ECLI:NL:RBMNE:2018:5907

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 december 2018
Publicatiedatum
3 december 2018
Zaaknummer
16/659165-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vijf mannen voor plofkraken in Duitsland met aanzienlijke schade en diefstal van geld

Op 3 december 2018 heeft de rechtbank Midden-Nederland vijf mannen veroordeeld voor hun betrokkenheid bij plofkraken in Duitsland in 2017. De hoofdverdachte, een 29-jarige man uit Utrecht, kreeg de zwaarste straf van zeven jaar gevangenisstraf voor zijn rol in vier plofkraken. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder DNA-sporen en getuigenverklaringen, die de betrokkenheid van de verdachten bij de misdrijven bevestigden. De plofkraken vonden plaats in het Duitse Rheine, waar de verdachten geldautomaten probeerden op te blazen om geld te stelen. Tijdens de achtervolging door de politie op 7 augustus 2017 werden twee van de verdachten aangehouden in een Audi, waarin ook bewijs werd gevonden dat hen verbond aan de plofkraken. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, die niet alleen materiële schade veroorzaakten, maar ook maatschappelijke onrust teweegbrachten. De verdachten ontkenden de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat zij geen verantwoordelijkheid namen voor hun daden. Naast de hoofdverdachte kregen de andere vier mannen gevangenisstraffen variërend van drie tot vijf jaar, waarbij ook deelname aan een criminele organisatie werd vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659165-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1990] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 oktober 2018, 19 oktober 2018 en 19 november 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R. Leuven en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 23 juni 2017 in Rheine (Duitsland) samen met anderen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in een geldautomaat van de Sparda-Bank aan de Poststrasse 28, terwijl dat gemeen gevaar opleverde voor goederen en levensgevaar voor mogelijke voorbijgangers en/of bewoners van de bovengelegen woning(en);
en/of
op 23 juni 2017 in Rheine (Duitsland) samen met anderen uit een geldautomaat van de Sparda-Bank aan de Poststrasse 28 een hoeveelheid geld van ongeveer € 428.350,- heeft gestolen door middel van braak.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank het cumulatief en alternatief ten laste gelegde bewezen zal verklaren. Blijkens zijn aan de rechtbank overgelegde schriftelijke requisitoir heeft de officier van justitie zijn standpunt tot bewezenverklaring onderbouwd en toegelicht. Kort gezegd baseert de officier van justitie de door hem gevorderde bewezenverklaring van de plofkraak, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was, onder meer op de aangifte namens de Sparda-Bank, getuigenverklaringen, de camerabeelden van de Sparda-Bank, de snelheidsovertreding die begaan is met de Audi met kenteken [kenteken] , en de aangetroffen bloedsporen van verdachte op de regenbroek en bivakmuts die gevonden zijn op de plaats van het delict. De verklaring van verdachte acht de officier van justitie ongeloofwaardig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Hij stelt zich op het standpunt dat het enige bewijs tegen verdachte kan worden gegrond op de resultaten van DNA-onderzoek op de sporen die zijn aangetroffen doch dat dit als bewijs niet sluitend is. Uit zijn pleidooi komt onder meer naar voren dat volgens de raadsman de resultaten van het Duitse DNA-onderzoek voor het bewijs onbruikbaar is omdat niet duidelijk is geworden wat de waarde hiervan is. Onduidelijk is ook welke stukken door de Duitse autoriteiten aan die van Nederland zijn overgedragen en waarom aanvankelijk gesproken wordt over 5 stukken van overtuiging, terwijl er maar 4 zijn voorzien van SIN-labels. De raadsman heeft voorts betoogd dat nu door het NFI geen onderzoek is gedaan naar de aard van het te onderzoeken celmateriaal, niet vastgesteld kan worden dat het aangetroffen spoor een bloedspoor betreft. Deze twijfel wordt versterkt door het gegeven dat in het sporenmateriaal DNA-kenmerken van minimaal één ander persoon zijn aangetroffen.
