. Het intellectueel functioneren wordt maximaal op zwakbegaafd niveau beoordeeld. Ook worden antisociale trekken in de persoonlijkheid geobjectiveerd. Ten tijde van het ten laste gelegde was het samenspel van deze problematiek acuut aan de orde, met (vermoedelijk) een belangrijke directe rol voor het in sterke mate onder invloed zijn van alcohol. Dit beïnvloedde de gedragingen en gedragskeuzes van verdachte. Het onder invloed zijn van alcohol heeft bij verdachte een sterk ontremmende werking op de vanuit de persoonlijkheidskenmerken en het intellectueel beperkte functioneringsniveau aanwezige neiging tot achterdocht, zich snel uitgedaagd voelen en (impulsief) agressief, vijandig gedrag. De zelfcontrole in situaties waar verdachte uitgedaagd wordt, schiet ernstig tekort. Wanneer hij in dergelijke situaties onder invloed van alcohol is, is de zelfcontrole nihil. De keuzevrijheid ten aanzien van het alcoholgebruik laat zich niet gemakkelijk bepalen binnen het huidige onderzoek. Verdachte lijkt, afgaand op de zelfrapportage, in staat te zijn om binnen een beschermende context zijn alcoholgebruik te beheersen. Anderzijds kan niet worden uitgesloten dat de zelfbeheersing ten aanzien van het alcoholgebruik minder sterk is dan zoals dat door verdachte is gerapporteerd en dat aan de periodieke dronkenschap in veel mindere mate een keuzeproces vooraf gaat. Al met al leidt het samenspel van het verstandelijk functioneringsniveau, de persoonlijkheidskenmerken en de middelenproblematiek tot een verminderde toerekenbaarheid.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en maakt die tot de hare en is van oordeel dat het hiervoor onder 5 bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Met betrekking tot het onder 1 en 2 bewezen verklaarde zijn geen rapportages opgemaakt. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte ten tijde van het begaan van deze feiten onder invloed was van alcohol. Nu het alcoholgebruik van verdachte een belangrijke factor is in de conclusie tot verminderde toerekenbaarheid, is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten volledig aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.

9.OPLEGGING VAN DE MAATREGEL

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat nog niet alle mogelijkheden tot gedragsverandering zijn uitgeput. Zo is een klinische opname aansluitend op een detentieperiode niet geprobeerd. De raadsman heeft verzocht aan verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, zodat hem nog één allerlaatste kans kan worden gegeven en de (onvoorwaardelijke) ISD-maatregel een ‘ultimum remedium’ blijft.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan huiselijk geweld. Hij heeft zijn vriendin met een dweilstok dusdanig hard geslagen dat deze aluminium stok daarna krom stond. Dit deed hij in aanwezigheid van zijn kinderen. Verdachte heeft daarmee ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van nota bene zijn vriendin, en op deze manier ook voor zijn kinderen een onveilige situatie gecreëerd. Dit is ernstig.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een aantal goederen van een kennis van hem. Hij heeft met deze diefstal getoond het verschil tussen mijn en dijn niet te respecteren.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn buren. Bij hen is de vrees ontstaan dat hen iets zeer ernstigs zou overkomen en verdachte heeft op geen enkele manier rekening gehouden met het effect dat zijn woorden op deze mensen kon hebben. Uit het dossier blijkt dat de bewezen verklaarde bedreiging niet op zichzelf staat, en dat de impact ervan enorm was. De angst voor verdachte is dermate groot dat de buurman zijn gezin niet meer alleen thuis durft te laten, er zelfs hulp van een psychiater is gezocht en dat andere buren uit angst voor verdachte weigerden een getuigenverklaring af te leggen. De rechtbank rekent verdachte dit alles zeer aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 21 december 2017 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor met name vermogens- en geweldsdelicten en overtredingen van de Wegenverkeerswet. De laatste onherroepelijke veroordeling dateert van 13 juni 2017.
