ECLI:NL:RBMNE:2018:640

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2018
Publicatiedatum
20 februari 2018
Zaaknummer
C/16/452031 / KG ZA 17-931
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.J. van Binsbergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijdering BKR-registratie in kort geding met belangenafweging tussen individuele en algemene kredietregistratiebelangen

In deze zaak heeft eiser sub 1, die al lange tijd bankiert bij Rabobank, een kort geding aangespannen tegen de Rabobank om de BKR-registratie van 29 augustus 2017 te laten verwijderen. Eiser stelt dat de registratie hem belemmert in het verkrijgen van een hypothecaire lening voor een nieuwe woning, terwijl hij de achterstand op zijn betaalrekening inmiddels heeft ingelopen. De Rabobank heeft de registratie gedaan na herhaalde betalingsachterstanden en heeft verweer gevoerd tegen de vordering van eiser, stellende dat de registratie noodzakelijk is voor een verantwoorde financiële dienstverlening en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die verwijdering rechtvaardigen.

De voorzieningenrechter heeft de belangen van eiser afgewogen tegen de belangen van de Rabobank en het BKR. Hierbij is gekeken naar de financiële situatie van eiser, zijn pogingen om zijn schulden te regelen en de impact van de registratie op zijn mogelijkheden om een nieuwe woning te kopen. De rechter oordeelt dat de individuele belangen van eiser zwaarder wegen dan de algemene belangen van de kredietregistratie. De vordering van eiser wordt toegewezen, en de Rabobank wordt veroordeeld om de BKR-registratie binnen 48 uur te verwijderen, met een dwangsom voor het geval zij hier niet aan voldoet. Tevens wordt Rabobank veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/452031 / KG ZA 17-931
Vonnis in kort geding van 7 februari 2018
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. R.M. Stark te Ede,
tegen
de coöperatie
RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
kantoorhoudende te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. P.W. van Kooij te Alphen aan den Rijn.
Partijen zullen hierna [achternaam van eiser sub 1] (mannelijk enkelvoud) en Rabobank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties (1 t/m 13),
  • de door [achternaam van eiser sub 1] op 22 januari 2018 nagezonden producties (14 t/m 17),
  • de door Rabobank op 22 januari 2018 toegezonden producties (1 t/m 19),
  • de mondelinge behandeling op 25 januari 2018, waarvan aantekening is gehouden,
  • de pleitnota van [achternaam van eiser sub 1] ,
  • de pleitnota van Rabobank.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[achternaam van eiser sub 1] bankiert vanaf november 1996 zakelijk en privé bij de Rabobank. Ook daarvoor heeft [achternaam van eiser sub 1] een lange periode bij (de rechtsvoorganger van) Rabobank gebankierd. [achternaam van eiser sub 1] heeft onder meer een betaalrekening (rekeningnummer [rekeningnummer] ) bij Rabobank (hierna: de betaalrekening).
2.2.
