ECLI:NL:RBMNE:2018:686

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2018
Publicatiedatum
22 februari 2018
Zaaknummer
C/16/17/343 F
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot heropening van de verificatievergadering in faillissement

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 21 februari 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat op 29 december 2017 was ingediend door de schuldeiser [verzoekster]. Het verzoek strekte tot heropening van de verificatievergadering of verbetering van het proces-verbaal van de verificatievergadering in het faillissement van [gefailleerde]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gefailleerde op 30 maart 2017 failliet was verklaard, met mr. C.P. Lunter als rechter-commissaris en mr. M.C.C. Ording als curator. De verificatievergadering vond plaats op 17 oktober 2017 en werd aangehouden tot 21 november 2017, waar de lijsten van erkende concurrente en preferente schuldeisers werden vastgesteld. [verzoekster] heeft betwist dat haar vordering correct was weergegeven in de processen-verbaal en heeft verzocht om heropening van de verificatie om haar vorderingen te laten verifiëren.

De rechtbank overweegt dat de verificatieprocedure in faillissement een snelle en doeltreffende afwikkeling van het faillissement beoogt. Het opnieuw houden van een verificatieprocedure is niet voorzien in de Faillissementswet. [verzoekster] heeft niet tijdig beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechter-commissaris, waardoor de rechtbank het verzoek tot heropening van de verificatievergadering afwijst. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de verzoeken tot verbetering van het proces-verbaal niet kunnen worden toegewezen, omdat de fouten niet eenvoudig te herstellen zijn en het verzoek in feite neerkomt op een beroep tegen de erkenning van vorderingen door de rechter-commissaris.

De rechtbank concludeert dat [verzoekster] geen redelijk belang heeft bij haar verzoeken, aangezien de kosten van een gedetailleerd onderzoek naar de vorderingen niet opwegen tegen de mogelijke wijziging in het uitdelingspercentage. De rechtbank wijst de verzoeken van [verzoekster] af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
locatie Lelystad
zaaknummer: C/16/17/343 F
beschikking van de enkelvoudige kamer
Beslissing naar aanleiding van het op 29 december 2017 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift namens schuldeiser [verzoekster] strekkende tot heropening van de verificatievergadering dan wel verbetering van het proces-verbaal van de verificatievergadering in het faillissement van:
[gefailleerde] ,
geboren op [1959] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna: [gefailleerde] .

1.De procedure

1.1.
Op 29 december 2017 is namens [verzoekster] (hierna ook te noemen: [verzoekster] ) een verzoekschrift ingediend strekkende tot heropening van de verificatievergadering, dan wel verbetering van het proces-verbaal van de verificatievergadering.
1.2.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 februari 2018 alwaar zijn verschenen:
- mevrouw [verzoekster] , verzoekster;
- mr. A. van der Wijk, advocaat van verzoekster;
- mevrouw M. de Vries, (waarnemend) curator in voormeld faillissement;
- mevrouw [A] , schuldeiser,
- de heer [B] , echtgenoot van gefailleerde.
1.3.
Gefailleerde is met kennisgeving niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
2.1.1.
Gefailleerde is bij vonnis van 30 maart 2017 failliet verklaard met benoeming van mr. C.P. Lunter tot rechter-commissaris en met aanstelling van mr. M.C.C. Ording tot curator.
2.1.2.
Bij brief van 4 augustus 2017 heeft de curator de rechter-commissaris verzocht een (proforma) verificatievergadering te agenderen. Deze is vervolgens omgezet naar een niet proforma verificatievergadering. De vergadering is geopend op 17 oktober 2017 en aangehouden tot 21 november 2017.
2.1.3.
Blijkens de daarvan opgemaakte processen-verbalen heeft de rechter-commissaris op 21 november 2017 de lijsten van erkende concurrente en preferente schuldeisers vastgesteld. Er zijn door de curator geen vorderingen betwist. [gefailleerde] heeft wel vorderingen betwist. Er zijn geen vorderingen naar de renvooiprocedure verwezen. Vervolgens is op 21 november 2017 de verificatievergadering gesloten.
2.1.4.
Bij brief van 29 september 2017 heeft [verzoekster] , naast een verzoek tot aanpassing van haar vordering als schuldeiser, vorderingen op de lijsten betwist en over de plaatsing en hoogte vragen gesteld. Van deze betwistingen is in geen van de processen-verbaal melding gemaakt.

3.De verzoeken

3.1.
[verzoekster] heeft verzocht -samengevat- primair de verificatie te heropenen, zodat dan vorderingen juist kunnen worden geverifieerd dan wel betwist, en subsidiair verbetering van de processen-verbaal omdat haar betwisting volgens de brief van 29 september 2017 niet zijn vermeld.
3.2.
[verzoekster] heeft aangevoerd dat zij veruit de grootste schuldeiser van [gefailleerde] is. Haar vordering is geplaatst op de lijst van concurrente schuldeisers voor een bedrag van € 92.364,12. De totale geverifieerde concurrente schuldenlast bedraagt € 221.269,36. De geverifieerde preferente schuldenlast bedraagt € 2.782,00.
3.3.
Volgens [verzoekster] is haar belang om onterechte vorderingen van de lijst te krijgen of voor een te hoog bedrag ingediende vorderingen voor een lager bedrag te laten verifiëren, zodat haar aandeel groter wordt en zij daarmee een hogere uitdeling zal ontvangen.
3.4.
De curator heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.De beoordeling

