ECLI:NL:RBMNE:2018:6214

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 december 2018
Publicatiedatum
14 december 2018
Zaaknummer
16/659152-18 en 16/659754-18 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van TBS-maatregel na bedreigingen en beledigingen door verdachte met psychische stoornissen

Op 14 december 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreigingen en beledigingen. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Lelystad, heeft zich schuldig gemaakt aan het bedreigen van een willekeurig slachtoffer en het beledigen van een reclasseringsmedewerker. Tijdens de zitting op 30 november 2018 is vastgesteld dat de verdachte verschillende psychische stoornissen heeft, waaronder een licht verstandelijke beperking en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank oordeelde dat het recidiverisico van de verdachte, in combinatie met zijn stoornissen, zodanig is dat het onverantwoord is om hem onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Daarom werd de TBS-maatregel opgelegd voor een maximale duur van vier jaar. De rechtbank achtte het niet opportuun om naast de TBS-maatregel een gevangenisstraf op te leggen, gezien de omstandigheden van de verdachte. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 37a, 37b, 266 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van de bewezenverklaring. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar de bedreigingen en beledigingen zijn wettig en overtuigend bewezen verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/659152-18 en 16/659754-18 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Lelystad.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 november 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H.C. van Ooijen en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. D. Nieuwenhuis, advocaat te Arnhem, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van parketnummer 16/659152-18:
op 21 februari 2018 te Dronten [slachtoffer 1] heeft bedreigd
1. met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans zware mishandeling, door tegen haar te zeggen ‘voordat ik Dronten uitga wil ik nog twee mensen koudmaken; jij kunt het zijn, of jij, of die mevrouw die net voor de winkel langsliep’;
2. met een terroristisch misdrijf, althans enig misdrijf tegen het leven gericht, althans zware mishandeling, althans brandstichting, door tegen haar te zeggen ‘als je het lef hebt om een foto van mij te maken en deze door te sturen aan de politie dan gaat vanavond of vannacht het pand de lucht in. Ik heb een bomgordel’.
Ten aanzien van parketnummer 16/659754-18:
1. op 18 september 2018 te Dronten [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans zware mishandeling, door tegen hem te zeggen ‘als jij slechte dingen over mij gaat schrijven, dan weet ik jou te vinden. Dan zul je zien wat er gebeurt’ en daarbij zijn stem te verheffen, met beide handen de onderkant van het bureau vast te pakken en te dreigen dat bureau om te gooien,
en/of
door tegen opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] te zeggen ‘ik wil deze man in mijn handen krijgen, ik wil hem vastpakken’ en daarbij een gebaar te maken met zijn handen alsof verdachte die [slachtoffer 2] zou willen gaan wurgen, waarna [slachtoffer 2] hierover is geïnformeerd door de opsporingsambtenaren;
2. op 31 augustus 2018 te Dronten [slachtoffer 2] heeft beledigd door tegen hem ‘hoerenzoon’ te zeggen;
3. op 18 september 2018 te Dronten heeft geprobeerd [slachtoffer 3] te bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans zware mishandeling, door tegen opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] te zeggen: ‘De politie Dronten heeft natuurlijk druk gezet om aangifte te doen. Die vuile honden! Maar als ik vrij ben dan zeg ik je…..ik zal ze opzoeken en ze zullen het meemaken. Honden zijn het! Die [slachtoffer 3] , die maak ik kapot’.
De rechtbank nummert hierna de bij dagvaarding met parketnummer 16/659152-18 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 en 2 en de bij dagvaarding met parketnummer 16/659754-18 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 3, 4 en 5.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen en heeft daartoe onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1:
De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] , waaruit volgt dat sprake was van een dreigende situatie, en de deels bekennende verklaring van verdachte. Bovendien vindt die aangifte verankering in de door verdachte geuite bedreigingen jegens aangeefster, door hem geuit tijdens zijn vervoer naar het cellencomplex.
Ten aanzien van feit 2:
De verklaring van aangeefster wordt in voldoende mate ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] en wat verdachte tijdens het transport naar het cellencomplex heeft gezegd, namelijk dat de winkel in vlammen op zal gaan. Voor zover de door verdachte gebezigde bewoordingen zien op het gebruik van een bomgordel, waren deze gericht tegen de politie. Dat betekent dat vrijspraak dient te volgen van het terroristische aspect van het tenlastegelegde. Voor bewezen verklaring komt in aanmerking de bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat.
