In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 december 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting voor Participatie en Integratie (Stichting IPI) en Stichting Blik op Werk. Stichting IPI, gevestigd te Amsterdam, vorderde de intrekking van het keurmerk door Blik op Werk ongedaan te maken. Blik op Werk had het keurmerk van Stichting IPI geschorst en later ingetrokken, omdat Stichting IPI in strijd met de wet- en regelgeving handelde door geld van DUO-leningen aan cursisten te verstrekken. Dit was in strijd met artikel 16 lid 2 van de Wet inburgering, dat bepaalt dat de lening rechtstreeks aan de cursusinstelling moet worden betaald.
De voorzieningenrechter oordeelde dat Stichting IPI wist of had moeten weten dat het verstrekken van geld aan cursisten niet was toegestaan. De rechter erkende dat er een spoedeisend belang was voor Stichting IPI, maar oordeelde dat de intrekking van het keurmerk gerechtvaardigd was. Blik op Werk had bij de belangenafweging rekening gehouden met de omstandigheden van Stichting IPI, maar de ernst van de overtreding rechtvaardigde de genomen maatregel.
De vorderingen van Stichting IPI werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van Blik op Werk, die op € 1.442,00 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.