Met betrekking tot de tenlastegelegde gevaarzetting heeft de raadsman opgemerkt dat er niet specifiek is gekeken of er bij deze plofkraak – gelet op de concrete omstandigheden – levensgevaar dan wel gemeen gevaar voor goederen te verwachten was.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 23 juni 2017 is aangifte gedaan namens Sparda-Bank van het feit dat tussen 04:10 uur en 04:15 uur een geldautomaat werd opgeblazen in het filiaal aan de Poststrasse 28 in Rheine. [2] In totaal werden 2 geldautomaten opgeblazen. [3] Dit opblazen vond plaats doordat de daders het omhulsel van de geldautomaten opkrikten en middels een lans het gas invoerden. De ontsteking vond langs elektronische weg plaats. [4] Op straat lagen glasscherven, de toegangsdeur lag in ontelbare stukken op de grond en ramen waren gebarsten. [5] Uit de geldautomaten is € 428.350,- weggenomen. [6] Door de explosie ontstond zeer aanzienlijke materiële schade, onder meer aan het gebouw. [7] Voor de hoofdingang van de bank en op straat lagen onder andere drie ontstekingskabels met door isolatietape bevestigde zaklampen als ontstekingsbron, twee breekijzers en delen van een gescheurde regenbroek. [8] De delen van een blauw regenpak, waaronder een beschadigd stuk broek met marginale rode stukjes, zijn als goed 1001, 1002 en 1003 in bewaring genomen. [9] Ook is een zwarte textiele bivakmuts gevonden in de ruimte van de geldautomaten, in bewaring genomen als goed 1023. [10]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij om ongeveer 04:05 uur een harde knal hoorde en naar een geopend raam is gelopen dat vrij uitzicht had op de Poststrasse en de Sparda-Bank. Hij zag dat er een zwarte auto voor de bank stond. Het betrof een Audi S7 of A7 met een opvallende verchroomde zilveren grille. Hij zag meerdere personen die uit het gebouw van de Sparda-Bank liepen en in de auto stapten. Het voertuig reed meteen weg. Het kenteken was [kenteken] . [11]
Op beelden van de bewakingscamera van de Sparda-Bank is te zien dat om 04:02 uur twee daders de bank betreden. Zichtbaar is dat een van de twee gekleed is in een regenpak en een bivakmuts draagt. Zij dragen spullen naar binnen. [12] Een derde dader – eveneens gekleed in een regenpak en met een bivakmuts op – komt er na enkele seconden bij. De monitoren van drie geldautomaten worden uitgebroken. [13] Vervolgens is te zien dat kabels en ontstekingsmechanismen worden aangebracht, aangepast en dat er klaarblijkelijk een stopwatch wordt ingesteld. [14] Een van de daders buigt zich met het bovenlichaam over geldautomaat 2. Daarbij ontstaat een ontploffing. [15] De andere daders halen daarna de geldautomaten 1 en 2 leeg. [16]
Het stuk regenbroek met rode stukken (goed 1003) is door het forensisch instituut in Münster onderzocht. Er is een compleet DNA-profiel aangetoond (dossierkenmerk 709000-030447-17/9). [17] Uit het moleculair-genetisch sporenrapport naar aanleiding van het dossier met kenmerk 709000-030447-17/9, onder andere opgemaakt door dr. M. Vennemann, komt naar voren dat aan de binnenzijde van de niet opengesneden broekspijp aan de achterzijde van het been onder de broeksband zich een rode aanhechting bevond die positief scoorde op de bloedindicatietest. Hiervan werd een monster (17-2200) genomen. [18] Dit monster leverde een hit op in de DNA Databank van Nederland met de persoon opgeslagen onder referentienummer 2005.02.17.087 RED425. [19] Dit referentienummer RED425 is gekoppeld aan het DNA-profiel van verdachte. [20] Het stuk regenbroek met rode stukken (goed 1003) is op 22 juni 2018 overgedragen aan verbalisant [verbalisant 1] en door hem voorzien van SIN AALN4127NL. [21] Met behulp van scheer- en infraroodlicht waren enkele op bloed gelijkende sporen zichtbaar. Een van twee dicht bij elkaar gelokaliseerde sporen is bemonsterd (AALW9466NL). De aanwezigheid van bloed in spoor AALW9466NL is bevestigd met de tetrabase test. [22] Het NFI heeft deze bemonstering onderworpen aan een DNA-onderzoek, waarbij geconcludeerd is dat het aangetroffen DNA-profiel afkomstig kan zijn van verdachte. De matchkans is kleiner dan 1 op 1 miljard. [23]
