Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van
22 januari 2018 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder
Procesverloop
1 november 2016 de bedrijfsruimte aan de [adres] te [vestigingsplaats] niet meer in strijd met artikel 18 van het bestemmingsplan Almere Poort te gebruiken onder verbeurte van een dwangsom van € 15.000,- ineens.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij de dwangsom is gehandhaafd op € 15.000,-;
Overwegingen
Eiser is een van de vennoten van het cateringbedrijf [cateringbedrijf] V.O.F. Eiser huurt voor de exploitatie van dit bedrijf een bedrijfsruimte aan de [adres] te [vestigingsplaats] (de bedrijfsruimte). Op 8 juli 2016, 4 oktober 2016,
23 november 2016 en 31 mei 2017 hebben toezichthouders van verweerder controles uitgevoerd in de bedrijfsruimte. Vervolgens is verweerder gekomen tot de onder ‘Procesverloop’ vermelde besluitvorming.
€ 15.000,- ineens is opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft kunnen toelichten waarom in dit geval niet is gekozen voor een dwangsom per overtreding van de last met een maximum van € 15.000,-, zoals door eiser ter zitting is betoogd. Het beroep is in zoverre gegrond. De rechtbank zal zelf de dwangsom vaststellen op € 5.000,- per geconstateerde overtreding met een maximum van € 15.000,-.
€ 501,- en een wegingsfactor 1).
mr. S.M. Bakker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2018.