Ten aanzien van feit 3:
De verklaring van aangever [slachtoffer 2] wordt in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen, te weten door de verklaring van getuige [getuige 2] en de door verdachte ten overstaan van verbalisanten geuite bedreiging jegens die [slachtoffer 2] .
Ten aanzien van feit 4:
De verklaring van aangever [slachtoffer 2] vindt in voldoende mate ondersteuning in de verklaring van verdachte bij de politie, waaruit volgt dat hij [slachtoffer 2] tijdens een telefoongesprek heeft beledigd en dat hij hem zijn excuses wilde aanbieden omdat hij hem hoerenjong had genoemd.
Ten aanzien van feit 5:
Op basis van de bevindingen van verbalisanten kan worden vastgesteld dat verdachte een bedreiging heeft geuit ten aanzien van [slachtoffer 3] . Nu onbekend is of de bedreiging die [slachtoffer 3] ook heeft bereikt, dient de poging tot bedreiging wettig en overtuigend bewezen te worden verklaard. Uit het arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 7 juni 2017 (NL:GHSHE:2017:2540) volgt dat, indien sprake is van een aanmerkelijke kans dat de bedreiging ter kennis komt van degene jegens wie de bedreiging is geuit, dit dient te leiden tot een bewezenverklaring van een poging tot bedreiging.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde en daartoe onder meer het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1:
De verklaring van aangeefster wordt onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen. De bewoordingen die verdachte na zijn aanhouding tijdens het transport heeft geuit, zijn niet redengevend voor het tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 2:
De verklaring van aangeefster wordt onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen. Subsidiair geldt, dat de omstandigheden waaronder de gestelde bedreiging zou zijn gedaan, niet de vrees konden doen ontstaan dat het feit waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou worden. Meer subsidiair geldt dat onder de gegeven omstandigheden van een bedreiging met een terroristisch misdrijf geen sprake kan zijn.
Ten aanzien van feit 3:
Er wordt niet gedreigd met een concreet misdrijf of een concreet voorgenomen gedraging. Er is slechts sprake van algemene bewoordingen. Onder verwijzing naar bestendige jurisprudentie heeft de raadsman geconcludeerd dat dit onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. Wat door verdachte tegen verbalisanten over die [slachtoffer 2] zou zijn gezegd, betreft eveneens slechts algemene bewoordingen. Bovendien blijkt niet dat die bewoordingen noch het aan verdachte toegeschreven “wurggebaar” door die verbalisanten aan [slachtoffer 2] zijn medegedeeld of overgebracht. Voor het bewijs van een bedreiging is in elk geval nodig dat deze ter kennis van de bedreigde is gekomen. Daarvan is niet gebleken.
Ten aanzien van feit 4:
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 5:
Er is geen bewijs voorhanden dat het opzet van verdachte erop was gericht dat de uitlatingen ter ore van die [slachtoffer 3] zouden komen. Subsidiair geldt dat de gesproken bewoordingen te algemeen zijn om tot een bewezenverklaring van dit feit te kunnen komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van de feiten 1 en 2: [1]
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan en heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
‘Ik ben werkzaam bij de winkel ‘ [winkel] ” te [vestigingsplaats] . Ik was op 21 februari 2018 aan het werk met getuige [getuige 1] . Er kwam een man de winkel binnen lopen. De man zei dat hij voordat hij Dronten uitging nog twee mensen koud wilde maken. Hij zei toen: “
Jij kunt het zijn, of jij of die mevrouw die voor de winkel langs liep.” Toen hij dit zei keek hij mij recht in de ogen. Het was heel indringend. Ik voelde dat mijn lichaam hierdoor verstijfde en mijn hart zat in mijn keel. De combinatie zoals hij keek en de manier van praten gaven mij een onbehaaglijk en angstig gevoel.
Ik liep naar de toonbank om mijn telefoon te pakken. Hij had in de gaten wat ik wilde doen en ik hoorde hem zeggen tegen mij: “
Als je het lef hebt om een foto van mij te maken en deze door te sturen naar de politie dan gaat vanavond of vannacht het pand de lucht in.
Toen alles achter de rug was begon ik mij shockerig te voelen, trillende handen, zeebenen, hartkloppingen, echt het gevoel dat we de dans zijn ontsprongen. Ik denk dat als wij tegengas hadden gegeven hij misschien toch wel had gedaan waar hij mee dreigde.’ [2]
Getuige [getuige 1] heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
‘Er kwam een man in de winkel. Toen mijn collega naar de toonbank liep om, vermoedelijk, haar telefoon te pakken, zei de man met een harde stem: “
als je wat doet dan zet ik vannacht deze hele tent in de fik”. Toen hij dit zei liep de man in de richting van mijn collega en de toonbank. De man heeft mij niet persoonlijk bedreigd, maar ik voelde mij wel zeer bedreigd door zijn hele houding en door dat hij zei dat hij anderen geweld aan wilde doen.
