ECLI:NL:RBMNE:2018:5710

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2018
Publicatiedatum
22 november 2018
Zaaknummer
7231225 UV EXPL 18-262
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van woonruimte door Stichting GroenWest afgewezen wegens onvoldoende bewijs van overlast door gedaagde

In deze zaak heeft de stichting GroenWest, gevestigd te Woerden, een kort geding aangespannen tegen een gedaagde die woonruimte huurt van GroenWest. De eisende partij vorderde ontruiming van de woonruimte, stellende dat de gedaagde zich niet als een goede huurder gedraagt en ernstige overlast veroorzaakt. De gedaagde huurt sinds 16 november 2011 en heeft regelmatig meldingen gedaan van geluidsoverlast door zijn buurman, wat heeft geleid tot een escalatie van het conflict tussen hen. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 november 2018 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij GroenWest haar vordering onderbouwde met meldingen van de buurman en politieverslagen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat de gedaagde een significante rol speelt in het conflict en dat de vordering tot ontruiming niet kan worden toegewezen. De rechter benadrukte dat ontruiming alleen kan plaatsvinden als er een duidelijke tekortkoming is die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De vordering is afgewezen en GroenWest is veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn gemachtigde heeft moeten vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 7231225 UV EXPL 18-262 MGdV/30360
Kort geding vonnis van 21 november 2018
In de zaak van
de stichting
Stichting GroenWest,
gevestigd te Woerden,
verder ook te noemen: GroenWest,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.H. Andreae,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. C.P. Visser.

1.De procedure

1.1.
GroenWest heeft aan [gedaagde] een dagvaarding met 17 bijlagen laten betekenen en hem gedagvaard voor de zitting van de kantonrechter in kort geding op 7 november 2018. De gemachtigde van [gedaagde] heeft op voorhand voor de zitting stukken toegestuurd: een
‘conclusie van antwoord in kort geding’ met 16 bijlagen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 november 2018. GroenWest en [gedaagde] hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van een pleitnota. Namens GroenWest zijn verschenen mevrouw [A] ( [functie van A] ), de heer [B] ( [functie van B] ), mevrouw [C] ( [functie van C] ) en mr. M.H. Andreae. [gedaagde] is in persoon verschenen, samen met zijn vriendin mevrouw [D] . [gedaagde] is bijgestaan door zijn gemachtigde mr. C.P. Visser.
1.3.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
GroenWest vordert in deze procedure dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de woonruimte die hij van haar huurt te ontruimen. Zij stelt – kort gezegd – dat [gedaagde] zich al geruime tijd niet als goed huurder gedraagt en ernstige overlast veroorzaakt. De situatie in de buurt is zo nijpend, dat volgens GroenWest nu moet worden ingegrepen.
2.2.
[gedaagde] huurt sinds 16 november 2011 van GroenWest woonruimte aan de [straatnaam] in [woonplaats] . Hij heeft de afgelopen jaren regelmatig meldingen gedaan bij GroenWest en bij de politie over geluidsoverlast door een bromtoon, uit het huis van zijn buurman, de heer [E] . Tussen [gedaagde] en [E] zijn de verhoudingen zeer gespannen. Volgens [E] , die op zijn beurt veel meldingen doet bij GroenWest en de politie, daagt [gedaagde] hem uit en bedreigt [gedaagde] hem regelmatig. [E] heeft – naar eigen zeggen in reactie op de aanhoudende treiterijen van [gedaagde] – onder meer vernielingen aangericht en afval in de tuin van [gedaagde] gegooid. [gedaagde] ontkent dat hij [E] bedreigt of lastigvalt; hij benadrukt dat niet hij, maar (alleen) [E] verantwoordelijk is voor de situatie.
2.3.
De kantonrechter stelt voorop dat ontruiming in kort geding alleen wordt toegewezen als voldoende duidelijk is dat er sprake is van een tekortkoming die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt en de uitkomst van een bodemprocedure over de ontbinding niet kan worden afgewacht. Daarbij moet onder ogen worden gezien dat een veroordeling tot ontruiming zeer ernstige gevolgen heeft en niet ongedaan kan worden gemaakt.
2.4.
Uit de stellingen van partijen en de overgelegde stukken komt duidelijk naar voren dat de ruzie tussen [gedaagde] en zijn buurman ernstig is geëscaleerd en dat de andere huurders in de buurt daar veel last van hebben. Dat een voorlopige voorziening gerechtvaardigd is – en GroenWest dus belang heeft bij haar vordering – is voldoende aannemelijk.
De kantonrechter zal de vordering echter niet toewijzen. Naar haar oordeel is onvoldoende aangetoond dat [gedaagde] een zodanige rol speelt bij het (voort)bestaan van het conflict en de spanningen zoals die nu leven in de buurt, dat aangenomen kan worden dat hij ernstig tekortschiet als huurder en ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. Daarom kan [gedaagde] niet, vooruitlopend op de ontbinding, worden veroordeeld om de woonruimte nu te verlaten.
2.5.
GroenWest heeft ter onderbouwing van haar stelling dat (ook) [gedaagde] ernstige overlast veroorzaakt, gewezen op de meldingen van [E] die naar zij stelt worden ondersteund door de verslagen van de politie en buurtonderzoek. Uit de mutaties van de politie blijkt dat [gedaagde] regelmatig gespannen en opgefokt is tijdens zijn contacten met de politie en dat hij dreigt zelf te zullen optreden tegen [E] . Bij buurtonderzoek is [gedaagde] door omwonenden aangewezen als de agressor; degene die het gedrag van [E] uitlokt. Wat [gedaagde] dan doet of heeft gedaan jegens [E] of anderen blijkt daar niet uit. Naar het oordeel van de kantonrechter is er zeker aanleiding om te vermoeden dat [gedaagde] een aandeel heeft in het escalerende conflict met zijn buurman, maar dat dit aandeel zo groot is als [E] stelt kan niet zonder meer worden aangenomen, nu [gedaagde] dit betwist en de verdere verklaringen niet voldoende concreet zijn daarover. De stellingen van GroenWest in dit verband vergen nader onderzoek en bewijslevering en daarvoor is in deze procedure geen ruimte.
2.6.
De vordering zal worden afgewezen en GroenWest zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die aan zijde van [gedaagde] worden begroot op € 600,00 aan salaris voor zijn gemachtigde.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt GroenWest tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 600,00 aan salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 november 2018.