Het DNA-profiel op de regenbroek (dossierkenmerk 709000-030447-17/9) is opnieuw door dr. M. Venneman beoordeeld. Zij concludeert dat sprake is van een sterk uitgesproken DNA-patroon zonder kenmerken van degradatie. Het DNA-profiel is beter te verklaren door een actueel aanbrengen daarvan dan door een aanbrengen dat langer terug in het verleden ligt. [24]
Uit onderzoek aan de bivakmuts (goed 1023) komt naar voren dat aan de voorzijde, in het bijzonder in het gebied van de mond/kin, bruine verkleuringen/verblekingen zitten. Deze verkleuringen/verblekingen zijn door een korte, gelijkmatige en heftige thermische invloed –zoals deze voor een explosie-soortige omzetting typisch is – ontstaan. De thermische invloed zou van voren-onder gekomen moeten zijn. [25] Op de bivakmuts is DNA aangetroffen dat identiek is aan het DNA-identificatiepatroon van de bloedaanhechtingen op de regenbroek. [26]
De bivakmuts (goed 1023) is op 22 juni 2018 overgedragen aan verbalisant [verbalisant 1] en door hem voorzien van SIN AALN4128NL. [27] Van de bivakmuts zijn drie monsters genomen: een spoor aan de binnenzijde ter hoogte van de opening aan de ogen (AALW9480NL), een spoor ter hoogte van de randen van de oogopening en het gaas ter hoogte van de neus en het monddeel (AAIP0748NL) en een spoor aan de rechter binnenzijde van de bivakmuts ter hoogte van het oor (AALW9479NL). De aanwezigheid van bloed in de sporen AALW9480NL en AALW9479NL is bevestigd met de tetrabase test. [28] Het NFI heeft de drie bemonsteringen onderworpen aan een DNA-onderzoek, waarbij geconcludeerd is dat het aangetroffen DNA-profiel afkomstig kan zijn van verdachte. De matchkans is kleiner dan 1 op 1 miljard. [29]
Op 7 augustus 2017 wordt na een achtervolging een Audi S5 tot stoppen gedwongen. In de auto wordt als bestuurder [medeverdachte 1] aangehouden en als bijrijder [medeverdachte 2] . [30] In de Audi wordt op de vloer achter de bestuurdersstoel een groen plastic zegel gevonden [31] voorzien van nummer 00814229. Door de Deutsche Bundesbank worden dergelijke zegels aan geldcassettes bevestigd. Het zegel met voornoemd nummer is op 19 juni 2017 aan een geldcassette met € 100,- biljetten bevestigd en deze geldcassette is op 20 juni 2017 in één van de drie geldautomaten van de Sparda-Bank aan de Poststrasse 28 in Rheine gedaan. [32] Aan de binnenzijde van het portier aan de bijrijderszijde worden twee bloedvegen (AAKN6349NL en AAKN6348NL) aangetroffen. [33] Het DNA-profiel verkregen uit de bemonsteringen van deze bloedvegen matcht met het DNA-profiel van verdachte. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. [34]
Op 23 juni 2017 rond 03:54 uur wordt er op de Lingener Damm 200 in Rheine een snelheidsovertreding begaan met een Audi met kenteken [kenteken] . [35] De Lingener Damm ligt op korte afstand van de plaats delict. Op de foto zijn drie daders ongemaskerd te zien. [36]
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Door de verdediging gevoerde verweren
De raadsman heeft – zonder nadere onderbouwing – aangevoerd dat de resultaten van het Duitse forensische onderzoek buiten beschouwing dient te blijven. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt – niettegenstaande het ontbreken van die onderbouwing – daartoe als volgt. Op 15 juni 2018 is ter zitting beslist op het herhaald gedane verzoek van de raadsman tot het toetsen van de betrouwbaarheid en validiteit van de resultaten van het in Duitsland verrichte DNA-onderzoek. De rechtbank heeft toen beslist dat het NFI zelfstandig DNA-onderzoek dient te verrichten aan sporendragers c.q. het sporenmateriaal (de bivakmuts en een stuk van een regenbroek) uit Duitsland. Dit is gebeurd en rapportage hieromtrent is aan het dossier toegevoegd. Het NFI komt tot gelijke resultaten als de Duitse forensische instanties. De Duitse onderzoeksresultaten worden aldus volledig ondersteund door de Nederlandse, zodat er geen reden is eerstgenoemde buiten beschouwing te laten.