Ik ben heel erg geschrokken van deze man en ik ben heel bang dat hij weer terug in de winkel komt. Ik vond het vreselijk om mee te maken. Ik vond de man, terwijl hij sprak, zo gedetailleerd en rustig dat ik het gevoel had dat hij een lijstje aan het afwerken was en dat hij deze stappen ook daadwerkelijk zou nemen. [3]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 30 november 2018 onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
‘Ik ben die winkel binnengegaan. Ik heb gezegd dat ik nog twee mensen wil koud maken. Ik begrijp dat die vrouwen misschien zijn geschrokken, omdat ik opgefokt werd in die winkel. [4]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Ten aanzien van feit 4: [5]
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan tegen verdachte. Verdachte heeft aangever op
31 augustus 2018 gebeld en verdachte heeft dit telefoongesprek beëindigd met de woorden ‘hoerenzoon’. Verdachte was op dat moment woonachtig bij zijn ouders in [woonplaats] . [6]
Verdachte heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
‘Ik heb hem tijdens een telefoongesprek beledigd.’ [7]
Bewijsoverweging feit 1:
De verklaring van aangeefster wordt in voldoende mate ondersteund door de inhoud van andere bewijsmiddelen. Verdachte heeft erkend dat hij de door aangeefster genoemde uitlating heeft gedaan, maar dat hij daarbij niet de bedoeling heeft gehad haar te bedreigen. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de verklaring van aangeefster dat verdachte tegen aangeefster heeft gezegd dat zij degene zou kunnen zijn die hij koud wilde maken. Zowel de verklaring van aangeefster als de verklaring van getuige [getuige 1] bevestigen dat de gesproken woorden niet alleen naar hun betekenis een bedreiging inhielden, maar ook het aan die betekenis te relateren effect hebben gesorteerd. De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.
Bewijsoverweging feit 2:
Voor zover de ten laste gelegde bewoordingen zien op ‘Ik heb een bomgordel’ kan niet worden bewezen dat verdachte zich daarbij tot de aangeefster heeft gericht. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte op een eerder moment heeft gezegd: ‘als je wat doet dan zet ik vannacht deze hele tent in de fik’ en even later: ‘ik ga naar het politiebureau met een bomgordel’. Uit de stukken in het dossier, waaronder de verklaring van verdachte en hetgeen verbalisanten hebben gerelateerd, volgt dat verdachte zich wat betreft de door hem toen en daar genoemde ‘bomgordel’ niet heeft gericht tot aangeefster, maar wel kennelijk verzuchtend en dreigend tot de politie Dronten. Dat betekent voor het bewijs dat in zoverre vrijspraak dient te volgen, namelijk voor zover het gaat om het ten laste gelegde terroristisch aspect van het misdrijf.
Naar het oordeel van de rechtbank is wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met de woorden ‘als je het lef hebt om een foto van mij te maken en deze door te sturen aan de politie dan gaat vanavond of vannacht het pand de lucht in’, althans woorden van die strekking blijkens haar verklaring heeft gericht tot aangeefster. Dit een en ander vindt verankering in de verklaring van de getuige [getuige 1] . De rechtbank gaat uit van de juistheid van deze verklaringen; de enkele ontkenning door verdachte dergelijke woorden te hebben gesproken is ontoereikend voor het uitsluiten van het bewijs daarvan.
Vrijspraak feit 3:
De uitlating van verdachte ’Als jij slechte dingen over mij gaat schrijven, dan weet ik jou te vinden. Dan zul je zien wat er gebeurt’ houden niet naar hun betekenis, noch naar hun strekking een bedreiging met de dood dan wel met zware mishandeling in. De omstandigheden waaronder deze woorden zijn gesproken leiden niet tot een ander oordeel.
Onder feit 3 is voorts ten laste gelegd dat verdachte ten overstaan van de verbalisanten dreigende woorden heeft gesproken, kennelijk bedoeld voor aangever [slachtoffer 2] , onder het maken van een “wurgbeweging”. Niet is komen vast te staan dat [slachtoffer 2] bekend is geraakt met dit een en ander. Hetgeen hiervoor is overwogen brengt met zich dat verdachte integraal zal worden vrijgesproken van het hem onder 3 ten laste gelegde.