4.1.
De verificatieprocedure in een faillissement is een relatief eenvoudige en snelle procedure om de aanspraak van schuldeisers voor wie het faillissement geldt vast te stellen. Bij de verificatie van vorderingen staat niet de waarheidsvinding voorop, maar een doeltreffende en voortvarende afwikkeling van het faillissement. Daarnaast wordt in het proces-verbaal van de verificatievergadering op een voor alle schuldeisers bindende wijze vastgelegd tot welk bedrag schuldeisers aanspraak kunnen maken op de boedel. Dit proces-verbaal heeft in zoverre bindende kracht. Het opnieuw houden van een verificatieprocedure is in de Faillissementswet niet voorzien. De wet geeft weliswaar de mogelijkheid om meer of andere vorderingen te verifiëren, maar niet de mogelijkheid om het proces van erkenning of betwisting te ‘heropenen’. Het is niet te verenigen met het hiervoor gemelde doel van het verificatieproces om dat desondanks toe te staan. Tegen een beslissing van de rechter-commissaris om vorderingen te erkennen tijdens een verificatievergadering staat op grond van artikel 67 Fw beroep open gedurende vijf dagen. [verzoekster] heeft niet tijdig beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechter-commissaris, zodat ook op die grond niet kan worden besloten tot heropening van de verificatievergadering. Het verzoek tot heropening van de verificatievergadering dient daarom te worden afgewezen.
4.2.
Artikel 137 lid 2 Faillissementswet (“Fw”) geeft de rechtbank de mogelijkheid om fouten in het proces-verbaal van de verificatievergadering te herstellen. De procedure tot verbetering ziet op herstel van kennelijke fouten die zich voor eenvoudig herstel lenen. De fouten, waarvan herstel wordt verzocht, dienen uit de stukken zelf te blijken.
4.3.
Voorafgaand aan de verificatievergadering heeft [verzoekster] bij brief medegedeeld dat zij met betrekking tot een aantal op de voorlopige lijsten staande schuldeisers vragen heeft, dan wel dat er vorderingen door haar worden betwist. Blijkens het proces-verbaal van de eerste verificatievergadering is de betwisting van de vorderingen door [verzoekster] niet verder aan de orde gekomen. Wel blijkt dat door [gefailleerde] en de curator vorderingen zijn betwist, dan wel vragen zijn gerezen met betrekking tot op de voorlopige lijst geplaatste vorderingen en de hoogte daarvan. De rechter-commissaris heeft de curator de gelegenheid gegeven de door haar betwiste vorderingen nader te onderzoeken en de verificatievergadering aangehouden tot 21 november 2017.
4.4.
Ten behoeve van de voortzetting van de verificatievergadering zijn door [gefailleerde] aanvullende stukken overgelegd waaruit zijn betwisting blijkt. Ook door de curator zij nadere stukken overgelegd ter onderbouwing van haar erkenningen. Op de voortgezette vergadering van 21 november 2017 zijn de al dan niet gewijzigde en door de curator erkende vorderingen door de rechter-commissaris geplaatst op de lijsten van erkende schuldeisers met vermelding de betwisting van [gefailleerde] . In het proces-verbaal staat niet vermeld dat [verzoekster] heeft verklaard over haar betwistingen. Er zijn geen stukken waaruit blijkt dat dit wel het geval is geweest.
4.5.
Deze volgorde van gebeurtenissen, de schriftelijke betwisting door [verzoekster] bij brief, gevolgd door onderzoek van de curator naar onder meer de door [gefailleerde] betwiste vorderingen en de daaropvolgende erkenning van gewijzigde vorderingen, zonder dat deze gewijzigde of nader onderbouwde vorderingen door [verzoekster] opnieuw zijn betwist, geven naar het oordeel van de rechtbank geen blijk van een onjuiste weergave in de processen-verbalen. De brief die voorafgaand is verzonden, kan door de gang van zaken tijdens de vergaderingen achterhaald zijn geraakt. De stukken vermelden hierover niets, zodat onvoldoende blijkt dat sprake is geweest van een vergissing bij het opstellen van de processen-verbaal.
4.6.
Daar komt bij dat, zelfs als van een vergissing sprake zou zijn, deze zich niet eenvoudig laat herstellen. Het verzoek tot herstel komt in feite neer op een beroep tegen de erkenning van vorderingen door de rechter-commissaris. Het zou inhouden dat partijen alsnog naar een renvooiprocedure worden verwezen. Een dergelijke beslissing raakt mede de belangen van die partijen en kan dus niet in het kader van een herstel van een proces-verbaal worden genomen.
4.7.
Ook dit verzoek dient te worden afgewezen.
4.8.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat [verzoekster] bij haar verzoeken geen redelijk belang heeft. [verzoekster] lijkt haar doel tot het verkrijgen van een hogere uitkering voorbij te schieten. Nog daargelaten of het in dit stadium nog mogelijk is om iedere vordering tot in finesse te onderzoeken zijn aan dit onderzoek aanmerkelijke kosten verbonden die ten laste komen van de boedel en derhalve de gezamenlijke schuldeisers, waarvan [verzoekster] de belangrijkste is. Een eventuele wijziging in de vorderingen die [verzoekster] wenst te betwisten leidt hoogstwaarschijnlijk tot een zodanig geringe wijziging van het uiteindelijke uitdelingspercentage dat dit niet opweegt tegen de hiervoor te maken kosten. [verzoekster] is meer gebaat bij een spoedige afwikkeling, zodat zij na beëindiging van het faillissement gefailleerde kan aanspreken voor het onbetaald gebleven deel van haar vordering.

5.5. De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de verzoeken af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Neijt en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.