Vervolgens heeft de raadsman het verweer gevoerd dat niet duidelijk is geworden welke stukken aan de Nederlandse politie zijn overgedragen en dat bovendien niet vastgesteld kan worden dat het bloedsporen betreft, die zijn aangetroffen op de bivakmuts en het stuk regenbroek.
Ook deze verweren worden verworpen Vaststaat dat de in de bewijsmiddelen genoemde bivakmuts (1023) en het stuk regenbroek (1003) op de plaats delict zijn aangetroffen en in beslag zijn genomen en dat deze voorwerpen blijkens het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] van 4 juli 2018 door de Duitse autoriteiten zijn overgedragen aan de Nederlandse recherche. Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond hiervan genoegzaam vast dat de op de plaats delict aangetroffen voorwerpen de voorwerpen zijn die aan de Nederlandse autoriteiten zijn overgedragen en door het NFI zijn onderzocht.
De raadsman heeft ook aangevoerd dat de bewijswaarde van de DNA-sporen beperkt is en er andere mogelijke verklaringen denkbaar zijn voor het aantreffen van het DNA van verdachte op de plaats delict. De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
De vraag naar de bewijsbetekenis van DNA-sporen wordt niet slechts geïsoleerd, maar ook en dikwijls in het licht van andere onderzoeksbevindingen beantwoord.
Door de verdediging is betoogd dat bij de rechterlijke bewijswaardering behoedzaamheid geboden is en, in de onderhavige zaak die door de rechtbank te betrachten behoedzaamheid meebrengt, dat aan mobiele sporendragers geen de verdachte belastende gevolgtrekkingen mogen worden verbonden. Hier heeft voor de rechtbank als uitgangspunt te gelden dat de bewijsbetekenis mede afhangt van de aard van het voorwerp, de plaats en de omstandigheden waaronder het – al dan niet in combinatie met andere voorwerpen en/of sporendragers – is aangetroffen en veiliggesteld, als ook de verklaring die de verdachte in het voorkomende geval voor dat aantreffen heeft kunnen of willen geven.
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat een plofkraak is gepleegd door meer personen die gekleed waren in regenpakken en bivakmutsen droegen. Door een getuige is gehoord dat de Nederlandse taal (door één van hen) is gesproken. Er heeft een ontploffing plaatsgevonden waardoor aanzienlijke schade is veroorzaakt en waardoor minimaal één dader mogelijk ernstig gewond is geraakt. Op de plaats delict zijn een bivakmuts en een deel van een regenpak gevonden. Hierop zijn bloedsporen aangetroffen, waarin een DNA-profiel is aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte. De bivakmuts heeft daarnaast blootgestaan aan een heftige thermische invloed. Door verdachte is verklaard dat hij bij het klussen aan auto’s dikwijls een regenpak draagt en dit nadien weggooit of weglegt. Bij dit klussen bezeert hij zich wel eens. Ook heeft verdachte verklaard dat hij bivakmutsen draagt als hij op een motor dan wel scooter rijdt. Voor zowel het regenpak als de bivakmuts geldt dat anderen deze zouden hebben kunnen gepakt, aldus verdachte. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte voor het aangetroffen DNA op zowel de bivakmuts als het stuk regenbroek alsmede voor het aantreffen van deze voorwerpen op de plaats delict volstrekt ongeloofwaardig en gaat daarom daaraan voorbij.
Wat uit de bewijsmiddelen blijkt
Uit de vorenweergegeven bewijsmiddelen, bezien in hun onderling verband en samenhang blijkt van de volgende gang van zaken. Waar in het navolgende wordt gesproken over “de plofkraak” heeft de rechtbank het oog op het samenstel van gedragingen, waarvan de inhoud hierboven reeds verkort is weergegeven.
  • Uit met behulp van een beveiligingscamera vastgelegde beelden van de plofkraak blijkt dat drie daders, gekleed in regenpakken en getooid met bivakmutsen de plaats van het delict betreden.
  • Uit die beelden blijkt voorts, dat één van de daders vermoedelijk gewond is geraakt.
  • Op de op de plaats van het delict achtergelaten voorwerpen (stukken van een regenbroek en een bivakmuts) zijn (bloed)sporen aangetroffen en veiliggesteld, waarin na gehouden onderzoek de aanwezigheid van een tot verdachte te herleiden DNA-profiel is vastgesteld.
  • Uit onderzoek blijkt dat de verkleuringen op de bivakmuts zijn ontstaan door een korte, gelijkmatige en heftige thermische invloed, zoals deze voor een explosie-soortige omzetting typisch is.