Vrijspraak feit 5:
Ten aanzien van verdachtes uitlating ‘De politie Dronten heeft natuurlijk druk gezet om aangifte te doen. Die vuile honden! Maar als ik vrij ben dan zeg ik je.....ik zal ze opzoeken en ze zullen het meemaken. Honden zijn het! Die [slachtoffer 3] , die maak ik kapot’ heeft hetzelfde te gelden als hiervoor is overwogen: deze houden niet naar hun betekenis, noch naar hun strekking een bedreiging met de dood dan wel met zware mishandeling in. Verdachte zal daarom van het hem onder 5 ten laste gelegde worden vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

1.

op 21 februari 2018 te Dronten [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: “voordat ik Dronten uitga wil ik nog twee mensen koudmaken; jij kunt het zijn, of jij, of die mevrouw die net voor de winkel langsliep”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

2.

op 21 februari 2018 te Dronten [slachtoffer 1] heeft bedreigd met brandstichting,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd:
“als je het lef hebt om een foto van mij te maken en deze door te sturen aan de politie dan gaat vanavond of vannacht het pand de lucht in”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

4.

op 31 augustus 2018 te Dronten opzettelijk beledigend [slachtoffer 2] in zijn tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd het woord "hoerenzoon".
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 en 4 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2:
bedreiging met brandstichting;
feit 4:
eenvoudige belediging.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte:
- te veroordelen tot een gevangenisstraf van één jaar, met aftrek van het voorarrest;
- ter beschikking te stellen en van overheidswege te verplegen (hierna: de TBS-maatregel). De officier van justitie onderschrijft de conclusie uit de triple rapportage Pro Justitia. Hierin staat onder meer dat het risico op fysieke agressie groot is. Alle varianten van ambulante hulp zijn eerder tevergeefs ingezet. Verdachte kan het niet zelfstandig. Het enkel opleggen van een gevangenisstraf is onvoldoende en onwenselijk. De TBS-maatregel dient niet gemaximeerd te worden. Het strafdossier en de triple rapportage geven blijk van ernstige verbale agressie. Daarnaast geven de triple rapportage en de justitiële documentatie betreffende verdachte blijk van fysieke agressie in het verleden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de rechtbank het advies van de psychiater en de psycholoog tot oplegging van de TBS-maatregel niet zal volgen. Hij heeft primair betoogd dat niet aan het zogenoemde gevaarscriterium is voldaan. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het opleggen van de TBS-maatregel een ultimum remedium is. De ernst van de indexdelicten, indien bewezen, rechtvaardigt niet het opleggen van die maatregel. Het gaat slechts om verbale bedreigingen die niet gepaard zijn gegaan met gewelddadige handelingen. Evenmin rechtvaardigt het strafrechtelijk verleden van verdachte het opleggen ervan.
Meer subsidiair dient de TBS-maatregel in gemaximeerde vorm te worden opgelegd, aldus de raadsman.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige verbale bedreigingen. Het – naar het zich laat aanzien – volstrekt willekeurig gekozen slachtoffer was op dat moment werkzaam in een winkel die verdachte was binnengegaan. Uit de verklaringen van het slachtoffer en haar collega volgt dat zij deze situatie als zeer bedreigend hebben ervaren. Zij hebben het gevoel gehad dat verdachte daadwerkelijk de daad bij het woord zou voegen. Door zijn handelen heeft verdachte niet alleen bij het slachtoffer, maar ook bij haar collega, sterke gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht.
Verdachte heeft zich bovendien schuldig gemaakt aan de belediging van een reclasseringswerker die met het toezicht van verdachte belast was. Verdachte heeft met dat beledigen die reclasseringswerker niet alleen in zijn eer en goede naam aangetast, maar bovendien getuigd van een volstrekt disrespect voor een professionele hulpverlener.
De persoon en zijn omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op:
- een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte d.d. 2 oktober 2018. Uit dit uittreksel blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict (mishandeling van zijn vader en moeder) en voor delicten met een geweldscomponent (wederspannigheid);
- een ‘Triple onderzoek Pro Justitia’ van 14 november 2018, uitgebracht door drs.