In 2015 en 2016 heeft Rabobank aan [achternaam van eiser sub 1] enkele malen brieven met een melding van een betalingsachterstand met een zogenoemde vooraankondiging gestuurd. Dit is een schriftelijke waarschuwing dat het niet betalen leidt tot een melding van een achterstand bij het Bureau Kredietregistratie (BKR). Tot een BKR-melding is het toen niet gekomen. Eind 2015 hebben partijen een betalingsregeling getroffen en in mei 2016 heeft Rabobank een deel van de waarde van de Spaar Optimaal Polis gebruikt om de ontstane achterstand van de hypothecaire lening in te lopen.
2.3.
In 2017 ontstond er een achterstand op de betaalrekening. Op 3 juli 2017 was het saldotekort op de betaalrekening € 1.716,92 en op 31 juli 2017 € 871,33.
2.4.
Rabobank heeft [achternaam van eiser sub 1] met betrekking tot dit saldotekort op 3 juli 2017 en 31 juli 2017 aangeschreven en in die brieven vermeld dat indien betaling uitblijft, Rabobank verplicht is het saldotekort te melden bij het BKR.
2.5.
Dit heeft niet tot het aanzuiveren van het saldotekort op de betaalrekening geleid.
2.6.
Rabobank heeft op 29 augustus 2017 ten aanzien van het saldotekort op de betaalrekening een BKR-melding gedaan. Dit betrof een registratie A2, waarbij achterstandscodering A staat voor ‘er is een achterstand ontstaan’ en bijzonderheidscodering 2 betekent ‘de vordering is opeisbaar gesteld’.
2.7.
Op 10 oktober 2017 heeft [achternaam van eiser sub 1] Rabobank telefonisch geïnformeerd over de verkoop van zijn, toen al jaren te koop staande, woning. Na de verkoop van de woning hebben [achternaam van eiser sub 1] en Rabobank op 13 oktober 2017 op het kantoor van Rabobank een gesprek gevoerd over een mogelijke hypotheek voor een nieuwe woning. Aan het eind van dit gesprek heeft Rabobank aan [achternaam van eiser sub 1] medegedeeld dat zij geen financiering aan hem zal verstrekken in verband met voormelde BKR-registratie. Dezelfde dag (13 oktober 2017) heeft [achternaam van eiser sub 1] het tekort op de betaalrekening aangezuiverd en heeft hij Rabobank verzocht de BKR-registratie ongedaan te maken.
2.8.
Nadat [achternaam van eiser sub 1] op 13 oktober 2017 het tekort op de betaalrekening had aangezuiverd, is de registratie A2 afgemeld. De registratie blijft nog vijf jaar zichtbaar (tot november 2022).
2.9.
Hierna heeft [achternaam van eiser sub 1] over het verwijderen van de BKR-registratie nog gesprekken gevoerd met de afdeling Bijzonder Beheer van Rabobank en een klacht ingediend bij Rabobank Klachtenservice. Dit heeft niet tot verwijdering van de BKR-registratie geleid. Vervolgens hebben de door [achternaam van eiser sub 1] ingeschakelde advocaat en Rabobank nog met elkaar gecorrespondeerd. Dit heeft evenmin tot verwijdering van de BKR-registratie geleid.
2.10.
[achternaam van eiser sub 1] dient op 8 april 2018 met zijn gezin de verkochte woning te verlaten.
2.11.
[achternaam van eiser sub 1] heeft op 16 januari 2018 met betrekking tot een nieuwe woning een koopovereenkomst gesloten onder de ontbindende voorwaarde dat hij uiterlijk 18 februari 2018 geen financiering kan verkrijgen.
2.12.
Door de BKR-registratie is het [achternaam van eiser sub 1] nog niet gelukt een hypothecaire lening af te sluiten.