  • Uit vergelijking van een in Duitsland op 23 juni 2017 met een verkeerscamera gemaakte foto met de Audi S5 waarin op 7 augustus 2017 medeverdachte [medeverdachte 2] en verdachte [medeverdachte 1] zijn aangehouden volgt, dat het dezelfde auto is, die toen en daar is gefotografeerd.
  • Op de binnenzijde van een portier van de Audi waarin op 7 augustus 2017 de even genoemde verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn aangehouden zijn na vergelijkend DNA-onderzoek tot verdachte te herleiden bloedsporen aangetroffen.
  • In de Audi waarin op 7 augustus 2017 de eerder genoemde verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn aangehouden is een plastic zegel aangetroffen, welk zegel behoort bij een geldcassette die op 20 juni 2017 in de geldautomaat op de plaats van het delict is geplaatst.
De rechtbank is van oordeel dat hieruit genoegzaam volgt dat verdachte de dader is geweest die te zien is op de camerabeelden als de persoon die gebogen staat over de geldautomaat, terwijl er een ontploffing plaatsvindt.
Door de raadsman en verdachte is nog aangevoerd dat onderzoek is gedaan naar tekenen van het letsel op het lichaam van verdachte en dat daarbij niet geconcludeerd is dat het letsel is ontstaan naar aanleiding van de ontploffing op 23 juni 2017 in Rheine. De rechtbank gaat hieraan voorbij, reeds omdat die enkele vaststelling niet tot de conclusie dwingt dat verdachte toen en daar geen verwonding heeft opgelopen. Overigens stelt de rechtbank vast dat op de foto’s die op 8 maart 2018 genomen zijn van onder meer het gelaat en het rechterbeen van verdachte wel degelijk littekens waar te nemen zijn. De rechtbank weegt daarbij mee dat dit past bij de bloedsporen aangetroffen op de bivakmuts en het stuk van de regenbroek en dat reeds 8 maanden zijn verstreken tot aan het nemen van de foto’s en 9 maanden tot aan de beoordeling door de forensisch arts. Daarnaast is het van algemene bekendheid dat verwondingen in de loop van de tijd genezen.
Het handelen van verdachte dient gekwalificeerd te worden als het tezamen en in vereniging met anderen teweeg brengen van een ontploffing in 2 geldautomaten van de Sparda-Bank in Rheine en het proberen een ontploffing teweeg te brengen in een 3e geldautomaat. Daarbij heeft verdachte samen met zijn mededaders een geldbedrag van € 428.350,- gestolen.
Levensgevaar/gevaar lichamelijk letsel
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de (poging tot) ontploffing geen levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel heeft opgeleverd.
De rechtbank overweegt als volgt. In art. 157 Wetboek van Strafrecht is onder meer het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing indien daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten is, strafbaar gesteld. Om in rechte zodanig gevaar als vaststaand te kunnen aannemen is vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar of het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van het teweegbrengen van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Van die vereiste voorzienbaarheid zal in de regel geen sprake zijn indien zich ten tijde van de ontploffing geen personen in de nabijheid bevonden (vgl. HR 17 februari 2009, LJN BG1653, NJ 2009/120). Dit is het toetsingskader dat de rechtbank hanteert.