Uit de onder punt 8 van dit vonnis genoemde rapportage ‘Psychologisch onderzoek’ volgt dat vanuit de beschreven problematiek bij gelijk blijvende omstandigheden het risico op recidive als hoog wordt ingeschat. De ten tijde van het onderzoek bestaande context van ambulante begeleiding en toezicht zonder gericht risicomanagement biedt slechts in beperkte mate en daarmee in ontoereikende zin tegenwicht aan het recidiverisico. In een optimaal scenario zou de beschermende context verder worden uitgebouwd door middel van de reeds bestaande pijlers van toezicht, ambulante begeleiding, administratieve ondersteuning, bewindvoering en dergelijke, gecombineerd met gericht risicomanagement. Dit sluit aan bij de vanuit de reclassering ingezette koers van het creëren van een overzichtelijke en controleerbare leefsituatie op het gebied van wonen en dagbesteding, het toewerken naar abstinentie van alcohol en het voor langere termijn betrekken van forensisch gespecialiseerde hulpverlening. Kaders, toezicht en ondersteuning vormen de kernwoorden in de geadviseerde interventies, gekoppeld aan realistische verwachtingen. Deze interventies kunnen plaatsvinden vanuit het reeds bestaande kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel. Indien deze interventies niet toereikend blijken om het delictrisico afdoende te beperken, zullen meer dwingende kaders overwogen moeten worden, waarbij gedacht kan worden aan een ISD-traject.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 25 januari 2018, opgemaakt door E.M.F.A. Strasek. Dit rapport houdt onder meer in dat sprake is van problematiek en risico’s op meerdere leefgebieden. Verwezen wordt naar een op 22 september 2017 opgemaakt reclasseringsrapport waarin staat dat het recidiverisico wordt ingeschat als hoog zolang verdachte in de huidige instabiele leefsituatie verkeert, daarbij ook alcohol drinkt en zich in een negatief sociaal netwerk bevindt. Verdachte staat geregistreerd als Top-X voor de regio Flevoland. Meermalen werd aan verdachte een reclasseringstoezicht met een plan van aanpak opgelegd. In het kader van een eerder opgelegd toezicht zou verdachte klinisch behandeld moeten worden in verband met detoxificatie en zou hij daarna bij de Oranjeborg (beschermd) kunnen gaan wonen. Gedurende het toezicht werkte verdachte wisselend mee, maar gaandeweg kwam hij de afspraken steeds slechter na. Ook behandeling kwam om die reden niet van de grond. Verdachte wilde niet langer meewerken met de behandeling bij ForFact. De reclassering adviseert ten slotte aan verdachte een ISD-maatregel op te leggen omdat zij geen mogelijkheden meer ziet om verdachte te begeleiden en zo de risico’s in te perken. Verdachte toont in het kader van de bijzondere voorwaarden geen motivatie en inzet meer. Binnen de ISD-maatregel kan gewerkt worden aan de geïndiceerde behandelingen zoals detoxificatie met betrekking tot de alcoholproblematiek.
De maatregel
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de onder 1, 2 en 5 bewezen geachte feiten aan alle formele voorwaarden is voldaan voor het opleggen van de ISD-maatregel.
Ten eerste zijn de bewezen verklaarde feiten misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Ten tweede blijkt uit het uittreksel justitiële documentatie van 21 december 2017 dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan deze feiten – waarvan de laatste van 9 december 2017 dateert – ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen en een taakstraf. Dit betreffen de volgende veroordelingen:
  • op 22 mei 2017 is verdachte door het gerechtshof veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig dagen (parketnummer 21/002618-16). Deze straf is volledig ten uitvoer gelegd.
  • op 9 juni 2016 is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken (parketnummer 16/014748-16), die volledig ten uitvoer is gelegd bij vonnis van 13 juni 2017.
  • op 29 juni 2015 heeft verdachte een taakstraf van tachtig uren, waarvan veertig uren voorwaardelijk, opgelegd gekregen (parketnummer 16/064590-15). Zowel het onvoorwaardelijk als het voorwaardelijk deel zijn volledig ten uitvoer gelegd; het voorwaardelijk deel bij arrest van 22 mei 2017.