L.P.J. Röst (psychiater), drs. F. Jonker (GZ-psycholoog) en M.D. van der Heide (forensisch milieuonderzoeker). Zij zijn onder meer tot de volgende conclusies gekomen:
  • bij verdachte zijn een licht verstandelijke beperking, een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis, stoornissen in cannabis- en alcoholgebruik en een antisociale persoonlijkheidsstoornis vastgesteld. Al deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en hebben zijn gedragskeuzes en gedragingen tijdens het ten laste gelegde beïnvloed;
  • verdachte heeft zijn emoties van boosheid en frustraties slecht onder controle. Het handelen is dusdanig impulsief dat hij al snel de controle over zijn gedrag verliest. Onder hoge druk raakt zijn realiteitstoetsing tijdelijk verzwakt waardoor zijn denken, voelen en handelen niet meer logisch op elkaar zijn afgestemd. Er is sprake van verminderde empathie over de mate waarin hij anderen schaadt met zijn gedag. De mate waarin verdachte problemen ervaart in zijn emotieregulatie is fors. Ook in de gesprekken wordt duidelijk dat verdachte zijn uiterste best doet om ‘gezond’ en beheerst over te komen, terwijl hij dit slechts enkele minuten volhoudt wanneer dingen van hem verwacht worden of hem grenzen worden gesteld. Zijn impulsiviteit lijkt dermate ernstig dat hij zichzelf dan onvoldoende kan corrigeren;
  • verdachte bedreigt bijna onophoudelijk tijdens gesprekken met rapporteurs. Rapporteurs hebben alle zeilen moeten bijzetten om de gesprekken zonder fysieke agressie richting personen te laten verlopen. De rapporteurs melden dat verdachte meerdere geweldsdelicten op zijn naam heeft staan, dat verdachte zich heftig kan verzetten bij een arrestatie en dat hij tijdens detenties is overgeplaatst vanwege fysieke agressie. Het vermoeden bestaat dat de fysieke agressie minder is omdat bijna niemand verdachte durft te begrenzen. Wanneer dit wel gebeurt, zoals in detentie of tijdens een arrestatie, wordt de agressie direct zichtbaar. Verdachte is niet in staat zich te beheersen. Onder druk kan hij ook nog eens verward raken waardoor hij onvoorspelbaar is. Concluderend kan gesteld worden dat aanhoudend sprake is van een dreiging met geweld en van verbaal geweld. Ook geweld naar materialen komt bij de minste stress voor. Het risico op fysiek gewelddadig gedrag – zonder extern ingrijpen – wordt als hoog ingeschat. Er worden geen beschermende functies in de persoonlijkheid waargenomen.
  • voornoemde deskundigen hebben geadviseerd het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en maakt deze tot de hare. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
TBS-maatregel
De verdachte bij wie tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, kan ter beschikking worden gesteld indien:
( a) sprake is van een misdrijf genoemd in artikel 37a, lid 1, onder 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en
( b) de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen dit eist.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Bij verdachte was tijdens het begaan van het feit sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is vermeld in artikel 37a lid 1 onder 1 Sr, namelijk bedreiging. Hoewel de bewezen verklaarde feiten niet gepaard zijn gegaan met fysieke agressie, volgt uit de bevindingen van voornoemde deskundigen dat het risico niet alleen op bedreigingen, maar bovendien op fysiek gewelddadig gedrag richting personen en goederen hoog is.
Ten aanzien van het opleggen van een TBS-maatregel hebben voornoemde deskundigen onder meer het volgende gerapporteerd en geadviseerd. Een klinische behandeling van verdachte zou zich primair moeten richten op het aanleren van zelfcontrole-vaardigheden (agressie, impulsiviteit, middelengebruik). Daarnaast dient verdachte sociale- en samenwerkingsvaardigheden te leren en andere probleemoplossingsstrategieën dan geweld en middelengebruik. Psychiatrische hulp op het gebied van (ADHD) medicatie is eveneens mogelijk aangewezen. Vervolgens dient verdachte geholpen te worden bij het richting geven aan zijn leven en dient hij vaardigheden te leren om beter voor zichzelf te kunnen zorgen, meer grip te ervaren op zijn leven en meer zelfvertrouwen te ontwikkelen. Een ambulant kader is hiervoor ontoereikend. Behandeling binnen een GGZ-instelling is gecontra-indiceerd vanwege het hoge risico op geweld richting hulpverlening. Een vrijwillig behandelkader is niet toereikend omdat hij zich niet wil en kan conformeren aan afspraken. Slechts een hoog beveiligingsniveau en een gedwongen kader zullen toereikend zijn om hem te behandelen. De deskundigen zien gelet op het voorgaande geen andere mogelijkheid dan te adviseren de TBS-maatregel op te leggen. De risico’s en de noodzaak tot interveniëren zijn hoog en er is een hoog beveiligingsniveau nodig om met zijn agressie om te gaan. TBS met voorwaarden lijkt op voorhand weinig kans van slagen te hebben vanwege de zeer gebrekkige samenwerkingsvaardigheden.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de stoornissen van verdachte en het daaruit voorkomende recidiverisico zodanig zijn dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. In het licht hiervan komt de rechtbank tot de conclusie dat de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat aan verdachte de TBS-maatregel wordt opgelegd. De rechtbank ziet geen andere mogelijkheid dan de maatregel van terbeschikkingstelling van verdachte te gelasten en daarbij te bepalen dat hij van overheidswege wordt verpleegd. Een redelijk aanknopingspunt om van dat bevel verpleging af te zien en te volstaan met aan die maatregel te verbinden voorwaarden is niet voorhanden. De rechtbank heeft daarbij de inhoud van de rapporten over de persoonlijkheid van verdachte, de ernst van de feiten en voorafgegane veroordelingen in aanmerking genomen. In het bijzonder heeft de rechtbank gewicht toegekend aan het door de deskundigen als hoog ingeschatte risico op fysiek gewelddadig gedrag richting personen.