Op basis van het onderhavige dossier kan worden vastgesteld dat de geldautomaten waarin een ontploffing teweeg is gebracht waren gesitueerd in een ruimte op de begane grond van een pand waarin zich ook woningen bevonden. Het dossier houdt echter onvoldoende in om vast te kunnen stellen dat zich in die woningen op het moment van de ontploffing feitelijk personen bevonden. In zijn algemeenheid zou gezegd kunnen worden – zoals is ten laste gelegd – dat het teweeg brengen van een ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor mogelijke voorbijgangers zou kunnen opleveren. De feitelijke aanwezigheid van die voorbijgangers kan echter evenmin worden vastgesteld. Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de ontploffing levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omwonenden en/of mogelijke voorbijgangers heeft veroorzaakt, zodat verdachte van dat deel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 23 juni 2017 te Rheine (Duitsland), tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, immers hebben hij verdachte en/of zijn mededaders
- met behulp van een (breek)voorwerp de monitoren van de geldautomaten toebehorend aan Sparda-Bank (gevestigd aan de Poststrasse 28) opengebroken en
- (vervolgens) kabels en/of ontstekingsmechanismen aan die geldautomaten aangebracht en
- (vervolgens) in (de kluisruimte van) voornoemde geldautomaten een explosief gasmengsel gebracht en/of laten lopen en
- (vervolgens) voornoemd gasmengsel aangestoken en/of in brand gestoken en/of tot ontploffing gebracht en/of laten brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor het gebouw waarin die geldautomaten zich bevonden en de in voornoemd gebouw aanwezige inventaris en voor nabij die geldautomaten gelegen gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
en
hij op 23 juni 2017 te Rheine (Duitsland), tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit meerdere geldautomaten van de Sparda-Bank (gevestigd aan de Poststrasse 28) heeft weggenomen een geldbedrag van in totaal ongeveer 428.350 euro, toebehorende aan de Sparda-Bank, waarbij verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 cumulatief/alternatief meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is,
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gelet op de door hem genoemde nieuwe richtlijn voor ramkraken en plofkraken die het Openbaar Ministerie sinds 1 mei 2018 hanteert en wat ten aanzien van het te duchten levensgevaar vast is komen te staan gevorderd, dat verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van de uitspraak zal opheffen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt aangaande de straftoemeting. Ten aanzien van de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft hij aangevoerd dat er geen sprake is van gronden die een opheffing rechtvaardigen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de strafbare feiten
Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan een plofkraak op een geldautomaat in Rheine, Duitsland. Daarbij is er een geldbedrag van maar liefst € 428.350,- weggenomen. Het gaat om een brutaal en zeer ernstig feit dat, naast maatschappelijke onrust, ook veel schade met zich brengt. Die aangerichte schade bestaat niet alleen in het buitgemaakte geld, maar ook in de schade die inherent is aan dit type kraken: de plof. Bij die ontploffing die de daders veroorzaakt hebben, is aanzienlijke schade ontstaan aan de geldautomaten, het gebouw en de inventaris van dat gebouw waarin de geldautomaten waren geplaatst. Aangenomen mag worden dat deze gebeurtenis bij omwonenden en anderen die kennis hebben genomen van deze feiten sterke gevoelens van onrust en angst hebben veroorzaakt of aangewakkerd.
Verdachte heeft ervoor gekozen ten aanzien van deze feiten te volstaan met een enkele, algemene ontkenning en hij heeft overigens er het zwijgen toegedaan. De rechtbank leidt daaruit af dat hij over de aard en ernst van deze feiten in wezen de schouders ophaalt, en de belangen van anderen – banken, omwonenden, eigenaren van gebouwen – volstrekt ondergeschikt maakt en op de koop toeneemt bij zijn kennelijk nietsontziend najagen van fors geldelijk gewin. Kort gezegd: hij heeft in de sleutel van zijn berechting geen enkele verantwoordelijkheid genomen.
Persoon van de dader
Uit het ten name van verdachte gestelde uittreksel Justitiële documentatie van 27 augustus 2018 blijkt dat verdachte al eerder veroordeeld is wegens vermogensdelicten. Ook blijkt hieruit dat verdachte na de bewezenverklaarde plofkraak nog door de strafrechter veroordeeld is. Uit het reclasseringsadvies van 27 maart 2018 blijkt dat er in het leven van verdachte risicofactoren zijn die als criminogene factoren beschouwd kunnen worden. Zo heeft verdachte geen baan en ontbreekt een dagbesteding. Verdachte heeft aangegeven teleurgesteld te zijn in de reclassering, het rechtssysteem en andere hulpverlenende instanties en is niet bereid mee te werken met de reclassering.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij de keuze voor de soort en maat van de op te leggen straf acht te slaan op de aard en ernst van de bewezen geachte feiten, de persoon van de dader en voorts wat de rechtspraak in vergelijkbare gevallen leert. De bestraffing strekt er ook toe om anderen ervan te weerhouden dergelijke misdrijven te begaan.
Alles overwegende is naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf van drie jaren passend en geboden.