3.Het geschil

3.1.
[achternaam van eiser sub 1] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Rabobank zal veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de BKR-registratie van 29 augustus 2017 met contractnummer [rekeningnummer] te verwijderen c.q in te trekken dan wel het Bureau Kredietregistratie te Tiel te verzoeken tot verwijdering van de BKR-registratie over te gaan, op straffe van een dwangsom groot € 25.000,00 en € 1.000,00 per dag indien door Rabobank in strijd met deze veroordeling wordt gehandeld en met veroordeling van Rabobank in de kosten van het geding.
3.2.
Rabobank voert gemotiveerd verweer en concludeert [achternaam van eiser sub 1] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren althans tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [achternaam van eiser sub 1] in de kosten van de procedure, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.

4.De beoordeling

4.1.
In geschil is of Rabobank de BKR-registratie in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) dient te verwijderen, zoals door [achternaam van eiser sub 1] in dit kort geding gevorderd en waartegen Rabobank verweer heeft gevoerd.
spoedeisend belang
4.2.
Rabobank wijst erop dat het spoedeisend belang van [achternaam van eiser sub 1] bij zijn vordering vooral het gevolg is van zijn (recente) aankoopbeslissing van de nieuwe woning (met een financieringsvoorbehoud tot 18 februari 2018). Dit maakt dat inderdaad dat [achternaam van eiser sub 1] een spoedeisend belang heeft maar het spoedeisend belang van [achternaam van eiser sub 1] bij zijn vordering volgt ook al uit het feit dat zijn huidige woning is verkocht en hij deze met zijn gezin uiterlijk 8 april 2018 dient te verlaten en hij hoe dan ook op korte termijn in nieuwe woonruimte zal dienen te voorzien. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het spoedeisend belang bij zijn vordering dan ook voldoende gebleken.
belangenafweging
4.3.
Zoals ook partijen betogen, is op de BKR-registratie de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) van toepassing.
4.4.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 9 september 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BQ8097) overwogen dat de Wbp in overeenstemming met het bepaalde in artikel 8 EVRM moet worden uitgelegd en dat uit de wetsgeschiedenis van de Wbp volgt dat bij elke gegevensverwerking moet zijn voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dit brengt naar het oordeel van de Hoge Raad mee dat de inbreuk op de belangen van betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel, en dat dit doel in redelijkheid niet op een andere, voor de betrokkene minder nadelige, wijze kan worden verwerkelijkt.
4.5.
Ook bij de BKR-registraties moet zijn voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Daarbij gaat het niet om de afweging van de belangen tussen [achternaam van eiser sub 1] en Rabobank maar om een afweging van de individuele belangen van [achternaam van eiser sub 1] bij de verwijdering van de onderhavige codering tegen het achterliggende belang van (de handhaving van) de BKR-registratie (en het met de BKR-melding te dienen doel).
4.6.
Het doel van BKR is het bevorderen van een maatschappelijk verantwoorde financiële dienstverlening. BKR wil consumenten behoeden voor overkreditering en andere financiële problemen (problematische schuldsituaties). Daarnaast levert BKR voor haar zakelijke klanten een bijdrage aan het beperken van de financiële risico’s bij kredietverlening en aan het voorkomen en bestrijden van misbruik en fraude.
4.7.
[achternaam van eiser sub 1] heeft als zijn belang voor de verwijdering van de BKR gesteld dat hij door de BKR-registratie geen nieuwe hypothecaire geldlening kan verkrijgen, dat de BKR-registratie nadelige gevolgen heeft voor zijn onderneming, dat de betalingsachterstand slechts betrekking heeft op een periode van een half jaar met een saltotekort variërend van € 845,84 tot € 1.709,45 en dat hij om een woning te kunnen huren (in de vrije sector) ook wordt geconfronteerd met een BKR-toetsing. Verder wijst hij erop dat hij de roodstand na het bij hem bekend worden van de BKR-melding (bij het adviesgesprek op 13 oktober 2017) direct heeft voldaan. Hij voert aan dat hij de aanmaningen van 3 juli 2017 en 31 juli 2017 nooit heeft ontvangen. Hij heeft ter zitting toegelicht dat hij andere belangrijke berichten via de berichtenbox bij telebankieren ontvangt maar dat hij via deze berichtenbox over een mogelijke BKR-melding niets heeft ontvangen. Hij wijst er verder op dat zijn huidige financiële situatie gezond is.
4.8.