De bewezenverklaarde feiten zijn niet aan te merken als misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De aan de verdachte op te leggen TBS-maatregel is daarom krachtens artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht beperkt tot de maximale periode van vier jaren. De rechtbank zal deze maatregel daarom opleggen voor de duur van maximaal vier jaren.
De rechtbank acht het opleggen van een (gevangenis)straf, naast het opleggen van de TBS-maatregel, niet opportuun, gelet op wat omtrent de persoon van verdachte is komen vast te staan.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 37a, 37b, 266 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 en 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2 en 4 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 en 4 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging maatregel
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gesteldvoor de duur van
maximaal vier jarenen beveelt dat hij
van overheidswege wordt verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Veldhuisen, voorzitter, mrs. V.M.A. Sinnige en
P.K. Oosterling-van der Maarel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 december 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 16/659152-18:
1. hij op of omstreeks 21 februari 2018 te Dronten, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: “voordat ik Dronten uitga wil ik nog twee mensen koudmaken; jij kunt het zijn, of jij, of die mevrouw die net voor de winkel langsliep”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2. hij op of omstreeks 21 februari 2018 te Dronten, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf, (althans met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting),
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd:
“als je het lef hebt om een foto van mij te maken en deze door te sturen aan de politie dan gaat vanavond of vannacht het pand de lucht in. Ik heb een bomgordel”.
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Ten aanzien van parketnummer 16/659754-18:
1. hij op of omstreeks 18 september 2018 te Dronten,
[slachtoffer 2] (meermalen) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
- [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Als jij slechte dingen over mij gaat schrijven, dan weet ik jou te vinden. Dan zul je zien wat er gebeurt", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en (daarbij) zijn stem verheven en/of (vervolgens) met beide handen de onderkant van het bureau waar die [slachtoffer 2] achter zat vastgepakt en/of (vervolgens) gedreigd dat bureau om te gooien
en/of
- opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dreigende de woorden toegevoegd: "Ik wil deze man in mijn handen krijgen, ik wil hem vastpakken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en (daarbij) een gebaar gemaakt met zijn handen alsof hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer 2] , zou willen gaan wurgen, (waarna) die [slachtoffer 2] door de opsporingsambtenaren is geïnformeerd over
bovenstaande uiting en/of handeling en/of voornemen van verdachte;
2. hij op of omstreeks 31 augustus 2018 te Dronten, althans in Nederland, opzettelijk beledigend [slachtoffer 2] , in zijn tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd het woord "hoerenzoon", althans een woord van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3. hij op of omstreeks 18 september 2018 te Dronten,
ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf
om opzettelijk [slachtoffer 3] te bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "De politie Dronten heeft natuurlijk druk gezet om aangifte te doen. Die vuile honden! Maar als ik vrij ben dan zeg ik je.....ik zal ze opzoeken en ze zullen het meemaken. Honden zijn het! Die [slachtoffer 3] , die maak ik kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 februari 2018, genummerd 2018052110, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 518. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 500 tot en met 502.
3.Pagina 505, de vijfde, zesde en laatste alinea.
4.Proces-verbaal terechtzitting 30 november 2018.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 19 september 2018, genummerd PL0900-2018269852, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 30. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
6.Pagina 20, de vierde alinea, en pagina 21, de tweede alinea.
7.Pagina 15, de laatste alinea.