ECLI:NL:RBMNE:2018:5885

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 november 2018
Publicatiedatum
30 november 2018
Zaaknummer
UTR 18/4170
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende omgevingsvergunning voor carwash

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 november 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in een bestuursrechtelijke procedure. Verzoekers, waaronder Autoradam Almere Oost B.V. en NRGValue Tankstations Nederland B.V., hebben beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, dat op 21 februari 2017 een omgevingsvergunning heeft verleend voor de bouw van een carwash op het perceel Transistorstraat 115 te Almere. Dit besluit werd later, op 13 februari 2018, door verweerder in het bestreden besluit ongegrond verklaard. De verzoekers vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij meenden dat er sprake was van een spoedeisend belang.

Tijdens de zitting op 16 november 2018 werd door de vergunninghouder verklaard dat de bouwactiviteiten pas eind januari 2019 zouden starten. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekers geen spoedeisend belang hadden, omdat de vergunninghouder zich aan zijn verklaring leek te houden. De voorzieningenrechter benadrukte dat de mogelijkheid om een voorlopige voorziening te vragen niet bedoeld is om de behandeling van de hoofdzaak te versnellen. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18/4170
uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 november 2018 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
1. Autoradam Almere Oost B.V., te Almere,
2. [verzoeker sub 2] , h.o.d.n. “ [naam] ”, te [vestigingsplaats] ,
3. NRGValue Tankstations Nederland B.V., te Rotterdam,
4. De Haan Minerale Oliën B.V., te Oosterhout , verzoekers
(gemachtigde: mr. E. Braad),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder
(gemachtigde: mr. C. Haan en D. Mulders).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Carwash Hogering B.V., gemachtigde: mr. P.W.M. Huisman.

Procesverloop

Bij besluit van 21 februari 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder met toepassing van de in het bestemmingsplan Bedrijvenpark Gooise Poort 2V opgenomen regels over afwijking van het plan een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een carwash op het perceel Transistorstraat 115 te Almere en het plaatsen van handelsreclame.
Bij besluit van 13 februari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekers, onder aanvulling van de motivering, ongegrond verklaard.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2018. Namens verzoekers zijn de heer [A] (namens Autoradam Almere Oost B.V.) en de heer [B] verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, bijgestaan door de heer ing. [C] . Namens de derde-partij (vergunninghouder) zijn mevrouw [D] en de heer [E] verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekers geen spoedeisend belang hebben. Namens vergunninghouder is op de zitting namelijk verklaard dat inmiddels is gestart met het bouwrijp maken van de grond, maar dat nog niet is gestart met heien of het slaan van palen. Tevens is namens vergunninghouder verklaard dat de bouwwerkzaamheden niet eerder dan eind januari 2019 zullen starten. Er bestaat geen aanleiding om op voorhand te oordelen dat vergunninghouder zich niet aan die verklaring zal houden. Indien vergunninghouder desondanks al eerder een aanvang zou maken met de bouwactiviteiten, kunnen verzoekers, zolang de bodemprocedure nog loopt, bij deze rechtbank een nieuw verzoek om voorlopige voorziening indienen.
3. De voorzieningenrechter ziet geen reden om direct uitspraak te doen op het beroep. De mogelijkheid om hangende beroep een verzoek om voorlopige voorziening te doen, is niet bedoeld om door middel van zogenoemde “kortsluiting” de behandeling van de hoofdzaak te versnellen.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. R. in 't Veld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.N. van Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 november 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.