Rabobank meent dat er ook na een belangenafweging geen reden is om de BKR-registratie vroegtijdig te verwijderen. Indien de registratie zou worden verwijderd, krijgen kredietverstrekkers volgens Rabobank een onjuist beeld van de financiële positie en het betalingsgedrag van [achternaam van eiser sub 1] . Ook wordt met de registratie overkreditering en andere problematische schuldsituaties voorkomen. Van uitzonderlijke omstandigheden is volgens Rabobank niet gebleken. Volgens Rabobank is het verder onwaarschijnlijk dat [achternaam van eiser sub 1] juist de twee aanmaningsbrieven van juli 2017 niet zou hebben ontvangen. Zij wijst er tot slot op dat recent door BKR de “Handleiding Belangenafweging” is gepubliceerd, waarin is opgenomen dat een negatieve BKR-registratie niet in de weg staat aan het verkrijgen van een nieuwe hypotheek.
4.9.
Op dit laatste punt heeft [achternaam van eiser sub 1] onbetwist aangevoerd dat deze publicatie van het BKR niet ziet op de melding A2 zoals hier aan de orde is.
4.10.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter wegen de individuele belangen van [achternaam van eiser sub 1] zwaarder dan de algemene kredietregistratiebelangen. Daarbij zijn de volgende omstandigheden meegewogen:
- uit de stukken, stellingen en toelichting van partijen ter zitting blijkt dat [achternaam van eiser sub 1] telkens alles in het werk heeft gesteld om in overleg met Rabobank zijn financiën op orde te brengen. In samenspraak met de bank heeft hij zijn huis te koop gezet om lagere woonlasten te krijgen. Bij eerdere BKR-waarschuwingen heeft hij in overleg met Rabobank naar oplossingen gezocht; zo hebben partijen in 2015 een betalingsregeling getroffen en in 2016 is de Spaar Optimaal Polis gebruikt om de ontstane achterstand van de hypothecaire lening in te lopen.
- niet uitgesloten is dat [achternaam van eiser sub 1] de zogenoemde vooraankondigingsbrieven van 3 juli 2017 en 31 juli 2017 niet heeft ontvangen. De brieven zijn niet aangetekend of per e-mail of via de berichtenbox verstuurd. De vooraankondiging strekt ertoe dat de betrokkene op de hoogte raakt van het voornemen van de kredietverstrekker zijn betalingsachterstand te laten registreren, zodat hij mede ter voorkoming van de nadelige gevolgen die een registratie voor hem kan meebrengen, beziet of de betalingsachterstand kan worden ingelopen. Op het moment dat [achternaam van eiser sub 1] op 13 oktober 2017 geconfronteerd werd met de BKR-melding heeft hij het saldotekort direct aangevuld.
- de roodstand waarop de BKR-melding betrekking heeft, betreft een relatief gering bedrag. Daar komt nog bij dat op de overige rekeningen die [achternaam van eiser sub 1] bij Rabobank heeft een positief saldo stond. [achternaam van eiser sub 1] is ook nooit opgehouden te betalen op de betaalrekening maar heeft de betalingen (volgens zijn eigen zeggen te laks) steeds te laat gedaan, waardoor er elke maand een roodstand ontstond.
- uit de door [achternaam van eiser sub 1] ingebrachte stukken blijkt verder dat zijn huidige financiële situatie, na overdracht van de woning en ook rekening houdend met de aankoop van zijn nieuwe woning, gezond is.
4.11.
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, acht de voorzieningenrechter het niet aannemelijk dat [achternaam van eiser sub 1] een financieel risico vormt voor kredietverleners of dat hij voor overkreditering en andere financiële problemen (problematische schuldsituaties) behoed dient te worden.
4.12.
Dit leidt tot de slotsom dat de vordering van [achternaam van eiser sub 1] als na te melden toewijsbaar is en dat Rabobank de codering A2 dient te (laten) verwijderen.
4.13.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als hierna weergegeven.
4.14.
De door [achternaam van eiser sub 1] genoemde termijn van 24 uur komt de voorzieningenrechter te kort voor en zal als na te melden worden toegewezen.
4.15.
Nu voor het ongedaan maken van de registratie ook de medewerking van het Bureau Krediet Registratie te Tiel nodig zal zijn, zal de gevorderde veroordeling van Rabobank als na te melden worden toegewezen.
4.16.
Rabobank zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [achternaam van eiser sub 1] worden begroot op:
- dagvaarding € 98,01
- griffierecht 895,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.809,01

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Rabobank om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de BKR-registratie van 29 augustus 2017 van rekeningnummer [rekeningnummer] te (laten) verwijderen dan wel in te trekken, dan wel het Bureau Kredietregistratie te Tiel te verzoeken tot verwijdering van de BKR-registratie over te gaan,
5.2.
veroordeelt Rabobank om aan [achternaam van eiser sub 1] een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij verwijtbaar niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt Rabobank in de proceskosten, aan de zijde van [achternaam van eiser sub 1] tot op heden begroot op € 1.809,01,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. van Binsbergen en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2018. [1]

Voetnoten

1.type: PvT (4189)