Vordering tot opheffing schorsing voorlopige hechtenis
Een veroordelend vonnis rechtvaardigt niet noodzakelijkerwijs de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis. De vraag naar de opportuniteit van zo’n beslissing tot opheffing laat zich niet in het algemeen beantwoorden. De rechtbank heeft in april 2018 de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst in verband met toen bestaande onzekerheid over het procesverloop. Die onzekerheid bestaat, waar het deze gedingfase betreft, thans niet meer. Gelet hierop en gezien de bewezenverklaringen waartoe de rechtbank komt en de aan verdachte op te leggen straf, is zij van oordeel dat thans het maatschappelijk belang dat wordt gediend door voorlopige hechtenis van verdachte zwaarder weegt dan de persoonlijke belangen van verdachte bij het in vrijheid kunnen afwachten van een eindbeslissing in zijn strafzaak, die voor tenuitvoerlegging vatbaar is. De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis daarom opheffen.
8.3.1
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 47, 57, 63, 157 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het cumulatief/alternatief ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het cumulatief/alternatief meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het cumulatief/alternatief bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 (drie) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- heft op het geschorste bevel van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Veldhuisen, voorzitter, mrs. V.M.A. Sinnige en P.K. Oosterling-van der Maarel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 december 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 23 juni 2017, te Rheine (Duitsland), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht, immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s)
- met behulp van een (breek)voorwerp de monitoren van de geldautoma(a)t(en) toebehoren aan Sparda-Bank (gevestigd aan de Poststrasse 28) opengebroken en/of
- (vervolgens) kabel(s) en/of ontstekingsmechanisme(n) aan die geldautoma(a)t(en) aangebracht en/of
- (vervolgens) in (de kluisruimte van) voornoemde geldautoma(a)t(en) een explosief gasmengsel gebracht en/of laten lopen en/of
- (vervolgens) voornoemd gasmengsel aangestoken en/of in brand gestoken en/of tot ontploffing gebracht en/of laten brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautoma(a)t(en) en/of voor het gebouw waarin die geldautoma(a)t(en) zich bevond(en) en/of de in voornoemd gebouw aanwezige inventaris en/of voor nabij die geldautoma(a)t(en) geleen gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de bewoner(s) in de bovengelegen woning(en) en/of (mogelijke) voorbijganger(s), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoner(s) in de bovengelegen woning(en) en/of (mogelijke) voorbijganger(s), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
en/of
hij, op of omstreeks 23 juni 2017, te Rheine (Duitsland), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een of meerdere geldautoma(a)t(en) van de Sparda-Bank (gevestigd aan de Poststrasse 28) heeft/hebben weggenomen een geldbedrag van in totaal ongeveer 428.350 euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de Sparda-Bank, in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd 2017241531, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 5050. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 2158, 2159 en 2161.
3.Pagina 2171, eerste alinea.
4.Pagina 2171, eerste alinea.
5.Pagina 2161.
6.Pagina 2252.
7.Pagina 2162, laatste regel.
8.Pagina 2176, alinea 3.
9.Pagina 2256 en 2263.
10.Pagina 2259 en 2266.
11.Pagina 2245, 2246 en 2248.
12.Pagina 2219.
13.Pagina 2220.
14.Pagina’s 2221-2226.
15.Pagina 2226.
16.Pagina 2228.
17.Pagina 2317.
18.Pagina 2367, eerste alinea.
19.Pagina 2382 tot en met 2384.
20.Pagina 4183 en 4674.
21.Het op ambtseed op 4 juli 2018 door [verbalisant 1] opgemaakte proces-verbaal sporenonderzoek met nummer PL1100-2018121515-2, blad 1 en 2.
22.Het op ambtseed op 18 juli 2018 door [verbalisant 2] opgemaakte proces-verbaal biologisch vooronderzoek met nummer PL1100-2018121515-4, blad 1 en 3.
23.Pagina 4675.
24.Pagina 4693.
25.Pagina 2401,
26.Pagina 2418 en 2419.
27.Het op ambtseed op 4 juli 2018 door [verbalisant 1] opgemaakte proces-verbaal sporenonderzoek met nummer PL1100-2018121515-2, blad 1 en 2.
28.Het op ambtseed op 18 juli 2018 door [verbalisant 2] opgemaakte proces-verbaal sporenonderzoek met nummer PL1100-2018121515-4, blad 1 en 2.
29.Pagina 4675.
30.Pagina 910, laatste alinea.
31.Pagina 1239, alinea 6.
32.Pagina 2389 en 2390.
33.Pagina 1238, alinea 2, pagina 1244.
34.Pagina 1298.
35.Pagina 2318, eerste alinea.
36.Pagina 2337.