De in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportages, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
Ook is voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel uit de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers van het Openbaar Ministerie. Verdachte valt namelijk onder de definitie van stelselmatige dader. Hij is immers een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte voldoende kansen heeft gehad. Meermalen is geprobeerd om door middel van het opleggen van bijzondere voorwaarden bij verdachte een gedragsverandering te bewerkstelligen, maar dit bleek steeds een doodlopende weg. De reclassering heeft aangegeven dat zij geen mogelijkheden meer ziet om verdachte te begeleiden. Het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel is dan ook een gepasseerd station en niet passend. Zij zal daarom de (onvoorwaardelijke) ISD-maatregel opleggen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van verdachtes problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De rechtbank acht het in dit geval nodig om de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tussentijds – één jaar na de start van de tenuitvoerlegging van de maatregel – te beoordelen. De rechtbank wil bij deze tussentijdse beoordeling niet alleen geïnformeerd te worden over het verloop van de behandeling tot op dat moment, maar ook over de (voorgenomen) invulling van het vervolg van de behandeling.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

De rechtbank zal, conform de vordering van de officier van justitie ter zitting, de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 7 november 2016 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van dertien dagen afwijzen (parketnummer 16/659969-16). Reden daarvoor is dat, gelet op de oplegging van de ISD-maatregel, toewijzing van deze vordering niet opportuun is.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 57, 285, 300, 304, 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 en 4 (parketnummer 16/652573-16) ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 (parketnummer 16/653382-17), 2 (parketnummer 16/652573-16) en 5 (parketnummer 16/068506-17) ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het onder 1 (parketnummer 16/653382-17), 2 (parketnummer 16/652573-16) en 5 (parketnummer 16/068506-17) meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 (parketnummer 16/653382-17), 2 (parketnummer 16/652573-16) en 5 (parketnummer 16/068506-17) bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging maatregel
  • legt aan verdachte op de maatregel tot
  • gelast de tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van deze maatregel en beveelt het openbaar ministerie de rechtbank binnen één jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel daarover te berichten;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/659969-16
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. van de Streek, voorzitter, mrs. H. Vegter en H. Bakker , rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 februari 2018.
Mr. H. Bakker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/653382-17:
hij op of omstreeks 09 december 2017 te Lelystad, althans in arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door één of meerdere malen (met zijn vuisten) tegen/op het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of deze [slachtoffer 1] één of meerdere malen met een (dweil)stok, tegen/op het hoofd, althans het lichaam, te slaan.
Parketnummer 16/652573-16:
1.
hij op of omstreeks 23 augustus 2016 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een pinpas en/of geld en/of een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 23 augustus 2016 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] driemaal, althans een of meerdere malen, tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 24 augustus 2016 te Lelystad, tussen 00:15 uur en 17:00 uur, al dan niet gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning gelegen aan de [adres 1] een playstation 4 en/of het spel Grand Theft Auto 5 en/of een joystick, in ieder geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft weggenomen, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, immers heeft hij, verdachte, een (dichtgetimmerd) kattenluikje in de achterdeur van de woning vernield, althans geforceerd, en/of (vervolgens) de knip(pen) van die achterdeur ontgrendeld.
Parketnummer 16/068506-17:
hij op of omstreeks 8 april 2017 te Lelystad, althans in arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd:
-"Ik maak je kinderen af" en/of
-"Ik bind een touw om je nek" en/of
-"Ik maak je dood" en/of
-"Ik maak je af" en/of
-"Als jullie op vakantie zijn steek ik jullie huis in brand" en/of
-"Ik maak jullie helemaal kapot. Jij kankerhoer! Je man maak ik ook dood!" en/of
-"Die rooie van jullie zie ik ook wel lopen met de hond, met dat touwtje. Ik knoop dat touw om de nek en de hond van jullie kinderen. Als ik het zelf niet kan doen dan zal ik mijn leger inschakelen en dan doen die het!" en/of
- " Ik ben de baas in de straat, zelfs de politie gaat weer gewoon weg. Ik terroriseer jullie de straat uit. Als jullie niet thuis zijn dan brand ik jullie huis af!",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 9 december 2017, genummerd PL0900-2017371818, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, ongenummerd. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 augustus 2016, genummerd PL0900-2016260336 en 2016261271, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, genummerd p. 1 t/m 41. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 35 t/m 36.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 37.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 20.
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 april 2017, genummerd PL0900-2017104907, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, ongenummerd. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
7.Proces-verbaal van aangifte, blad 2.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , blad 1 en 2.